place

Hooge Huys

Bouwwerk van Alexander KrophollerRijksmonument in Alkmaar
Hooge Huys2
Hooge Huys2

Het Hooge Huys in het centrum van de Noord-Hollandse stad Alkmaar is een voormalig kantoorpand van de verzekeringsmaatschappij ’t Hooge Huys, nu VIVAT. Het pand is ontworpen door Alexander Kropholler in de stijl van het traditionalisme. Kropholler tekende eveneens voor het ontwerp van het naastgelegen voormalig Politiebureau aan het Kerkplein 9. Bij het ontwerpen gebruikte Kropholler zowel middeleeuwse stijlkenmerken als de stijl van Berlage. Het gebouw maakt tezamen met de Princenhof, de conciërgewoning en Hof van Teylingen onderdeel uit van een complex. Het is de bedoeling geweest om het naastgelegen voormalige politiebureau ook onderdeel uit te laten maken van dit complex.

Fragment uit het Wikipedia-artikel Hooge Huys (Licentie: CC BY-SA 3.0, Auteurs, Beeldmateriaal).

Hooge Huys
Sint Laurensstraat, Alkmaar

Geografische coördinaten (GPS) Adres Telefoonnummer Nabijgelegen plaatsen
placeToon op kaart

Wikipedia: Hooge HuysLees verder op Wikipedia

Geografische coördinaten (GPS)

Breedte Lengte
N 52.632469444444 ° E 4.7449083333333 °
placeToon op kaart

Adres

Clavis Conceptwinkel

Sint Laurensstraat 1
1811 KM Alkmaar
Noord-Holland, Nederland
mapOpenen op Google Maps

Telefoonnummer
Clavis

call+31850866200

Hooge Huys2
Hooge Huys2
Ervaringen delen

Nabijgelegen plaatsen

Provenhuis van Helena van Oosthoorn
Provenhuis van Helena van Oosthoorn

Het Provenhuis Helena van Oosthoorn is een voormalig 'hofje' aan de Koningsweg 70 in Alkmaar. Helena was de oudere zus van Laurens van Oosthoorn. Ze trouwde in 1646 met de bekende Alkmaarse schilder Caesar Boëtius van Everdingen. Tijdens zijn leven was hij al een beroemdheid. Hij kreeg prestigieuze opdrachten, zo werkte hij mee aan de schilderingen in de Oranjezaal van Huis ten Bosch. In Alkmaar beschilderde hij de luiken van het hoofdorgel in de Grote Kerk. Het huwelijk met Helena bleef kinderloos. Caesar en Helena waren allebei diepreligieus. In 1655 stichtten ze een opleidingsfonds voor predikanten, dat tot 1806 heeft bestaan. De studenten moesten recht in de leer zijn en blijven, anders konden ze hun toelage wel vergeten. Na de dood van haar man in 1678 leefde Helena nog tot halverwege 1694, ze was toen ruim zeventig jaar oud. In haar laatste testament, dat ze opstelde twee maanden voor haar dood, legde ze vast dat er een provenhuis gesticht moest worden voor een of twee oude vrouwen; in het huis moesten ook de 'conterfeitsels' van haar man en zijn voorouders komen te hangen. In 1695 werd een huis op de Koningsweg aangekocht, waarin het provenhuis van start ging. Er woonden van meet af aan drie oude vrouwen. Het huis kreeg rond 1738 de nu nog bestaande gevel. De gevelsteen met de naam van het provenhuis dateert uit dezelfde tijd. Onder het fraai weergegeven woord 'ProvenHuys' is de naam van de stichtster te lezen. De ruimte voor het woord 'Oosthoorn' had de steenhouwer te krap bemeten: hij schoof daarom de o's in elkaar en hakte een minuscule slot-n. Het provenhuis grensde met siertuin annex bleekveld aan de stadsvest. Pas in 1867 werd de wal afgegraven en ontstond de Kanaalkade. Terwijl elders in de tuinen nieuwe huizen werden gebouwd, bleef de oude tuin van het provenhuis intact. Een mooi hekwerk sluit vandaag de dag de tuin af. Het tweehoofdige regentencollege behoorde tot de stadselite. In 1896 was de veelbelovende jeugdige stadssecretaris Joachim Nuhout van der Veen een van de regenten. Grote opschudding veroorzaakte in dat jaar zijn ontslag en veroordeling tot een gevangenisstraf van anderhalf jaar. Samen met de gemeenteontvanger Dirk Poll had hij gemeentelijke gelden achterover gedrukt. Ook bij allerlei besturen waarin hij zitting had, had hij geld verduisterd. Hij werd echter niet ontslagen als regent van provenhuis. Wel nam zijn broer gedurende een aantal jaren de functie waar. Of er geld is verdwenen bij het provenhuis van Helena van Oosthoorn is niet bekend. In het archief is het niet meer na te gaan, stukken uit deze periode ontbreken. Er is in ieder geval nooit aangifte gedaan. Na 1920 waren verschillende leden van de familie Ringers regenten van het hofje. De familie voelde zich zeer betrokken bij het wel en wee van het provenhuis. Zo schonken vier gebroeders Ringers in 1944 elk een flink bedrag om het huis te verbouwen en verbeteren. Een nieuwe restauratie in de jaren zeventig bleek te kostbaar. In 1972 werd de woning verkocht aan de voorganger van woningstichting Van Alckmaer. De hoogbejaarde regent Theo Ringers verrichtte nog een laatste goed daad: hij schonk de schilderijen van Van Everdingen en zijn familie aan het Stedelijk Museum Alkmaar.

