place

Gebed zonder end

Straat in Amsterdam-Centrum
Gebed zonder end
Gebed zonder end

Het Gebed zonder end is een steegje in Amsterdam, evenwijdig aan de Nes en Oudezijds Voorburgwal, dat de Kuiperssteeg verbindt met de Grimburgwal. De zuidelijke ingang van het steegje ligt schuin tegenover de gebouwen van het voormalige Binnengasthuis; het ligt onder een poortgebouw. De steeg is voetgangersgebied. De naam van de steeg is op de muur geschilderd omdat het naambord veelvuldig werd gestolen. De naam van de steeg verwijst waarschijnlijk naar de vele kloosters die in de middeleeuwen in dit deel van Amsterdam stonden. Voor de Alteratie in 1578 stond de buurt bekend als de "Stille Zijde". Op de plek van de steeg stond het Sint Claraconvent, een nonnenklooster dat rond 1397 gesticht werd. Het kloostererf omvatte het zuidelijkste blok tussen de Nes en Oudezijds Voorburgwal, maar reikte net niet tot aan de Grimburgwal omdat hier de middeleeuwse stadswal lag.

Fragment uit het Wikipedia-artikel Gebed zonder end (Licentie: CC BY-SA 3.0, Auteurs, Beeldmateriaal).

Gebed zonder end
Gebed Zonder End, Amsterdam Centrum

Geografische coördinaten (GPS) Adres Nabijgelegen plaatsen
placeToon op kaart

Wikipedia: Gebed zonder endLees verder op Wikipedia

Geografische coördinaten (GPS)

Breedte Lengte
N 52.369444444444 ° E 4.8936111111111 °
placeToon op kaart

Adres

Gebed Zonder End 17A
1012 HS Amsterdam, Centrum
Noord-Holland, Nederland
mapOpenen op Google Maps

Gebed zonder end
Gebed zonder end
Ervaringen delen

Nabijgelegen plaatsen

Sleutelbrug (Amsterdam)
Sleutelbrug (Amsterdam)

De Sleutelbrug is een vaste brug in Amsterdam-Centrum. De welfbrug met drie doorvaarten is gelegen in de zuidelijke kade van de Grimburgwal en overspant de Oudezijds Voorburgwal. Vanaf de brug heeft men vol zicht op de gebouwen van het voormalige Binnengasthuis. De brug wordt omringd door gemeentelijke en rijksmonumenten. De grote blikvanger daaronder is het uit 1610 stammende Huis aan de Drie Grachten (de derde gracht is Oudezijds Achterburgwal). De brug zelf is vanaf 1995 een gemeentelijk monument. Naamgever van de brug is de Brouwerij De Sleutel, die in de 16e eeuw gevestigd was op het terrein van het Binnengasthuis en het Oudezijds Herenlogement. Er ligt hier al eeuwen een brug. Op de vroegst bekende plattegrond van Amsterdam van Cornelis Anthonisz. uit 1538 is al een brug ingetekend. De brouwerij was er toen nog niet, er lagen hier stadstimmertuinen. De brug wordt op de tekening van Claes Jansz. Visscher nog gedragen door houten jukken, maar een halve eeuw later op het schilderij van Gerrit Berckheyde is er al een stenen brug te zien. De brug is daarna nog wel verlaagd om het vervoer over de brug makkelijker te maken, maar sinds circa 1860 is er eigenlijk niets meer veranderd, zo valt uit een foto van Pieter Oosterhuis te zien. Een groot gedeelte van de brug werd nog wel in 1955/1956 vernieuwd, waaronder de middenboog en het wegdek (met sindsdien gewapend beton) daarover. De brug wordt gedragen door een houten paalfundering met stalen buispalen. Die renovatie maakte deel uit van het vernieuwen van de kadewand van dit deel van de Grimburgwal tot voorbij de brug 218. De brug ligt als een parallellogram over het water. De brug kreeg in 1995 de status van gemeentelijk monument en wordt omringd door gemeentelijke en rijksmonumenten. In die laatste categorie is het Huis aan de Drie Grachten het bekendst.

