place

Poentunnel

Bouwwerk in Amsterdam-CentrumTunnel in Amsterdam

De Poentunnel is de bijnaam van de voetgangerstunnel, die uitsluitend bestemd was voor bankpersoneel, onder het water van de Keizersgracht in Amsterdam-Centrum en een rechtstreekse ondergrondse verbinding vormde tussen de voormalige bankgebouwen De Bazel en de Vijzelbank aan de Vijzelstraat. De tunnel is 3,5 meter breed en 50 meter lang en aan beide zijden met trappen maar ook met een lift met de gebouwen verbonden. Bij de bouw werd de tunnel ook wel de Keizerssnede genoemd. De tunnel kwam in 1974 in gebruik bij de Algemene Bank Nederland en bood een overdekte looproute tussen de beide bankgebouwen. In tegenstelling tot de naam doet vermoeden werd de tunnel nauwelijks gebruikt voor het transport van geld tussen de beide bankgebouwen, maar werd hoofdzakelijk gebruikt door de directieleden die hun auto parkeerden in de parkeergarage van de Vijzelbank en werkzaam waren in De Bazel en zo overdekt hun werkplekken konden bereiken. Sinds het vertrek van de inmiddels ABN-AMRO uit De Bazel is de tunnel aan de noordzijde dichtgemetseld en is verder buiten gebruik maar nog wel open vanaf de zuidzijde. De verwachting is dat woningbouwvereniging Stadgenoot, nu eigenaar van het andere kantoor, de tunnel ook zal afsluiten. Er zijn echter ook voorstellen gedaan om er een attractie in te openen, bijvoorbeeld dat de bezoekers er door glazen wanden de visstand kunnen bekijken in het water van de Keizersgracht.

Fragment uit het Wikipedia-artikel Poentunnel (Licentie: CC BY-SA 3.0, Auteurs).

Poentunnel
Vijzelstraat, Amsterdam Centrum

Geografische coördinaten (GPS) Adres Nabijgelegen plaatsen
placeToon op kaart

Wikipedia: PoentunnelLees verder op Wikipedia

Geografische coördinaten (GPS)

Breedte Lengte
N 52.363869444444 ° E 4.892125 °
placeToon op kaart

Adres

Johanna Borskibrug

Vijzelstraat
1017 HL Amsterdam, Centrum
Noord-Holland, Nederland
mapOpenen op Google Maps

Ervaringen delen

Nabijgelegen plaatsen

Keizersgracht 609
Keizersgracht 609

Keizersgracht 609 is een gebouw aan de Keizersgracht, Amsterdam-Centrum. In de Amsterdamse grachtengordel werd al in de 17e eeuw gebouwd. Bebouwing is dan ook al ingetekend in de kaart van Frederik de Wit uit 1688. Op een prent uit circa 1768 van Jan Caspar Philips is hier een gebouw te zien, dat eruitziet als een standaard pakhuis, met aan de enerzijds drie koopmanshuizen en aan de andere kant een koetshuis. Cornelis Bors van Waveren is enige tijd eigenaar geweest van een rijtje panden alhier, maar onduidelijk is of nummer 609 daar ook onder viel. Op 24 december 1860 overleed Carel Joseph Fodor, de eigenaar van het gebouw (en de panden met halsgevels ernaast op 611 en 613). Hij liet het gebouw na aan de stad Amsterdam met de bepaling dat het omgebouwd moest worden tot museum, ter onderbrenging van zijn uitgebreide verzameling van toen moderne kunst (collectie Levende Meesters). De gemeente nam het legaat aan. Fodor had bepaald dat het gebouw voor maximaal 60.000 gulden verbouwd mocht worden. Rond 18 juni 1861 besteedde de gemeente echter aan "het bouwen van een museum aan de Keizersgracht nabij de Vijzelstraat". Overeenkomstig de wens van de overledenen werd het een "gaanderij voor schilderijen en teekeningen". De gemeente benaderde in eerste instantie (stads)architect Willem Springer, die het budget en de opdracht te beperkt vond en daarmee niet lastig gevallen wilde worden. Cornelis Outshoorn kwam met een ontwerp dat in goede aarde viel. Zeker de voorgevel van het gebouw werd dermate gewijzigd, dat de vraag rijst of er alleen verbouwd is of dat er werkelijk een nieuw gebouw is neergezet. In april 1862 was het gebouw dermate gevorderd dat koning Willem III der Nederlanden op bezoek kwam. De officiële opening van het museum vond plaats op 18 april 1863 (Fodor was geboren op 18 april 1803). Het Algemeen Handelsblad meldde op 21 april 1863 naar aanleiding van die opening dat het gebouw een grote entree had, rijk voorzien van marmer en stucwerk met een bewerkt plafond. Een brede mahoniehouten trap met bronzen leuningen leidde naar een kleine kunstzaal, waar in de hoeken twee beelden stonden. De volgende zaal was een grote zaal die mede verlicht werd door een dubbele glazen kap. Die grote vierkante zaal was eenvoudig, doch rijk versierd. Vanuit deze zaal waren nog enkele zalen in de naburige panden te betreden. Alle zalen hadden toch vooral de vorm van een galerij/gaanderij, zodat uitgebreid genoten kon worden van de kunstwerken. De eerste gebruiker was natuurlijk Museum Fodor, vanaf 1948 als dependance van het Stedelijk Museum. Daarna volgde in 1993 het Nederlands Vormgevingsinstituut, dat in 2000 werd opgeheven. Sinds 2001 heeft het gebouw weer een museale functie, met de komst van Foam Fotografiemuseum Amsterdam. De verbouwing daartoe werd begeleid door Benthem Crouwel Architekten. Het gebouw is sinds 9 juni 1970 vermeld als rijksmonument in het monumentenregister. De omschrijving is daarbij uiterst summier: een ouder pakhuis verbouwd gebouw met zandstenen Italianiserende gevel onder een rechte lijst naar een ontwerp van Outshoorn. In 2017 staat er een symmetrisch gebouw van drie verdiepingen achter een voorgevel bijna geheel opgetrokken uit zandsteen. Elke verdieping wordt afgesloten met een lijst. De begane grond heeft twee ruiten aan weerszijden van de deur onder een bovenlicht in een hoog uitgesneden boogconstructie. Boven die deur een sluitsteen met versiering. In de boog staat in (blad)gouden letters "MUSEUM FODOR". Aan beide zijden daarvan twee datumstenen "ANNO" en "1861". Net onder de eerste lijst treft men nog enkele versieringen aan, gelijk als daar net boven. Het middelste raam op de eerste etage is enigszins teruggetrokken geplaatst tussen pilasters, voor het raam zijn kandelaberzuiltjes te zien. Boven alle drie de ramen zijn schilden te zien. Onder de tweede lijst zijn er weer uitgebreide versieringen te zien. De ramen op de tweede etage zijn gelijkvormig, maar ook hier is het middelste raam enigszins teruggetrokken geplaatst. Daarboven bevindt zich de bovenst lijst, die ondersteund wordt door vier versieringen.. Daarop is een soort balkonafscheiding te zien.