Huis van Zessen (Alkmaar)
Huis van Zessen (Alkmaar)

Het oudste nu nog bestaande hofjesgebouw in Alkmaar is het Huis van Zessen (Schoutenstraat 2). De geschiedenis ervan gaat terug tot 1511. In dat jaar overleed Dirk Symonsz. van Boschhuysen, die in zijn testament bepaalde dat er uit zijn erfenis een provenhuis gesticht moest worden, bestemd voor bewoning door een zestal arme oude mannen. Dirk Symonsz. stamde uit een belangrijke Alkmaarse familie. Zijn vader was de machtige Claes Corf, jarenlang burgemeester van Alkmaar en bewoner van het Hooge Huys. In het najaar van 1513 betrokken de eerste mannen het provenhuis, dat gevestigd werd in een pand aan de westzijde van de Schoutenstraat. Het ‘Huis van Zessen’ zoals het vanaf de 16de eeuw gewoonlijk werd genoemd, zag er allerminst uit als een hofje. Het was een langgerekt hoog gebouw, met een tuin erachter. Volgens een beschrijving uit 1711 waren in het huis, dat twee verdiepingen telde, 8 kamertjes afgetimmerd, elk met een eigen bedstede. Links van de ingang was een ruim vertrek, dat dienstdeed als woning voor een ‘binnenmoeder’ en dagverblijf voor de bewoners. De bewoners moesten zich houden aan een reglement dat in 1511 werd vastgesteld. Het is het oudste bewaard gebleven reglement van een Alkmaars hofje en geeft ons een unieke inkijk in de gang van zaken in het huis in de 16de eeuw. Het reglement schreef onder meer voor dat mannen dagelijks in de Grote Kerk de hoogmis en de vespers moesten bijwonen. Tijdens het kerkbezoek moest er gebeden worden voor de zielen van de stichter en diens familie. De mannen zaten overdag in de woonkeuken, waar ze verzorgd werden door de (binnen)moeder. Na de reformatie verviel het verplichte dagelijkse kerkbezoek. Wel bleef de instelling katholiek. De eerste bewoners zullen afkomstig zijn geweest uit de familie van de stichter en diens personeel. Dit was in de meeste hofjes gebruikelijk. Pas als er niemand in de eigen kring gevonden kon worden, kwamen vreemden aan de beurt. De bewoners van het Huis van Zessen behoorden niet tot de alleramsten: eind 19de eeuw moesten ze maandelijks 10 gulden kostgeld betalen. In afwijking van veel andere Alkmaarse hofjes, beschikte het Huis van Zessen niet over een college van regenten. Het opperbestuur over het provenhuis berustte bij een erfgenaam van de stichter, die ‘patroon’ werd genoemd. Namens hem was een rentmeester verantwoordelijk voor het financieel beheer. De binnenmoeder droeg zorg voor de dagelijkse gang van zaken in het huis. In de loop der eeuwen raakte het patronaat over het provenhuis in buitenlandse handen. In 1911 droegen de laatste bezitters, de hertogen van Savoye-Aosta, het provenhuis over aan de Haarlemse bisschop. Sinds 1901 werd het provenhuis bestuurd door een drietal ‘directeuren’ uit naam van de patroon. Het provenhuis bleef als zodanig bestaan tot in de jaren zeventig. Toen steeds duidelijker bleek dat het huis niet geschikt was voor moderne bejaardenzorg, werden geen nieuwe bewoners meer opgenomen. Sinds 1975 werd het pand bewoond door een drietal paters dominicanen. In 1997 vertrokken deze uit Alkmaar en werd het pand verkocht aan de gemeente Alkmaar. Sindsdien is het in gebruik als vergaderruimte voor de raadsfracties. In 1980 werden de bezittingen van het voormalige provenhuis ondergebracht in de stichting Het Huis van Zessen, die nog steeds bestaat en actief is in de zorg, conform de oorspronkelijke doelstelling zoals vastgelegd in het testament van Dirk Symonsz.