Rokin 111
Rokin 111

Rokin 111 te Amsterdam is een relatief groot kantoorgebouw aan het Rokin in Amsterdam-Centrum. Het gebouw werd op 11 december 2001 opgenomen in de monumentenregister van rijksmonumenten. Alle gebouwen tussen Rokin 95 en 199 zijn ofwel rijksmonument ofwel gemeentelijk monument. Hier stonden tot circa 1919 grachtenhuizen en/of pakhuizen, want het Rokin was hier ter plaatse nog open water, dat in verbinding stond met de Amstel. Veel scheepsverkeer was er echter niet meer, want de Doelenbrug en de Langebrug waren uitgevoerd als stadsbruggen met een vast middendeel. George Hendrik Breitner legde die situatie nog vast. De "Internationale Tabaksplantmaatschappij NV" liet hier met toen nog hoofdadres Nes 124-128 een nieuw kantoorgebouw neerzetten onder ontwerp van de in Amsterdam vrijwel onbekende architect Jacob London. Ingebouwd werd een zogenaamde monsterzaal (testen van tabaksplanten) en conciërgewoning. De bouw nam enkele jaren in beslag; de betonnen vloeren deden hun intrede en die moesten steeds aangepast worden. Boven in de gevel is als gevelbeeld een ton te zien met tabaksplanten, verwijzend naar de opdrachtgever. De maatschappij overleefde de bouw echter niet; ze ging in 1922 failliet, al maakte ze in de jaren voor het faillissement nog stevige winst. Het gebouw kreeg aan het Rokin zes bouwlagen (kelder/souterrain, begane grond en vier etages), Nes kreeg twee bouwlagen op de kelder. Alles is geplaatst onder platte daken (handelsmerk van London). Het gebouw oogt sterks symmetrisch al is de toegangsdeur niet centraal geplaatst. Opvallend is dat aan de voorgevel aan het Rokin geen baksteen te vinden is. Het geheel is opgetrokken uit blokken natuursteen, veelal vierkant en rechthoekig, maar nabij de toegangsdeur in de vorm van zuilen afgerond. In de plint zijn openingen voor de kelder/souterrain te vinden. Op de plint zijn bewerkte natuurstenen elementen (driehoekige vorm) te zien. Boven de toegangsdeur is een venster beschermd door smeedijzeren hekwerken die lijken op soortgelijke hekwerken in de Amsterdamse School; het monumentenregister meldt de stijl: Americanisme. Na de lijst tussen begane grond en eerste verdieping rijzen zes gecanneleerde zuilen/kolommen op waartussen zich verdiept aangebracht de raamgangen bevinden. Ter hoogte van de verdiepingsvloeren wordt de vlakke gevel onderbroken door rechthoekige versieringen in twee dieptes uitgevoerd. De zuilen/kolommen ter hoogte van de laatste ramenrij zijn voorzien van versierde opzetstukken. Vervolgens komt de dijklijst en bekroning met aan de onderzijde uitgespaarde blokjes en getrapte geveldelen. In het midden dan de ton. Het geheel wordt afgesloten door middel van twee kronen. Aan de zijde van de Nes is juist bijna alleen maar baksteen en glas te zien. De verticale geledingen uit de voorgevel zijn hier terug te vinden. De bakstenen gevel wordt afgesloten door een natuursteen daklijst waarin dezelfde uitsparingen zijn te vinden als in de voorgevel. Ook in deze gevel is nauwe symmetrie toegepast. Het gebouw werd al voor de oplevering te koop aangeboden op veilingen. Al snel werd het gebouw, ondanks dat het gebouw werd aangeprezen als kantoor, wellicht geliefd bij tabaksbedrijven, in gebruik genomen door Confectiefabriek Roma, die in die tijd naaisters nodig had. Eigenaar werd de "Maatschappij tot Exploitatie van het Gebouw De Tabaksplant". In 1925 trok de "Vereenigde Societeit Groot Amsterdam" in de onderste helft van het gebouw. Er moest flink verbouwd worden onder leiding van J.F. Bieling en F. Mastenbroek. De sociëteit, opgericht door wethouder Alfred Weiss was geen lang leven beschoren; er werd eind 1928 geliquideerd en het interieur werd in maart 1929 geveild. Daarna trok het een na het andere bedrijf in en uit het gebouw.

