place

Groote Keijser

Geschiedenis van AmsterdamKeizersgrachtKraakpand in NederlandRijksmonument in Amsterdam-CentrumWoning in Amsterdam
GrooteKeijser2011 1
GrooteKeijser2011 1

De Groote Keijser was de verzamelnaam voor een zestal panden aan de Amsterdamse Keizersgracht, met de huisnummers 242 tot 252. De panden zijn gebouwd tussen 1620 en 1730 en hebben de status van rijksmonument. Eind jaren zeventig en begin jaren tachtig van de 20e eeuw kregen de panden landelijke bekendheid als bolwerk van de kraakbeweging in Amsterdam. De schrijfwijze van het kraakpand de Groote Keijser was ook wel Groote Keijzer, Groote Keyzer of Groote Keyser.

Fragment uit het Wikipedia-artikel Groote Keijser (Licentie: CC BY-SA 3.0, Auteurs, Beeldmateriaal).

Groote Keijser
Keizersgracht, Amsterdam Centrum

Geografische coördinaten (GPS) Adres Nabijgelegen plaatsen
placeToon op kaart

Wikipedia: Groote KeijserLees verder op Wikipedia

Geografische coördinaten (GPS)

Breedte Lengte
N 52.37205 ° E 4.8843888888889 °
placeToon op kaart

Adres

Keizersgracht 246A
1016 EV Amsterdam, Centrum
Noord-Holland, Nederland
mapOpenen op Google Maps

GrooteKeijser2011 1
GrooteKeijser2011 1
Ervaringen delen

Nabijgelegen plaatsen

Marten Toonderbrug (brug 48)
Marten Toonderbrug (brug 48)

De Marten Toonderbrug (brug 48) is een gemetselde welfbrug in Amsterdam-Centrum. De brug vormt de verbinding tussen de Wolvenstraat en Berenstraat en overspant daar de Keizersgracht. Er lag hier al eeuwen een brug. De brug die er in 1902 lag kreeg te maken met mankementen door de hoeveelheid verkeer dat er overheen ging. Verrotte houten liggers werden vervangen door liggers van ijzer en ook het metselwerk moest hersteld worden. Er waren plannen gemaakt de brug te verlagen, zodat er geen sprake meer was van een “bochelbrug”. Er kwam een tegenadvies omdat met het verlagen van de brug een "kostbaar uitzicht" in Amsterdam verloren zou gaan. Dat tegenadvies werd door Burgemeester en Wethouders niet overgenomen, de brug werd verlaagd. Dat dat nodig was bleek nog in 1923, toen een paard (van paard en wagen) van de brug afgleed (toen de brug al verlaagd was) en te water raakte (ze werd met het reddingstoestel gered) en in 1925 kantelde er een vrachtauto. In 1926 kon opnieuw een paard een wagen met meelzakken niet in het gareel houden en liep met alles een pianowinkel van Goldschmeding binnen. Omdat het paard rustig enigszins trillend bleef staan kreeg het de bijnaam "Het muzikale paard". In het najaar van 1928 moest de gemeente beslissen dat zwaar vervoer niet meer over de brug mocht. In 1949/1950 moest de brug verbreed worden, waarbij Piet Kramer advies verstrekte. Beginjaren tachtig besloot de gemeente dat de oude brug in oude glorie hersteld moest worden en kreeg de brug drie gewelfde doorvaarten. De brug ging jaren officieus door het leven als Felix Meritisbrug, naar het nabijgelegen Felix Meritis. Die commerciële binding was een van de redenen dat de brug in 2016 ter sprake kwam bij het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam. Bij een controle over de brugnamen bleek dat de naam niet voldeed aan de richtlijnen, die gelden om opgenomen te kunnen worden in de Basisregistraties adressen en gebouwen. De brug kwam voor op lijst 2 van twee lijsten met aan te passen officieuze brugnamen (lijst 1 bevat officieuze brugnamen die officieel gemaakt zouden kunnen worden; lijst 2 bevat officieuze brugnamen, waarover na een inspraakronde beslist wordt of de naam officieel erkend wordt, dan wel officieel wordt afgekeurd). Sinds juni 2016 was de brug derhalve officieel (weer) naamloos; in 2022 is de brug vernoemd naar schrijver/tekenaar Marten Toonder, op initiatief van de heer M. Louis, een Amsterdamse inwoner.

