place

Burgemeester Wendelaarlantaarn

Bouwwerk van Alexander KrophollerRijksmonument in Alkmaar
Zitbank Kropholler Koorstraat Alkmaar
Zitbank Kropholler Koorstraat Alkmaar

De burgemeester Wendelaarlantaarn (1932) is een lantaarn en gedenkteken in Alkmaar, ter herinnering aan burgemeester Willem Carel Wendelaar.

Fragment uit het Wikipedia-artikel Burgemeester Wendelaarlantaarn (Licentie: CC BY-SA 3.0, Auteurs, Beeldmateriaal).

Burgemeester Wendelaarlantaarn
Koorstraat, Alkmaar

Geografische coördinaten (GPS) Adres Telefoonnummer Nabijgelegen plaatsen
placeToon op kaart

Wikipedia: Burgemeester WendelaarlantaarnLees verder op Wikipedia

Geografische coördinaten (GPS)

Breedte Lengte
N 52.632238888889 ° E 4.7441944444444 °
placeToon op kaart

Adres

Grote Sint-Laurenskerk (Grote Kerk)

Koorstraat 2
1811 GP Alkmaar
Noord-Holland, Nederland
mapOpenen op Google Maps

Telefoonnummer

call+31725140707

Zitbank Kropholler Koorstraat Alkmaar
Zitbank Kropholler Koorstraat Alkmaar
Ervaringen delen

Nabijgelegen plaatsen

Provenhuis van Helena van Oosthoorn
Provenhuis van Helena van Oosthoorn

Het Provenhuis Helena van Oosthoorn is een voormalig 'hofje' aan de Koningsweg 70 in Alkmaar. Helena was de oudere zus van Laurens van Oosthoorn. Ze trouwde in 1646 met de bekende Alkmaarse schilder Caesar Boëtius van Everdingen. Tijdens zijn leven was hij al een beroemdheid. Hij kreeg prestigieuze opdrachten, zo werkte hij mee aan de schilderingen in de Oranjezaal van Huis ten Bosch. In Alkmaar beschilderde hij de luiken van het hoofdorgel in de Grote Kerk. Het huwelijk met Helena bleef kinderloos. Caesar en Helena waren allebei diepreligieus. In 1655 stichtten ze een opleidingsfonds voor predikanten, dat tot 1806 heeft bestaan. De studenten moesten recht in de leer zijn en blijven, anders konden ze hun toelage wel vergeten. Na de dood van haar man in 1678 leefde Helena nog tot halverwege 1694, ze was toen ruim zeventig jaar oud. In haar laatste testament, dat ze opstelde twee maanden voor haar dood, legde ze vast dat er een provenhuis gesticht moest worden voor een of twee oude vrouwen; in het huis moesten ook de 'conterfeitsels' van haar man en zijn voorouders komen te hangen. In 1695 werd een huis op de Koningsweg aangekocht, waarin het provenhuis van start ging. Er woonden van meet af aan drie oude vrouwen. Het huis kreeg rond 1738 de nu nog bestaande gevel. De gevelsteen met de naam van het provenhuis dateert uit dezelfde tijd. Onder het fraai weergegeven woord 'ProvenHuys' is de naam van de stichtster te lezen. De ruimte voor het woord 'Oosthoorn' had de steenhouwer te krap bemeten: hij schoof daarom de o's in elkaar en hakte een minuscule slot-n. Het provenhuis grensde met siertuin annex bleekveld aan de stadsvest. Pas in 1867 werd de wal afgegraven en ontstond de Kanaalkade. Terwijl elders in de tuinen nieuwe huizen werden gebouwd, bleef de oude tuin van het provenhuis intact. Een mooi hekwerk sluit vandaag de dag de tuin af. Het tweehoofdige regentencollege behoorde tot de stadselite. In 1896 was de veelbelovende jeugdige stadssecretaris Joachim Nuhout van der Veen een van de regenten. Grote opschudding veroorzaakte in dat jaar zijn ontslag en veroordeling tot een gevangenisstraf van anderhalf jaar. Samen met de gemeenteontvanger Dirk Poll had hij gemeentelijke gelden achterover gedrukt. Ook bij allerlei besturen waarin hij zitting had, had hij geld verduisterd. Hij werd echter niet ontslagen als regent van provenhuis. Wel nam zijn broer gedurende een aantal jaren de functie waar. Of er geld is verdwenen bij het provenhuis van Helena van Oosthoorn is niet bekend. In het archief is het niet meer na te gaan, stukken uit deze periode ontbreken. Er is in ieder geval nooit aangifte gedaan. Na 1920 waren verschillende leden van de familie Ringers regenten van het hofje. De familie voelde zich zeer betrokken bij het wel en wee van het provenhuis. Zo schonken vier gebroeders Ringers in 1944 elk een flink bedrag om het huis te verbouwen en verbeteren. Een nieuwe restauratie in de jaren zeventig bleek te kostbaar. In 1972 werd de woning verkocht aan de voorganger van woningstichting Van Alckmaer. De hoogbejaarde regent Theo Ringers verrichtte nog een laatste goed daad: hij schonk de schilderijen van Van Everdingen en zijn familie aan het Stedelijk Museum Alkmaar.

