place

Geelvinck Hinlopen Huis

KeizersgrachtMuseum in AmsterdamMuseumwoning in NederlandRijksmonument in Amsterdam-CentrumWoning in Amsterdam
Geelvinck Hinlopen tuin
Geelvinck Hinlopen tuin

Het Geelvinck Hinlopen Huis is een laat-17e-eeuws dubbelgrachtenhuis aan de Herengracht 518 (Stadspaleis) in Amsterdam met een bijbehorend voormalig koetshuis aan de Keizersgracht, waarin vanaf 1991 tot en met 2015 Museum Geelvinck was gevestigd. De ingang van het museum was in het voormalige koetshuis op Keizersgracht 633.

Fragment uit het Wikipedia-artikel Geelvinck Hinlopen Huis (Licentie: CC BY-SA 3.0, Auteurs, Beeldmateriaal).

Geelvinck Hinlopen Huis
Herengracht, Amsterdam Centrum

Geografische coördinaten (GPS) Adres Telefoonnummer Nabijgelegen plaatsen
placeToon op kaart

Wikipedia: Geelvinck Hinlopen HuisLees verder op Wikipedia

Geografische coördinaten (GPS)

Breedte Lengte
N 52.364675 ° E 4.8946288888889 °
placeToon op kaart

Adres

Honorair Consulaat van de Seychellen

Herengracht 518-H
1017 CC Amsterdam, Centrum
Noord-Holland, Nederland
mapOpenen op Google Maps

Telefoonnummer

call+31203209792

Geelvinck Hinlopen tuin
Geelvinck Hinlopen tuin
Ervaringen delen

Nabijgelegen plaatsen

Keizersgracht 609
Keizersgracht 609

Keizersgracht 609 is een gebouw aan de Keizersgracht, Amsterdam-Centrum. In de Amsterdamse grachtengordel werd al in de 17e eeuw gebouwd. Bebouwing is dan ook al ingetekend in de kaart van Frederik de Wit uit 1688. Op een prent uit circa 1768 van Jan Caspar Philips is hier een gebouw te zien, dat eruitziet als een standaard pakhuis, met aan de enerzijds drie koopmanshuizen en aan de andere kant een koetshuis. Cornelis Bors van Waveren is enige tijd eigenaar geweest van een rijtje panden alhier, maar onduidelijk is of nummer 609 daar ook onder viel. Op 24 december 1860 overleed Carel Joseph Fodor, de eigenaar van het gebouw (en de panden met halsgevels ernaast op 611 en 613). Hij liet het gebouw na aan de stad Amsterdam met de bepaling dat het omgebouwd moest worden tot museum, ter onderbrenging van zijn uitgebreide verzameling van toen moderne kunst (collectie Levende Meesters). De gemeente nam het legaat aan. Fodor had bepaald dat het gebouw voor maximaal 60.000 gulden verbouwd mocht worden. Rond 18 juni 1861 besteedde de gemeente echter aan "het bouwen van een museum aan de Keizersgracht nabij de Vijzelstraat". Overeenkomstig de wens van de overledenen werd het een "gaanderij voor schilderijen en teekeningen". De gemeente benaderde in eerste instantie (stads)architect Willem Springer, die het budget en de opdracht te beperkt vond en daarmee niet lastig gevallen wilde worden. Cornelis Outshoorn kwam met een ontwerp dat in goede aarde viel. Zeker de voorgevel van het gebouw werd dermate gewijzigd, dat de vraag rijst of er alleen verbouwd is of dat er werkelijk een nieuw gebouw is neergezet. In april 1862 was het gebouw dermate gevorderd dat koning Willem III der Nederlanden op bezoek kwam. De officiële opening van het museum vond plaats op 18 april 1863 (Fodor was geboren op 18 april 1803). Het Algemeen Handelsblad meldde op 21 april 1863 naar aanleiding van die opening dat het gebouw een grote entree had, rijk voorzien van marmer en stucwerk met een bewerkt plafond. Een brede mahoniehouten trap met bronzen leuningen leidde naar een kleine kunstzaal, waar in de hoeken twee beelden stonden. De volgende zaal was een grote zaal die mede verlicht werd door een dubbele glazen kap. Die grote vierkante zaal was eenvoudig, doch rijk versierd. Vanuit deze zaal waren nog enkele zalen in de naburige panden te betreden. Alle zalen hadden toch vooral de vorm van een galerij/gaanderij, zodat uitgebreid genoten kon worden van de kunstwerken. De eerste gebruiker was natuurlijk Museum Fodor, vanaf 1948 als dependance van het Stedelijk Museum. Daarna volgde in 1993 het Nederlands Vormgevingsinstituut, dat in 2000 werd opgeheven. Sinds 2001 heeft het gebouw weer een museale functie, met de komst van Foam Fotografiemuseum Amsterdam. De verbouwing daartoe werd begeleid door Benthem Crouwel Architekten. Het gebouw is sinds 9 juni 1970 vermeld als rijksmonument in het monumentenregister. De omschrijving is daarbij uiterst summier: een ouder pakhuis verbouwd gebouw met zandstenen Italianiserende gevel onder een rechte lijst naar een ontwerp van Outshoorn. In 2017 staat er een symmetrisch gebouw van drie verdiepingen achter een voorgevel bijna geheel opgetrokken uit zandsteen. Elke verdieping wordt afgesloten met een lijst. De begane grond heeft twee ruiten aan weerszijden van de deur onder een bovenlicht in een hoog uitgesneden boogconstructie. Boven die deur een sluitsteen met versiering. In de boog staat in (blad)gouden letters "MUSEUM FODOR". Aan beide zijden daarvan twee datumstenen "ANNO" en "1861". Net onder de eerste lijst treft men nog enkele versieringen aan, gelijk als daar net boven. Het middelste raam op de eerste etage is enigszins teruggetrokken geplaatst tussen pilasters, voor het raam zijn kandelaberzuiltjes te zien. Boven alle drie de ramen zijn schilden te zien. Onder de tweede lijst zijn er weer uitgebreide versieringen te zien. De ramen op de tweede etage zijn gelijkvormig, maar ook hier is het middelste raam enigszins teruggetrokken geplaatst. Daarboven bevindt zich de bovenst lijst, die ondersteund wordt door vier versieringen.. Daarop is een soort balkonafscheiding te zien.