Caetsbaanbrug
Caetsbaanbrug

De Caetsbaanbrug (brug 112) is een vaste brug in Amsterdam-Centrum. Ze is gelegen in de zuidwestelijke kade van de Prinsengracht en is gelegen in de Lauriergracht. Het is naast de brug 110 en brug 111 een van de drie bruggen over die gracht. Er ligt hier al eeuwen een brug. Balthasar Florisz. van Berckenrode tekende de brug al in op zijn plattegrond uit 1625; ze lag toen in de Prince Graft over de Laurier Graft. De moderne geschiedenis begint al in 1704. Toen werd er een brug met drie bogen en doorvaarten gebouwd, zoals die ook elders in de kade van de Prinsengracht te vinden waren over de Looiersgracht (Looierssluis (brug 103)) en Elandsgracht (verdwenen brug 104). De brug is rond 1789 vastgelegd door Nicolaas Baur, waarbij een van de twee kleine bogen al diende tot opslagplaats. Er zullen ongetwijfeld de nodige reparaties aan de brug hebben plaatsgevonden, maar in 1891 is door Jacob Olie een foto geschoten van deze brug, toen zij nog drie bogen had. De huidige brug dateert van 1893; er was een jaar eerder een aanbesteding voor 36 ton balkijzer, 11 ton buckelplaten en 0,5 ton u-ijzer en 1 ton hoekijzer voor de vernieuwing van de Berensluis (brug 65,Prinsengracht, Berenstraat) en deze brug. In mei 1893 was alle boven de waterlijn gesloopt en kon de aannemer beginnen met de bouw van landhoofden en nieuwe brug. De brug kwam daarna alleen nog in het nieuws vanwege een verzakking van het wegdek in een van de taluds (1925). Daarna is vermoedelijk eigenlijk alleen het wegdek nog vernieuwd. Volgens de Stadsatlas Amsterdam uit 2006, lag hier voordat de Lauriergracht gegraven werd het Kaatsbaanpad (of Caetsbaanpad).

Niek Engelschmanbrug
Niek Engelschmanbrug

De Niek Engelschmanbrug (brug 106) is een vaste brug in Amsterdam-Centrum. Ze verbindt de Raadhuisstraat met de Westermarkt, ze overspant daarbij de Keizersgracht. Hier kwam in de jaren negentig van de 19e eeuw een brug, toen eerst de Warmoesgracht werd gedempt en later een doorbraak tussen de Herengracht en Keizersgracht werd gemaakt om een af- en aanvoerweg van en naar Amsterdam-West te maken. De route voldeed aan haar verwachtingen want in 1922/1923 kwamen al de eerste plannen om de bruggen in die route te verbreden. Voor brug 106 kwam realisatie pas laat op gang, in 1925 was het klaar. In dat traject zaten ook de aanpassingen aan brug 108 verderop in de radiaalweg. De brug kreeg ook samen met brug 8 en brug 22 eenzelfde uiterlijk, maar kreeg maar twee doorvaarten in plaats van drie. Het ontwerp van de brug is afkomstig van de Dienst der Publieke Werken. En in dit geval is de brug zonder meer toe te wijzen aan Piet Kramer, de bruggenarchitect aldaar. De brug is gebouwd in de stijl van de Amsterdamse School met de afwisseling tussen bak- en natuursteen. Er zijn beelden van Hildo Krop op de brugpijlers. Tot slot heeft de brug balustrades van siersmeedwerk, hier zelfs ontworpen en gemaakt door H.J. Winkelman. In 2001 werd de brug tot rijksmonument benoemd. Het Monumentenregister omschrijft de brug daarbij als volgt: "Vaste plaatbrug met twee doorvaarten. Landhoofden van baksteen en natuursteen. Vleugels van baksteen, aan de onderzijde bij de waterlijn voorzien van blokken natuursteen en op de uiteinden verzwaard met gebeeldhouwde pylonen. Pijlers van baksteen en gedecoreerde blokken en banden natuursteen. Beeldhouwwerk bij de middenpijlers van grijs graniet voorstellende twee keer een faunskop met lange baard tussen groepen van drie kraaien waaronder twee koppen van kikkers. Stalen randliggers aan de onderzijde dichtgezet met stalen afdekplaten en aflopend aansluitend op andere liggers. De stalen randliggers hebben een eenvoudig geprofileerde afdeklijst van staal." De brug wordt omringd door gemeentelijke- en rijksmonumenten. De brug speelde een rol tijdens rellen van 10 maart 1966, het huwelijk tussen prinses Beatrix en Claus van Amsberg. Op en rond de brug was veel politie en militairen op de been, die ingrepen en de demonstranten via de Keizersgracht weg probeerden te krijgen. De drukke verkeersbrug geeft ook ruimte aan diverse tramlijnen. De brug is in 2002 vernoemd naar Niek Engelschman, acteur, homo-activist en verzetsstrijder in de Tweede Wereldoorlog. Naast de brug ligt tussen de gracht en de Westerkerk het Amsterdams homomonument.

