place

Rijksbeschermd gezicht 's-Gravenhage - Sint Jacobskerk

Beschermd stads- of dorpsgezicht in NederlandDen Haag
Rijksbeschermd stads of dorpsgezicht 's Gravenhage Sint Jacobskerk
Rijksbeschermd stads of dorpsgezicht 's Gravenhage Sint Jacobskerk

Gezicht 's-Gravenhage - Sint Jacobskerk is een van rijkswege beschermd stadsgezicht in het gebied rond de Grote of Sint-Jacobskerk in Den Haag in de Nederlandse provincie Zuid-Holland. De procedure voor aanwijzing werd gestart op 30 september 1965. Het gebied werd op 5 juli 1971 definitief aangewezen. Het beschermd gezicht beslaat een oppervlakte van 20 hectare. Panden die binnen een beschermd gezicht vallen krijgen niet automatisch de status van beschermd monument. Wel zal de gemeente het bestemmingsplan aanpassen om nieuwe ontwikkelingen in het gebied te reguleren. De gezichtsbescherming richt zich op de stedenbouwkundige en cultuurhistorische waardering van een gebied en wil het toekomstig functioneren daarvan veiligstellen.

Fragment uit het Wikipedia-artikel Rijksbeschermd gezicht 's-Gravenhage - Sint Jacobskerk (Licentie: CC BY-SA 3.0, Auteurs, Beeldmateriaal).

Rijksbeschermd gezicht 's-Gravenhage - Sint Jacobskerk
Juffrouw Idastraat, Den Haag Centrum

Geografische coördinaten (GPS) Adres Nabijgelegen plaatsen
placeToon op kaart

Wikipedia: Rijksbeschermd gezicht 's-Gravenhage - Sint JacobskerkLees verder op Wikipedia

Geografische coördinaten (GPS)

Breedte Lengte
N 52.079343611111 ° E 4.3063022222222 °
placeToon op kaart

Adres

Juffrouw Idastraat 5
2513 BE Den Haag, Centrum
Zuid-Holland, Nederland
mapOpenen op Google Maps

Rijksbeschermd stads of dorpsgezicht 's Gravenhage Sint Jacobskerk
Rijksbeschermd stads of dorpsgezicht 's Gravenhage Sint Jacobskerk
Ervaringen delen

Nabijgelegen plaatsen

Molenstraat (Den Haag)
Molenstraat (Den Haag)