Museum Fodor
Museum Fodor

Museum Fodor was een museum aan de Keizersgracht in Amsterdam, dat heeft bestaan van 1863 tot en met 1993. Naamgever van het museum was Carel Joseph Fodor (1803-1860), die rijk was geworden door de handel in steenkool. Bij testament liet hij zijn uitgebreide kunstverzameling na aan de stad (men dacht eerst aan de staat) onder een aantal voorwaarden: Het museum moest worden ingericht in drie panden aan de Keizersgracht, die in zijn bezit waren. De drie panden moesten daartoe aangepast worden voor een bedrag van maximaal 60.000 gulden. De beheerder moest benoemd worden door de executoren en diens opvolgers door het bestuur van de stad, in overleg met de Koninklijke Academie van Beeldende Kunsten, waar Fodor jarenlang een bestuursfunctie had. Het museum moest Museum Fodor gaan heten. In januari 1861 accepteerde de gemeenteraad het legaat, waarna de planning tot de inrichting van het museum begon. Het museum werd, ondanks gemopper hier en daar omdat de belangrijke werken niet naar het Rijksmuseum konden worden overgebracht, ingericht in het "Pakhuis Het Spook" aan de Keizersgracht 609, waar een “gaanderij voor schilderijen en teekeningen” moest komen. De collectie omvatte 161 schilderijen, 877 tekeningen en 302 prenten. Fodor had bepaald dat het pand verbouwd moest worden voor maximaal 60.000 gulden, maar na aanbesteding gunde de gemeente Amsterdam op 18 juni 1861 de bouw voor een bedrag van 89,748 gulden voor een museum voor de schilderijen, nagelaten door den heer Fodor, op de Keizersgracht bij de Vijzelstraat. De bouw en inrichting stond onder supervisie van Arie Johannes Lamme, die later benoemd werd tot honorair lid der commissie van bestuur over het Museum Fodor. Het ontwerp van het gebouw was van Cornelis Outshoorn. In maart 1862 was het gebouw in zoverre gevorderd dat koning Willem III der Nederlanden het gebouw kon komen bezichtigen. Op 18 april 1863, de geboortedag van de stichter, werd Museum Fodor officieel geopend. Het museum werd later aangevuld met de Atlas Splitgerber (1879) en de Jan en Caspar Luyken-collectie (1889). De belangstelling voor het museum liep in de jaren daarna terug, waarschijnlijk te wijten aan de terugloop in de interesse in 19e-eeuwse kunst. In 1948 werd het museumgebouw als dependance door het Stedelijk Museum in gebruik genomen, met voornamelijk werk van Amsterdamse kunstenaars. Het Stedelijk behield de schilderijen, de tekeningen en prenten werden ondergebracht bij het Rijksprentenkabinet. In 1963 kwam de Fodor-collectie onder het beheer van het Amsterdams Historisch Museum. Op 1 januari 1993 hield Museum Fodor op te bestaan. In 1994 werd het Nederlands Vormgevingsinstituut in het voormalig museumgebouw gevestigd. In 2001 kreeg het pand weer een museale functie, toen het Foam Fotografiemuseum Amsterdam erin trok.