Lauriergracht 4-6
Lauriergracht 4-6

Lauriergracht 4-6 te Amsterdam is een gebouw aan de Lauriergracht in Amsterdam-Centrum. De gracht met omliggende bebouwing dateert uit het begin van de 17e eeuw, wanneer Amsterdam bezig is met haar Derde Uitleg. De oorspronkelijke bebouwing zou in de eeuwen daarna deels verdwijnen en vervangen worden door nieuwbouw. Voor deze plaats, vlak bij de Prinsengracht moesten drie gebouwen met adressen FF nrs. 252, 253 en 254 plaatsmaken voor een “openbare tusschenschool met lokaal voor de gymnastiek en woning voor den hoofdonderwijzer”. Het ontwerp van de school was afkomstig van de Dienst der Publieke Werken waarbij de bouwtekeningen te verkrijgen waren bij stadsarchitect Bastiaan de Greef. De aanbesteding werd in januari 1874 uitgeschreven door burgemeester Cornelis Jacob Arnold den Tex. Het was de tiende tussenschool; het kreeg daarom de letter K toebedeeld; het was een school niet bedoeld voor de allerarmsten of allerrijksten. Voorts werd bij de oplevering begin 1875 bepaald dat er geen verhuizing mocht plaatsvinden van leerlingen van andere tussenscholen naar deze, het zou leegloop van die scholen tot gevolg kunnen hebben. Al snel volgde de elfde tussenschool op de Weteringschans (L). Aan de gracht kwam de woning van het hoofd der school met een centraal geplaatste deur met op de begane grond twee woonkamers en een keuken; een trap naar de eerste verdieping leidde naar nog twee woonkamers en een kabinet. De woning kreeg twee bouwlagen onder een kap, maar het risalerende middenddeel (met toegang) wordt afgesloten met een topgevel, die dwars op die kap staat. Links en rechts van de woning waren poorten gemaakt waardoor leerlingen (jongens en meisjes gescheiden) via een speelplaats toegang konden krijgen tot de schoolgebouwen, waarbij het gymnastieklokaal tegen de achterliggende gebouwen aan de Laurierstraat werd gezet. Onder de speelplaats lag de riolering voor de toiletten die aan de speelplaats waren gebouwd. PW had een gebouw ontworpen in neorenaissancestijl waarbij de afwisseling baksteen met natuurstenen speklagen opvalt. Het gebouw zou tot ongeveer 1960 een onderwijsaangelegenheid blijven, onder andere een avondschool voor elektriciens. In dat jaar stelde de gemeente Amsterdam 26.000 gulden beschikbaar voor de herontwikkeling van het dan “voormalig schoolgebouw". De lokalen konden omgebouwd worden atelierruimten; er mocht niet gewoond worden. Het werd daarmee vermoedelijk de eerste broedplaats in Amsterdam. Aat Veldhoen zou er enige tijd werken. Op 16 januari 2007 werd het gebouwencomplex tot gemeentelijk monument verklaard. Ook in 2023 is het schoolgebouw nog in gebruik als ateliers en ambachtsplekken (broedplaats); een verkoop van het gebouw in 2022 kon middels een facebookactie voorkomen worden.