De Molenstraat in Den Haag is een winkel- en horecastraat in het Hofkwartier. De Molenstraat is vernoemd naar een middeleeuwse korenmolen, de Nordmolen, een al in de 16e eeuw verdwenen watermolen met onderslag rad, die gestaan heeft tegenover het begin van de Molenstraat aan het Noordeinde waardoorheen aan de noordoostzijde de (destijds nog niet overkluisde) Beek loopt die de Hofvijver voedt. De Molenstraat vormde vroeger de grens tussen Den Haag en het duingebied. De straat behoort samen met de Oude Molstraat en de Juffrouw Idastraat tot de oudste straten van Den Haag. Het waren zandpaden in de duinen, vandaar hun licht slingerende vorm. De straat verbindt het Noordeinde met de Torenstraat en loopt langs de zuidvleugel van Paleis Noordeinde. In de straat bevindt zich een oude stadspoort, de Koningspoort. Het straatje daarachter was vroeger langer maar de meeste huizen werden gesloopt om de Paleistuin aan te leggen. In de Molenstraat staan een aantal bijzondere panden. Even kant: Op nr 26 staat het Paleis Hotel op de hoek van de Oude Molstraat. Het is gevestigd in een historisch pand uit de 17de eeuw dat ooit het woonhuis was van de zuster en zwager van Louis Couperus, het echtpaar Vlielander Hein - Couperus. De schrijver logeerde hier meerdere malen. De film Eline Vere naar diens gelijknamige roman werd deels naast dit pand opgenomen. Het hotel werd in 2002 verkocht en vervolgens verbouwd tot een 4-sterren hotel met twintig kamers. Op nr 38, tegenover het Parkhotel, is een ingang tot de Schuilkerk der Oud-Katholieke Parochie uit 1722. Zondags wordt de ingang aan de Juffrouw Idastraat 7 gebruikt. Oneven kant: Op nr 25F staat achter de Koningspoort een voormalig koffiepakhuis in neo-renaissancestijl uit 1875. Het is een rijksmonument en werd door architect Joost Heuvelink gerenoveerd. De Koningspoort zelf werd door Stichting Monumentenfonds gerestaureerd in 1989. De poort geeft toegang tot enkele huizen en een hek van de tuinen van Paleis Noordeinde. Op nr 41 was de stempelwinkel van de gebroeders Sjoerd, Bouke en Leo Wartna. Ze hadden ook een stempelfabriek in de Oog in 't Zeilstraat. Tijdens de Tweede Wereldoorlog hielpen de broers het verzet door stempels te maken voor vervalsingen van distributiekaarten en identificatiepapieren. Frans Mol was de baas van hun verzetsgroep, hij werkte voor het Gewestelijk Arbeidsbureau. Frans Mol woonde aan de Stationsweg en had een onderduiker in huis. Later bleek deze Peter Marsman een V-man te zijn, die voor de Sicherheitsdienst werkte. Op 19 juni 1944 werden Frans en Truus Mol en hun 8-jarige zoontje gearresteerd. In hun huis werden stempels gevonden. Een dag later werd de winkel in de Molstraat overvallen door Cornelis Leemhuis en Johannes Krom, twee beruchte Haagse agenten die daarna ook de fabriek binnenvielen. De broers en hun werknemer Jan Palthe werden meegenomen naar de Laan Copes van Cattenburch 6, waar het Bureau Documentatiedienst was gevestigd. Hun winkelmeisje uit de Molstraat, Aleida Schrijvers, moest via kamp Vught naar Ravensbrück en werd door de Amerikanen bevrijd. De drie broers overleefden de kampen. Op nr 53 staat het in art-decostijl ingerichte Parkhotel, dat onder filosofen beroemd is als de locatie waar Bertrand Russell en Ludwig Wittgenstein in december 1919 hun eerste naoorlogse ontmoeting hadden, waarbij ze het manuscript van Wittgensteins Tractatus Logico-Philosophicus bespraken. Het hotel, gebouwd in 1912, stond toen bekend als het vegetarisch hotel-restaurant Pomona. Tien jaar na het overlijden van Jacques Levi Lassen nam de Stichting Levi Lassen in 1972 Parkhotel De Zalm over. Na renovatie waren er 120 kamers en tegenwoordig heet het hotel kortweg Parkhotel. De achterkant van het hotel kijkt uit over de Paleistuin. Verdwenen De latere Koninklijke Nederlandse Meubelenfabriek H.P. Mutters & Zoon begon in 1816 een werkplaats in de Molenstraat, bij de Koningspoort. Er waren toen nog geen huisnummers, als adres werd toen E145 gebruikt. Vader Johannes en zoon Hermanus Pieter (1797) begonnen er een meubelwerkplaats, die later uitgroeide tot mogelijk de eerste meubelfabriek van Nederland. Toen in 1863 Paleis Noordeinde werd verbouwd, mocht Mutters veel leveren voor de inrichting. Mede door deze extra drukte betrok Mutters een winkel aan de Kneuterdijk (nu Van Wielik, hoek Hartogstraat). In 1867 kreeg het bedrijf het predicaat Koninklijk. Vader Mutters overleed in 1864, zoon Mutters verruilde de werkplaats aan de Molenstraat in 1866 voor een door hem gebouwde nieuwe fabriek aan de Piet Heinstraat. De straat is nu een mengelmoes van kleine winkeltjes, cafés, lunchrooms en restaurants.

De Haagsche Effectensociëteit
De Haagsche Effectensociëteit

De Haagsche Effectensociëteit was de plaats waar effectenhandelaars bij elkaar kwamen; hij heeft bestaan van 1905 - 1974. In 1903 werd de 'Bond voor de Geld- en Effectenhandel in de Provincie' opgericht om de belangen te behartigen van provinciale banken en commissionairs, want de Amsterdamse handelaren wilden provisie gaan rekenen. Mede-oprichter en eerste voorzitter was Daniël François Scheurleer. De Haagse bankiers en commissionairs waren erg onafhankelijk van de Amsterdamse beurs. Handelaars uit de provincie moesten op de Amsterdamse beurs steeds hogere provisie betalen, hetgeen aanleiding was de Haagsche Effectensociëteit op te richten. Hij werd meestal de Haagsche Effectenbeurs genoemd. De Haagse beurs werd in 1905 opgericht onder anderen door Scheurleer, die tevens voorzitter en mede-oprichter was van de Vereeniging voor de Geld- en Effectenhandel te ’s-Gravenhage. Deze vereniging hield toezicht op de handel op de effectenbeurs. In 1915 werd de beurs in een beschikking van Willem Treub, de Minister van Financiën, aangewezen als effectenbeurs. De Haagsche Effectensociëteit begon in de Wagenstraat in een lokaal boven Peek & Cloppenburg, en verhuisde op 23 maart 1912 naar een speciaal voor hen verbouwde gereformeerde kerk in de Kleine Nobelstraat 23. Vanaf 1971 heeft de beurs nog vier jaren kantoor gehouden in een kamer bij de Kamer van Koophandel. De handel in effecten was vroeger heel eenvoudig. De handelaars kwamen bij elkaar, dronken koffie en wachtten de opening van de Amsterdamse beurs af. Dit was altijd om 1 uur. Daarna werd de quote bepaald voor de aandelen, en die gold in Den Haag en Rotterdam voor de rest van de dag. De koersen werden op een schoolbord geschreven. De Haagse Effectenbeurs is altijd klein gebleven. Tussen de Eerste- en Tweede Wereldoorlog kwamen gemiddeld 15 noteringen tot stand. Rotterdam had geen aparte effectenbeurs maar verhandelde de effecten op de goederenmarkt op de Blaak.