Kaasmarktsluis
Kaasmarktsluis

De Kaasmarktsluis (brug 32) is een vaste brug in Amsterdam-Centrum. De brug ligt in de oostelijke kade van de Reguliersgracht naar het Thorbeckeplein. Ze overspant daarbij de Herengracht. De zuidoostelijke walkant loopt in een hoek van 90 graden naadloos over in die van de Tante Saarbrug (brug 31). In die gezamenlijke kademuur is een steen geplaatst met daarop "Anno 1734". Opvallend is dat de brug maar één doorvaart heeft, de meeste bruggen over de "grote" grachten hebben meerdere doorvaarten. Een bredere doorvaart was niet nodig want de verderop gelegen brug 34 is ook al zo smal. De brug, zelf geen monument, wordt omringd door rijksmonumenten waaronder het Standbeeld van Johan Rudolph Thorbecke. Er ligt hier al eeuwen een brug. Stadsarchitect Daniël Stalpaert tekende op het ontwerpgedeelte van zijn kaart uit 1662 al een brug hier, maar de omgeving moest nog grotendeels bebouwd worden, getuige een kaart voor de gronduitgifte van mei 1664. Jacob Bosch tekende de brug in op zijn plattegrond van die Vierde uitleg. Frederick de Wit liet op zijn plattegrond uit 1688 een ingerichte wijk zien met opnieuw een brug hier. De brug was er bijna niet meer geweest. In 1907 was er een plan om een directe verbinding tussen het Rembrandtplein en de Ferdinand Bolstraat te maken. Daarbij zou de Reguliersgracht gedempt worden. Men koos echter een variant (verbreding van de Vijzelstraat etc.). Die keus kwam mede tot stand doordat het leggen van een nieuwe brug hier kostbaar zou zijn, vanwege juist de schoonheid van het stuk Herengracht hier. In 1935 was de hoge brug weer onderwerp van gesprek bij een paardentragedie. Een koetsier met bespannen kar met koffie en thee wilde van de brug de kade van de Herengracht op, het paard verloor haar grip op de weg en gleed met kar de bloemenkelder van Reguliersgracht 1 in. Het paard viel daarbij dermate ongelukkig dat ze ondanks diverse reddingspogingen overleed. Van verlaging van de brug om dit soort ongelukken vermijden was geen sprake. In 2017 ligt hier nog steeds een relatief hoge boogbrug. De brug is vernoemd naar de kaasmarkt die werd gehouden op het Reguliersplein, later Thorbeckeplein, denk daarbij ook aan de vroegere functie en naam van het Rembrandtplein, de botermarkt.

Saint-Germain-des-Prés (Amsterdam)
Saint-Germain-des-Prés (Amsterdam)

Saint-Germain-des-Prés was een revue-café aan de westzijde van het Rembrandtplein in Amsterdam, genoemd naar de gelijknamige Parijse wijk. De eigenaar van het café was Carel Kamlag, maar het is vooral bekend geworden door de optredens van 'Dorus' (Tom Manders). Kamlag liet de ruimte van de artiestensociëteit NAR verbouwen tot de club, die opende op 22 mei 1953. Tom Manders ontwierp de inrichting naar Parijse snit: fantasieterrasjes met door Karel Appel geschilderde decors, biervaten als tafeltjes, namaak-clochards als bedienend personeel, een Parijse krantenkiosk als garderobe, een reclamezuil als telefooncel, een Rue-Pissoir die naar de toiletten wees, en waslijnen waaraan schilderachtig ondergoed was opgehangen. Manders, die nog nooit in Parijs was geweest, baseerde zijn ontwerp op foto's, films en folders. Aanvankelijk beperkte Tom Manders zich tot de artistieke leiding, en liet hij het optreden over aan beginnende artiesten als Jan Blaaser, Henk Elsink, Piet Hendriks, Sacha Dénisant en Aart Brouwer. Pas een jaar na de opening trad Manders zelf voor het eerst op, als een existentialistische dichter die quasi-poëtische onzingedichten voordroeg. Hij gebruikte hiervoor de artiestennaam La Femme Tombé en vermomde zichzelf met een zonnebril, een pruik met piekharen, en een streepjestruitje; een uitdossing die uiteindelijk tot de zwerver Dorus zou evolueren. Het typetje 'Dorus' werd al snel zo populair dat Manders een uitnodiging kreeg een show te doen voor de VARA-televisie. Manders stemde toe, op voorwaarde dat het café zou worden nagebouwd in Studio Vitus te Bussum. Het maandelijkse programma, Een avond in Saint Germain des Prés werd echter ook enkele keren daadwerkelijk in het café opgenomen. Omdat 'Dorus' steeds vaker voor de VARA op tournee ging en minder tijd op het Rembrandplein besteedde, zou het café op 23 mei 1958 sluiten. Het werd een expositieruimte. Carel Kamlag zag zich in 1962 genoodzaakt de ruimte om te bouwen tot een bowlingcentrum. De door Appel geschilderde decors werden aan de straat gezet en vermoedelijk door een voorbijganger meegenomen. Bowlingcentrum Saint-Germain-des-Prés werd op 17 oktober 1962 door 'Dorus' geopend. In 1973 werd het gesloten. Er zou een speelhal worden gevestigd, maar 10 maanden later werd nog steeds een huurder gezocht.. Anno 2025 bevindt zich er op deze plek een Iers café.