Rokin 115
Rokin 115

Rokin 115 te Amsterdam is een gebouw aan het Rokin in Amsterdam-Centrum. Sinds maart 2004 is het een gemeentelijk monument. Het Rokin maakt al eeuwen deel uit van het oude centrum van Amsterdam; het is het verlengde van de Amstel. In de loop der eeuwen is vrijwel alles verdwenen en is steeds oudbouw gesloopt en nieuwbouw neergezet. Zo stond op nummer 115 het gebouw Leeuwenburg, dat met de buurpanden, op de plaats werd gezet van het gesloopte 15e eeuwse Sint-Mariaklooster, dat bijna de gehele gevelwand vulde tussen Langebrugsteeg en Kalfsvelsteeg. Aan het eind van de jaren twintig van de 20e eeuw viel het doek voor het grachtenpand Rokin 115, dat nog aan het water van het Rokin stond. Het was een redelijk smal winkelpand waar de kunsthandel Van Gogh in was gevestigd. George Hendrik Breitner had het in het eerste decennium nog gefotografeerd. De Algemeene Friesche Levensverzekering Maatschappij, eerder gevestigd op Willemsparkweg 46 en Rokin 97 had uitbreiding nodig, kocht de grond op 115 en pleegde er nieuwbouw. Met architecten Herman Ambrosius Jan Baanders en Jan Baanders werd gedurende de jaren 1928-1929 een nieuw kantoor neergezet, waar de verzekeringsmaatschappij in oktober 1929 introk. Al in 1929 werd geconstateerd dat het een monumentaal gebouw betrof vanwege haar consequent tot de noklijn doorgevoerde vorm en gevelbekroning. Een van de opvallendste kenmerken van het gebouw toen was de entree, die de volledige voorgevel op de begane grond in beslag nam; de entree was alleen bereikbaar via een trapje. Achter de entree lag een centrale hal, met daarin de zestien kolommen die negen koepels ondersteunen waarop de eerste etage is geplaatst met het daadwerkelijke kantoor. De gevel is opgetrokken uit baksteen (Limburgs handvorm) en natuursteen (grijze tufsteen). Boven de toegang bevindt zich een baksteen paneel met afwijkend metselverband, aangepast aan de boogconstructie boven de centrale toegang. Die boog wordt aan beide zijden geflankeerd door reliëfs, links het Wapen van Amsterdam, rechts het Wapen van Friesland. Boven het paneel bevindt zich een natuurstenen lijst en volgen vier beeldhouwwerken van Hildo Krop aan beide zijden van een centraal geplaatst raam (van links naar rechts): Welvaart: vrouw met op haar armen voedsel Arbeid: Man met gereedschap Zorg, vrouw in verpleegstersuniform Rust, man met wandelstok. De titels stonden op de lijsten onder de beelden, maar sinds 1929 zijn de letters weggevreten onder milieuverontreiniging Er volgen dan nog drie raamrijen, waarvan de bovenste teruggetrokken onderdeel uitmaakt van het balkon. De voorgevel werd afgesloten door een natuurstenen paneel waarop de naam van het verzekeringsbedrijf was vermeld. De bouwstijl zou invloeden vertonen van architecten als Hendrik Petrus Berlage en Karel de Bazel. In het interieur zouden zich van oorsprong glasmozaïeken bevinden van Willem Bogtman. In 1967 vond een grote verbouwing plaats, maar het gebouw behield daarbij grotendeels haar originele uiterlijk en innerlijk. De eigenaar Algemeene Friesche Levensverzekeringsmaatschappij had deze plek vermoedelijk uitgekozen omdat er ter plaatste meerdere maatschappijen aan Damrak en Rokin waren gevestigd. Schuin tegenover Rokin 115 staat bijvoorbeeld het gebouw waarin De Nederlanden van 1845 (Muntplein 2-4) was gevestigd. Beide maatschappijen ondergingen steeds fusies in een aparte verzekeringstak. De Friesche eindigde bij Aegon, De Nederlanden in Nationale-Nederlanden. Beide maatschappijen trokken zich terug van deze plek; de plek van de Friesche, vertrokken rond 1950, werd in 1989 opgevuld door het Noordnederlands Effektenkantoor, in de 21e eeuw gevolgd door Ohpen, een bedrijf binnen financiële technologie, dat hier meerdere panden gebruikt. In de maanden volgend op de opening van de Metrolijn 52 (Noord/zuidlijn) kreeg het gebouw een naam: Station Rokin; het metrostation Rokin ligt voor de deur en de entree kan aangezien worden voor een plaatselijke entree voor die metro. De naam wordt vermeld op de plek waar de oorspronkelijke gebruiker haar naam had staan.