Wildemanshofje
Wildemanshofje

Het Wildemanshofje is een Nederlands hofje aan de Oudegracht in Alkmaar. Het hofje is vernoemd naar Gerrit Wildeman. Tijdens zijn leven was Gerrit Wildeman een van de rijkste Alkmaarders. Als reder en groothandelaar in koloniale waren had hij een enorm vermogen vergaard. Aan het eind van zijn leven waren zijn vrouw en twee kinderen inmiddels overleden. In zijn testament bepaalde hij dat zijn erfenis besteed moest worden aan een nieuw te stichten provenhuis. Het hofje moest tussen de 20 en 25 huisjes gaan tellen. Wildeman sprak ook zijn voorkeur uit voor het uiterlijk van het hofje: het moest lijken op Meermansburg in Leiden. Gerrit Wildeman overleed in 1702. Al snel daarna werd beslist dat het hofje gebouwd zou worden in de Spieringbuurt aan de Oudegracht 87. In een periode van enkele jaren werden er de nodige huizen en erven aangekocht, net zo lang tot er een aaneengesloten terrein was verworven. Rond 1707 was dit gerealiseerd, maar het begin van de bouw werd uitgesteld tot voorjaar 1713: in dat jaar werd de vrede van Utrecht gesloten en was de Republiek niet langer in oorlog met Frankrijk. De bouw duurde goed een jaar en stond onder supervisie van een tweetal 'stadstimmerbazen'. Het nieuwe provenhuis kreeg net als Meermansburg aan de voorkant een hoog poortgebouw met op de bovenverdieping een regentenkamer. De vier vleugels van het complex met in totaal 24 huisjes omringen een binnentuin. Daar zijn nog twee oude waterputten waar vroeger water werd gehaald voor de was. De leilinden die er nu staan zijn gepoot in 1758 om de huisjes te beschermen tegen de middagzon. In 1849 werd het hofje gemoderniseerd, de kruiskozijnen vervangen door de huidige vensters. Het plafond van de regentenkamer, die zich boven de hoofdingang bevindt, stamt uit 1849. Wildeman had zijn hofje bedoeld voor oude vrouwen. Van begin af aan was het hofje oecumenisch ingesteld: alle christelijke gezindten waren er vertegenwoordigd, zij het dat relatief veel huisjes waren gereserveerd voor doopsgezinde vrouwen en slechts een voor katholieke. Van de regenten waren er steeds twee doopsgezind, 1 remonstrants en 1 gereformeerd (hervormd). In de regentenkamer hangt al sinds de bouw van het hofje in 1713/1714 een portret van hem. Hierop voert Wildeman administratieve taken uit. Op het bureau achter hem staat een inktpot met ganzenveer, in zijn hand houdt hij een gezegelde akte. Sinds jaar en dag wijst hij de regenten op het belang van een goede administratie. Vandaag de dag wordt het hofje nog steeds door vrouwen bewoond. Op religie wordt niet meer gelet.