Huis van Zessen (Alkmaar)
Huis van Zessen (Alkmaar)

Het oudste nu nog bestaande hofjesgebouw in Alkmaar is het Huis van Zessen (Schoutenstraat 2). De geschiedenis ervan gaat terug tot 1511. In dat jaar overleed Dirk Symonsz. van Boschhuysen, die in zijn testament bepaalde dat er uit zijn erfenis een provenhuis gesticht moest worden, bestemd voor bewoning door een zestal arme oude mannen. Dirk Symonsz. stamde uit een belangrijke Alkmaarse familie. Zijn vader was de machtige Claes Corf, jarenlang burgemeester van Alkmaar en bewoner van het Hooge Huys. In het najaar van 1513 betrokken de eerste mannen het provenhuis, dat gevestigd werd in een pand aan de westzijde van de Schoutenstraat. Het ‘Huis van Zessen’ zoals het vanaf de 16de eeuw gewoonlijk werd genoemd, zag er allerminst uit als een hofje. Het was een langgerekt hoog gebouw, met een tuin erachter. Volgens een beschrijving uit 1711 waren in het huis, dat twee verdiepingen telde, 8 kamertjes afgetimmerd, elk met een eigen bedstede. Links van de ingang was een ruim vertrek, dat dienstdeed als woning voor een ‘binnenmoeder’ en dagverblijf voor de bewoners. De bewoners moesten zich houden aan een reglement dat in 1511 werd vastgesteld. Het is het oudste bewaard gebleven reglement van een Alkmaars hofje en geeft ons een unieke inkijk in de gang van zaken in het huis in de 16de eeuw. Het reglement schreef onder meer voor dat mannen dagelijks in de Grote Kerk de hoogmis en de vespers moesten bijwonen. Tijdens het kerkbezoek moest er gebeden worden voor de zielen van de stichter en diens familie. De mannen zaten overdag in de woonkeuken, waar ze verzorgd werden door de (binnen)moeder. Na de reformatie verviel het verplichte dagelijkse kerkbezoek. Wel bleef de instelling katholiek. De eerste bewoners zullen afkomstig zijn geweest uit de familie van de stichter en diens personeel. Dit was in de meeste hofjes gebruikelijk. Pas als er niemand in de eigen kring gevonden kon worden, kwamen vreemden aan de beurt. De bewoners van het Huis van Zessen behoorden niet tot de alleramsten: eind 19de eeuw moesten ze maandelijks 10 gulden kostgeld betalen. In afwijking van veel andere Alkmaarse hofjes, beschikte het Huis van Zessen niet over een college van regenten. Het opperbestuur over het provenhuis berustte bij een erfgenaam van de stichter, die ‘patroon’ werd genoemd. Namens hem was een rentmeester verantwoordelijk voor het financieel beheer. De binnenmoeder droeg zorg voor de dagelijkse gang van zaken in het huis. In de loop der eeuwen raakte het patronaat over het provenhuis in buitenlandse handen. In 1911 droegen de laatste bezitters, de hertogen van Savoye-Aosta, het provenhuis over aan de Haarlemse bisschop. Sinds 1901 werd het provenhuis bestuurd door een drietal ‘directeuren’ uit naam van de patroon. Het provenhuis bleef als zodanig bestaan tot in de jaren zeventig. Toen steeds duidelijker bleek dat het huis niet geschikt was voor moderne bejaardenzorg, werden geen nieuwe bewoners meer opgenomen. Sinds 1975 werd het pand bewoond door een drietal paters dominicanen. In 1997 vertrokken deze uit Alkmaar en werd het pand verkocht aan de gemeente Alkmaar. Sindsdien is het in gebruik als vergaderruimte voor de raadsfracties. In 1980 werden de bezittingen van het voormalige provenhuis ondergebracht in de stichting Het Huis van Zessen, die nog steeds bestaat en actief is in de zorg, conform de oorspronkelijke doelstelling zoals vastgelegd in het testament van Dirk Symonsz.

Hofje van Splinter
Hofje van Splinter

Een van de bekendste Alkmaarse hofjes is het Provenhuis van Margareta Splinter aan het Ritsevoort. Veel Alkmaarse stadswandelingen voeren langs dit hofje. De stichtster van het hofje, Margareta Splinter, was van zeer goede komaf. Haar vader was schatkistbewaarder van de Staten Generaal, een neef van haar was burgemeester van Den Haag. Waarschijnlijk is Margareta in Alkmaar geboren. Na een eerder huwelijk, trouwde ze in 1613 met Floris van Jutphaas, een hoge beroepsmilitair. Zij bleef in Alkmaar wonen, hij reisde steeds met de legers mee. Hij overleed in 1644 en Margareta in 1645. Een portret van Margaretha bevindt zich nu in het Stedelijk Museum Alkmaar. Margareta was kinderloos en had al voor de dood van haar man besloten dat ze een hofje wilde stichten. In haar testament legde ze vast dat het bedoeld was voor acht ongetrouwde dames zonder kinderen, die tot armoede waren vervallen. Het hofje (ook hier sprak men van ‘provenhuis’) is 1646 nieuw gebouwd. In 1648 betrokken de eerste bewoonsters het nieuwe hofje. Bij Splinter lag het bedrag van de gratis ‘prove’ voor de bewoonsters een stuk hoger dan bij de andere hofjes. De dames kregen een ‘prove’ van 100 gulden per jaar. Het gratis wonen en de royale uitkering vergoelijkten veel, want het leven in het hofje was strikt gereglementeerd. Tegenwoordig betalen de bewoonsters gewoon huur; proven worden al sinds 1948 niet meer verstrekt. Vanouds werd het hofje bestuurd door een college van regenten. Margareta had in haar testament bepaald dat onder meer de familie Van Foreest er zitting in moest hebben. Nog steeds is dit het geval en wordt er recht gedaan aan het testament van Margareta uit 1645. Het Hofje van Splinter bezit een portret van Margaretha Splinter uit 1632 welke sinds 1902 in bruikleen is gegeven aan het Stedelijk Museum Alkmaar. Het portret, ooit toegeschreven aan Cesar van Everdingen, hangt op zaal en is te zien op de beeldbank.