Grimnessesluis
Grimnessesluis

De Grimnessesluis (brug 202) is een vaste brug in Amsterdam-Centrum. De korte verkeersbrug zorgt voor de verbinding tussen de oostzijde van het straatgedeelte van het Rokin en de Oude Turfmarkt. Ze overspant daarbij de kleine vaart tussen de Grimburgwal en datzelfde Rokin, maar dan open water. De brug wordt omringd door rijksmonumenten en één gemeentelijk monument (het kaartverkoophuisje ten noorden van de brug). Grimnessesluis was in vroeger tijden ook de aanduiding van de straat, die hier de Nes kruiste. Er ligt hier al eeuwen een brug. Cornelis Anthonisz. tekende hier al een brug in op zijn plattegrond van 1538. De brug maakte toen onderdeel uit van een drietal bruggen op de kruising Grimburgwal, Rokin en Spui. De Grimnessesluis is de enige die daarvan nog over is. De Langebrug verdween bij de gedeeltelijke demping van het Rokin, de brug Rokin/Spui verdween bij de demping van het Spui. De brug vormde door de eeuwen heen een inspiratiebron voor kunstenaars tot aan Rembrandt van Rijn toe. De brug werd in 1640 geschetst door Gerbrand van den Eeckhout, waarbij er een vrij hoge en steile brug te zien is (Oude Grimnisse Sluys). Niet veel later legde Abraham Rademaker hem vast in een tekening; Herman Schouten volgde rond 1783, waarbij de brug een ander uiterlijk laat zien. De brug is dan een welfbrug met een bijna vlak brugdek, zoals ook te zien is op tekeningen van Jacob Cats en Jan Bulthuis (beide tekeningen uit de periode negentig van de achttiende eeuw). Toen Gerrit Hulseboom de brug in 1830 vastlegde was er sprake van een welfbrug waarbij het wegdek de welving volgt. In juni 1860 werd door de gemeente Amsterdam aanbesteed: "Het maken van een nieuwe steenen brug met ijzeren bascule, tegenover de Grimnessesluis in het te verbreeden gedeelte van de Oude Turfmarkt, en zulks met allen daartoe benoodigde materialen en arbeidslonen". Het ontwerp voor die brug was afkomstig van Bastiaan de Greef, stadsarchitect en werkzaam aan de Stadstimmertuin. Er kwam westwaarts een nieuwe kade van het Rokin, waarbij de nieuwe brug werd gebouwd, die aanmerkelijk lager lag dan de oude welfbrug. Er bleef toen enige tijd water liggen tussen de oude en nieuwe kade van het Rokin. Toen dat water een paar jaar later werd gedempt, was het Rokin versmald en werd de oude brug overbodig. Rond 1868 verdween de oude brug, zodat in praktijk de brug 10 meter opgeschoven was. De sloop van de brug ging gepaard het slopen van de gebouwen op de Oude Turfmarkt 40 tot en met 44 en het bouwen van een gesticht tot verpleging van 100 kraamvrouwen (een deel van het Binnengasthuis). De brug werd in 1937 nog deels vernieuwd. In 2018 bleek de brug niet meer te voldoen aan de veiligheidseisen; er waren scheuren in het metselwerk ontdekt en het hout in de fundering bleek aangetast door een bacterie. De gemeente besloot derhalve de brug voor autoverkeer te sluiten.

Makelaarsbruggetje
Makelaarsbruggetje

Het Makelaarsbruggetje (brug 105) is een vaste brug in Amsterdam-Centrum. De voetgangersbrug is gelegen in het verlengde van de Sint Barberenstraat en voert over de Oudezijds Voorburgwal. De brug dateert uit 1893 toen tabaksmakelaar Frederik (Frits) Olie hier op eigen initiatief een brug liet bouwen. Hij wilde een kortere route tussen de kantoren van tabakshandelaren staande aan de oneven zijde van de Oudezijds Voorburgwal en de tabaksveiling, dan gehouden in Frascati aan de Nes (de Sint Barberenstraat leidt naar de Nes). Olie en zijn collegae moesten zelf de brug betalen, onderhouden en vrijhouden voor voetverkeer. Ze betaalden verder jaarlijks huur aan de gemeente Amsterdam voor het in gebruik hebben van de grond en het wateroppervlak waar de pijlers in stonden. De brug kreeg een apart uiterlijk; ze ligt relatief hoog boven het water omdat er ten tijde van de aanleg nog scheepvaartverkeer onderdoor moest kunnen. Tegelijkertijd liggen hier de walkanten vrij laag, daarom kreeg de brug aan beide zijden een aantal traptreden. De gemeente nam de brug in 1907 over van de tabakshandelaar. De brug heeft diverse renovaties ondergaan. In eerste instantie was de gehele brug van gietijzer met houten planken. Niet alleen de liggers en balustrades waren van gietijzer, maar ook de brugpijlers en dat is vrij zeldzaam. In 1991 was de brug dermate versleten dat een grote renovatie nodig was. Het werd toen verstandig geacht de overspanning en leuningen uit tevoeren in staal. De overige delen konden worden hergebruikt en bleven ongewijzigd. Door deze herstelwijze kon de brug in 2001/2002 benoemd worden tot rijksmonument. In 2014 was een volgende opknapbeurt noodzakelijk. De naam is een vernoeming naar de tabaksmakelaars. De overspanning kreeg als officieuze benamingen ook 'Tabaksbruggetje' en 'Brug der Tabakieten' mee.