Museum Fodor
Museum Fodor

Museum Fodor was een museum aan de Keizersgracht in Amsterdam, dat heeft bestaan van 1863 tot en met 1993. Naamgever van het museum was Carel Joseph Fodor (1803-1860), die rijk was geworden door de handel in steenkool. Bij testament liet hij zijn uitgebreide kunstverzameling na aan de stad (men dacht eerst aan de staat) onder een aantal voorwaarden: Het museum moest worden ingericht in drie panden aan de Keizersgracht, die in zijn bezit waren. De drie panden moesten daartoe aangepast worden voor een bedrag van maximaal 60.000 gulden. De beheerder moest benoemd worden door de executoren en diens opvolgers door het bestuur van de stad, in overleg met de Koninklijke Academie van Beeldende Kunsten, waar Fodor jarenlang een bestuursfunctie had. Het museum moest Museum Fodor gaan heten. In januari 1861 accepteerde de gemeenteraad het legaat, waarna de planning tot de inrichting van het museum begon. Het museum werd, ondanks gemopper hier en daar omdat de belangrijke werken niet naar het Rijksmuseum konden worden overgebracht, ingericht in het "Pakhuis Het Spook" aan de Keizersgracht 609, waar een “gaanderij voor schilderijen en teekeningen” moest komen. De collectie omvatte 161 schilderijen, 877 tekeningen en 302 prenten. Fodor had bepaald dat het pand verbouwd moest worden voor maximaal 60.000 gulden, maar na aanbesteding gunde de gemeente Amsterdam op 18 juni 1861 de bouw voor een bedrag van 89,748 gulden voor een museum voor de schilderijen, nagelaten door den heer Fodor, op de Keizersgracht bij de Vijzelstraat. De bouw en inrichting stond onder supervisie van Arie Johannes Lamme, die later benoemd werd tot honorair lid der commissie van bestuur over het Museum Fodor. Het ontwerp van het gebouw was van Cornelis Outshoorn. In maart 1862 was het gebouw in zoverre gevorderd dat koning Willem III der Nederlanden het gebouw kon komen bezichtigen. Op 18 april 1863, de geboortedag van de stichter, werd Museum Fodor officieel geopend. Het museum werd later aangevuld met de Atlas Splitgerber (1879) en de Jan en Caspar Luyken-collectie (1889). De belangstelling voor het museum liep in de jaren daarna terug, waarschijnlijk te wijten aan de terugloop in de interesse in 19e-eeuwse kunst. In 1948 werd het museumgebouw als dependance door het Stedelijk Museum in gebruik genomen, met voornamelijk werk van Amsterdamse kunstenaars. Het Stedelijk behield de schilderijen, de tekeningen en prenten werden ondergebracht bij het Rijksprentenkabinet. In 1963 kwam de Fodor-collectie onder het beheer van het Amsterdams Historisch Museum. Op 1 januari 1993 hield Museum Fodor op te bestaan. In 1994 werd het Nederlands Vormgevingsinstituut in het voormalig museumgebouw gevestigd. In 2001 kreeg het pand weer een museale functie, toen het Foam Fotografiemuseum Amsterdam erin trok.