Provenhuis van Cornelis van Eyck
Provenhuis van Cornelis van Eyck

Het Provenhuis van Cornelis van Eyck was een hofje in de Doelenstraat in Alkmaar. In zijn testament van maart 1750 bepaalde de zeer vermogende Alkmaarse oud-burgemeester en dijkgraaf Cornelis van Eyck dat een deel van zijn erfenis besteed moest worden voor de bouw en exploitatie van een provenhuis. Van Eyck had geen kinderen en wilde graag een goede bestemming geven aan zijn erfenis. Hij wist waar hij het over had: zelf was hij jarenlang regent geweest van de provenhuizen van Helena van Oosthoorn en Geertruid Bijlevelt. Het nieuw te stichten hofje was in de eerste plaats bedoeld voor bloedverwanten of relaties van de stichter en diens familieleden. Als die er niet (meer) waren, moest het provenhuis ‘soulaes en onderstant’ bieden aan een viertal ‘vervalle bejaarde dogteren off weduwen’. Drie van de vrouwen moesten hervormd zijn, de vierde doopsgezind. Het testament regelde ook precies de samenstelling van het tweehoofdige regentencollege. Een van beide plaatsen was gereserveerd voor de oudste predikant van de gereformeerde gemeente en diens opvolgers. De andere bestuursfunctie was voorbehouden aan de oudste mannelijke afstammeling van de Alkmaarse regent Adriaen Jacobsz. Baert, die gehuwd was met een nicht van Van Eyck. In 1751 overleed Van Eyck en nog in hetzelfde jaar ging het provenhuis van start. Het werd gevestigd in een bestaand huis in de Doelenstraat, ten zuiden van de Nieuwe Doelen. In oude stukken is sprake van een regentenkamer, links naast de ingang. Behalve kamers voor de bewoonsters, beschikte het huis ook over een gemeenschappelijke tuinkamer, een keuken en een voorkamer. Achter het pand bevond zich een grote tuin, grenzend aan het Doelenveld. De ingang van het provenhuis in de Doelenstraat bestond uit een vroeg-17e-eeuwse poort, met erboven een marmeren plaquette met de naam van het provenhuis en het stichtingsjaar. Een binnenpoort daarachter gaf toegang tot de vertrekken. Het provenhuis was erg naar binnen gericht: een groot deel van de voorgevel bestond uit een blinde muur. In 1873 was het pand dermate vervallen, dat het vervangen moest worden door nieuwbouw. De huidige, vrij eenvoudige gevel aan de Doelenstraat dateert uit dit jaar. De poort werd vervangen door een brede, dubbele deur met aan weerszijden twee ramen. Na de herbouw waren er alleen nog woonkamers in het provenhuis: twee aan de voorkant en twee in het langgerekte achterhuis. Er werd vanaf die tijd elders vergaderd. Tot aan de Tweede Wereldoorlog is het provenhuis in gebruik gebleven en werd het conform het testament van Van Eyck bestuurd door een predikant en iemand uit de familie Baert. De verdere geschiedenis van het provenhuis is in nevelen gehuld. Archief is niet of nauwelijks bewaard gebleven. Het is zeer waarschijnlijk dat het pand, dat inmiddels in slechte staat verkeerde, na de oorlog niet lang meer bewoond is geweest. Later ging het deel uitmaken van het gebouwencomplex van het Stedelijk Museum Alkmaar. Het langgerekte achterhuis is toen afgebroken, zodat er achter het pand in het verlengde van de Doelen een ruime binnenplaats ontstond.