Noordeinde 66
Noordeinde 66

Noordeinde 66 te Den Haag is een pand dat eigendom is van het Nederlandse Rijksvastgoedbedrijf. Het ligt naast Paleis Noordeinde en is als pied-à-terre en secretariaat beschikbaar gesteld aan prinses Beatrix der Nederlanden. Het woonoppervlak is 640 vierkante meter. Van 1995 tot 2003 was het de woning van kroonprins Willem-Alexander der Nederlanden en vanaf zijn huwelijk in 2002 ook van zijn echtgenote prinses Máxima. Het uit 1757 daterende pand bestaat uit een kelder, twee hoge bouwlagen en een gedrukte bouwlaag onder een pannendak. De bakstenen voorgevel heeft een versierde ingang met kuifstuk en bevat een houten kroonlijst met consoles in de stijl van Lodewijk XV. De interieurs en trap zijn in empire- en Lodewijk XV-stijl. De opdracht voor de bouw werd gegeven door Willem Robert Schieffel. Het is gebouwd op de fundamenten van een huis uit de zestiende of begin zeventiende eeuw, dat door hem als belegging voor 7100 gulden op een veiling gekocht werd. Het pand werd door Schieffel verhuurd aan personen die betrokken waren bij het landsbestuur. De laatste huurder was Willem Frederik baron Röell, minister van Binnenlandse Zaken onder koning Lodewijk Napoleon. Daarna was het gebouw achtereenvolgens in bezit van Marinus de Jonge van Ellemeet, burgemeester van Sint-Maartensdijk; Jacobus Leonardus Mersen Senn van Bazel, een rentenier, en Jan Heemskerk Azn., die meerdere malen minister van Binnenlandse Zaken was. In 1898 werd het pand gekocht door koningin-moeder Emma en sindsdien was het in bezit van de Nederlandse koninklijke familie. In 1993 verkocht prinses Juliana der Nederlanden het pand aan haar kleinzoon Willem-Alexander voor 750.000 gulden, omgerekend ongeveer 340.000 euro. Deze liet het grondig renoveren en had er zijn privévertrekken op de eerste verdieping. Op de begane grond was zijn secretariaat. In 2008 verkocht hij het aan de Rijksgebouwendienst voor 3,25 miljoen euro. Op 1 juli 2014 ging de Rijksgebouwendienst op in het Rijksvastgoedbedrijf. In 2013-2014 werd het pand verbouwd om het gereed te maken voor het verblijf en de werkzaamheden van prinses Beatrix. De kosten kwamen uit op 3,7 miljoen euro, exclusief die voor de beveiliging. Onder meer werd een lift geplaatst.

Grote of Sint-Jacobskerk (Den Haag)
Grote of Sint-Jacobskerk (Den Haag)

De Grote of Sint-Jacobskerk is een kerkgebouw uit de late middeleeuwen in het centrum van Den Haag. Het behoort met het Binnenhof en de Abdijkerk van Loosduinen tot de oudste gebouwen van Den Haag. De graven van Holland speelden een belangrijke rol in de ontwikkeling van de kerk. Van historisch belang is de bijeenkomst in 1456 van de ridders van de Orde van het Gulden Vlies, die in de kerk hun wapenborden achterlieten. De vorm van de kerk is het eerste voorbeeld van het Haagse hallentype. De in Nederland zeldzame zeskantige kerktoren, dateert uit de eerste helft van de 15e eeuw en is met 92,5 meter hoogte de op negen na hoogste kerktoren in Nederland. Al direct na de bouw kreeg de kerktoren een klokkenspel dat elk uur een wekkering speelde. Haar eerste orgel kreeg de kerk rond 1500 of eerder, maar een exacte datum is niet bekend. In de kerk bevinden zich grafmonumenten en monumentale grafstenen, waaronder de cenotaaf voor admiraal Jacob van Wassenaer Obdam. Daarnaast is de kerk bekend vanwege het grote aantal leden van het huis Oranje-Nassau die in deze kerk werden gedoopt of er in het huwelijk zijn getreden, met als meest recente kroonprinses Catharina-Amalia der Nederlanden, die er in 2004 werd gedoopt. De kerk en kerktoren hebben niet dezelfde eigenaar: De kerk is eigendom van de Protestantse Kerk, terwijl de kerktoren eigendom is van de gemeente Den Haag. De kerk wordt hoofdzakelijk gebruikt voor culturele doelen zoals orgelconcerten of evenementen zoals beurzen.