Prinsengracht 927
Prinsengracht 927

Prinsengracht 927 is een gebouw aan de Prinsengracht in Amsterdam-Centrum. Aan de overzijde van de gracht staat het Maison Descartes. Van 1882 tot en met 1884 werd hier gebouwd aan de Elisabeth Wolffschool, een meisjesschool van de vierde klasse, dat wil zeggen meisjes uit de gegoede gezinnen; het was de duurste klasse. Niet ver van deze school werd tegelijkertijd gebouwd aan eenzelfde school aan het Molenpad 15-17, eveneens vierde klasse. Ook hier duurde de bouw langer dan gepland. In september 1883 konden de ouders leerlingen inschrijven voor 70 gulden per jaar, met de mededeling dat de school op 1 februari 1884 geopend zou worden. De school zou geleid worden door mejuffrouw M.R. Hon-Hon. Bij de opening werd een buste van Elisabeth Wolff geplaatst afkomstig uit het atelier van Sara Stracké-van Bosse. De school maakte roerige tijden mee. Haar zuster op onderwijsgebied, de Agatha Dekenschool op het Molenpad sloot haar deuren (als school) in 1901. In de jaren 1926 tot 1928 gingen de gebouwen ten zuiden van de E. Wolffschool tegen de vlakte om plaats te maken voor de verbreding van de Vijzelstraat en bouw van Amstelstein, een gebouw van Jo van der Mey. Datzelfde gebouw ging in 1963 weer tegen de vlakte, omdat er constant mankementen waren tot gedeeltelijke instortingen aan toe. Van 1963 tot 1969 lag dat terrein braak. Vanaf dat jaar werd er gebouwd aan de Vijzelbank van Marius Duintjer. Al die tijd bleef de Elisabeth Wolffschool open. Eind jaren zeventig braken sombere tijden aan voor de school. Gezinnen vertrokken uit de binnenstad (de woningen werden naar de eisen van de ouders te klein voor het stichten van een gezin) en de school kreeg onvoldoende leerlingenaanbod (ook de reden dat de Agatha Dekenschool verplaatste). Eind 1983 waren er nog (maar) 46 leerlingen. De gemeentelijk inspectiedienst had de ouders er al in februari 1983 op gewezen, dat er onvoldoende leerlingen waren. Het minimum voor handhaving was dertig kleuters en vijfennegentig leerlingen. Een poging omdat aantal te halen door er balletklassen in te stellen leverde onvoldoende nieuwe aanwas op. In december 1983 viel het doek voor deze school en zes andere; er zou geen jaarleergang 1984/1985 meer zijn. De leerlingen moesten voortaan naar scholen in Amsterdam-Zuid. Vanaf 1984/1985 werd er nog wel lesgegeven in de gebouwen, er werd (een deel van) de particuliere onderwijsinstelling Luzac College in gevestigd. Die instelling hield het daar een aantal jaren vol. Begin 21e eeuw werd het gehele gebouw omgebouwd tot drie luxe appartementen, waarbij zowel uiterlijk als het binnenwerk zoveel mogelijk bewaard bleef. Dat was verplicht, want dezelfde gemeente die de school had gesloten, benoemde het gebouw in 2005 tot gemeentelijk monument (207048). Het gebouw is ontworpen door de Dienst der Publieke Werken waar toen Willem Springer (deels) verantwoordelijk was voor de scholen. Bastiaan de Greef was toen zijn baas, maar in de neorenaissancestijl van het gebouw is de hand van Springer zichtbaar. Het gebouw kent drie verdiepingen met daarboven een uitkragende daklijst en zolderetage onder een schilddak. Het geheel staat op een natuurstenen plint. In tegenstelling tot het gebouw aan het Molenpad is het (relatief) smal. Er zijn ook overeenkomsten met het uiterlijk met die school. De rechthoekige ramen op de begane grond hebben geen versieringsbogen, de ramen op de eerste en tweede etage wel. De versieringsbogen op de eerste etage zijn daarbij enigszins afgeplat, terwijl die op de tweede etage een rondere vorm hebben. Alle ramen hebben daarbij natuurstenen omraming. Onder de bogen zijn sgraffitto-motieven aangebracht. De zolderetage heeft een stenen met natuursteenelementen versierde dakkapel met daarboven een fronton. De kroonlijst lijkt daarbij gedragen te worden door stenen consoles. Wat aan de buitenzijde van het gebouw ontbreekt is de toepassing van een risaliet, al is een restant daarvan wel te zien in de omlijsting van de toegangsdeur, waarboven nog natuurstenen versieringen zijn aangebracht, bestaande uit onder meer een uitkragende lijst en twee snijraam. Daarboven is onder een fronton het Wapen van Amsterdam te zien met de drie Andreaskruizen ingebed tussen kleine klauwstuken. Het geheel is opgetrokken in rode en gele stenen. Onder het middelste raam op de eerste verdieping is nog een natuurstenen plaat te zien met de naam "Elisabeth·Wolff·School".