place

Menagerie Blauw Jan

Bouwwerk in Amsterdam-CentrumDierentuin in NederlandVoormalig bouwwerk in Amsterdam
Aviary of the Blauw Jan Inn by Isaac de Moucheron Gemeentearchief Amsterdam
Aviary of the Blauw Jan Inn by Isaac de Moucheron Gemeentearchief Amsterdam

De Menagerie Blauw Jan was een achttiende-eeuwse menagerie bij 'Herberg Blauw Jan' aan de Kloveniersburgwal 87 in Amsterdam. De herberg heette eigenlijk 'De Hoop' maar werd in de volksmond 'Blauw Jan' genoemd naar de bijnaam van Jan Westerhof, die behalve herbergier ook blauwverver was. Deze begon omstreeks 1675 met het verzamelen en huisvesten van exotische vogels, waaronder papegaaien, een Koningsgier en een Helmkasuaris. Deze waren tegen betaling van vier stuivers te bekijken. Later kwamen ook wilde dieren, meegenomen naar Amsterdam op schepen van de Vereenigde Oostindische Compagnie, zoals leeuwen, tijgers, panters en apen in de menagerie. Naast dieren werden later ook opvallende mensen tentoongesteld in de herberg; in 1774 konden Amsterdammers in herberg Blauw Jan de Friese dwerg Wybrant Lolkes, slechts 29 duim hoog, bekijken. De Telegraaf beschreef de tentoonstellingen van mensen in 1941 nog als volgt: Behalve dat (wilde dieren) vond men er ook reuzen en dwergen, ja er werden soms zelfs boschjesmannen en roodhuiden getoond. De personen die in de herberg Blauw Jan te zien waren gaven vaak korte optredens. De dwerg Wybrant Lolkes zong samen met de Friese lange man, 'Lange Jan', Oudfriese liedjes. Met de Finse reus Cajanus kon in Blauw Jan gedamd worden. Ook Tetje Roen, kwakzalver, waarzegger en goochelaar gaf - wanneer hij niet rondreisde langs kermissen - optredens in herberg de Blauw Jan. Herbergbezoeker Jan Velten schreef in 1700 het 'Boek van Blauw Jan' (ook wel bekend als 'Wonderen der Natuur' of 'Album van Jan Velten') over de menagerie Blauw Jan; de wilde dieren uit de collectie van Blauw Jan zijn in dit boek beschreven en getekend. In 1998 verzorgde Florence Pieters een moderne heruitgave van dit boek onder de titel 'De Wonderen der Natuur: in de menagerie van Blauw Jan zoals gezien door Jan Velten rond 1700'. In 1784 werd de menagerie opgeheven. De herberg en de menagerie werden verkocht aan keizerin Maria Theresia, die het pand gebruikte als aardewerkopslag. In 1883 werd het gesloopt. Op de locatie verrees een gebouwencomplex met een theaterzaal van de 'Maatschappij voor de Werkende Stand'. Vanaf 1946 heette de theaterzaal de Doelenzaal. De menagerie van Blauw Jan wordt gezien als de voorloper van dierentuin Artis, die in 1838 de poorten opende.

Fragment uit het Wikipedia-artikel Menagerie Blauw Jan (Licentie: CC BY-SA 3.0, Auteurs, Beeldmateriaal).

Menagerie Blauw Jan
Kloveniersburgwal, Amsterdam Centrum

Geografische coördinaten (GPS) Adres Nabijgelegen plaatsen
placeToon op kaart

Wikipedia: Menagerie Blauw JanLees verder op Wikipedia

Geografische coördinaten (GPS)

Breedte Lengte
N 52.369311111111 ° E 4.8975 °
placeToon op kaart

Adres

Kloveniersburgwal 89
1011 KB Amsterdam, Centrum
Noord-Holland, Nederland
mapOpenen op Google Maps

Aviary of the Blauw Jan Inn by Isaac de Moucheron Gemeentearchief Amsterdam
Aviary of the Blauw Jan Inn by Isaac de Moucheron Gemeentearchief Amsterdam
Ervaringen delen

Nabijgelegen plaatsen

Oost-Indische Huisbrug
Oost-Indische Huisbrug

De Oost-Indische Huisbrug (brug 223) is een vaste brug in Amsterdam-Centrum. De brug overspant de Kloveniersburgwal en vormt zo de verbinding tussen het Rusland en de zuidelijke kade van de Raamgracht. De brug is sinds 10 oktober 1995 een gemeentelijk monument. De brug is vernoemd naar het Oost-Indische Huis gelegen op de hoek Kloveniersburgwal en Oude Hoogstraat, waardoor het gedeelte van de kade tussen Oude Hoogstraat en Rusland Oost-Indische Kaai werd genoemd. Er ligt hier al eeuwen een brug. Op zijn stadsplattegrond uit 1625 tekende Balthasar Florisz. van Berckenrode hier al een ophaalbrug met de hamei aan de stadskant; de Kloverniersburgwal heette toen nog Oude Cingel, Rusland 't Rus-landt en de Raamgracht Verwers Graft. De moderne geschiedenis van de brug begint in 1904. Toen besteedde de gemeente Amsterdam aan “Het vernieuwen van de vaste brug no. 223 over den Kloverniersburgwal vóór het Rusland, met bijbehorende werken". Er moest destijds gewerkt worden onder het regime van de ingenieur, hoofd der afdeling Onderhoud van de Dienst der Publieke Werken. Het werd een brug met ijzeren/stalen liggers die in een lichte welving over een vijftal jukken liggen. Daarboven liggen de planken dwars met daarop weer balustrades. In maart 1940 was de brug even buitendienst, er moesten kabels vernieuwd worden. De brug is in 1970 geheel vernieuwd, inclusief het landhoofd van brug 225 onder leiding van de Dienst der Publieke Werken. Er kwam een brug met stalen balken en beton en houten pijlers. De houten dwarsliggers zijn ook in 2020 nog aanwezig. De brug is sinds 1995 een gemeentelijk monument.

Staalhof (Amsterdam)
Staalhof (Amsterdam)

Het Staalhof was een 17e-eeuws gebouwencomplex op de hoek van de Staalstraat en de Groenburgwal in Amsterdam. Het is vooral bekend van Rembrandts schilderij De Staalmeesters, dat hier tot 1771 hing. Het Staalhof was het centrum van de lakenindustrie, de textielindustrie die de omgeving rond het gebouw domineerde. Hier werden de stoffen gekeurd door keurmeesters, de "staalmeesters", zo genoemd omdat ze gebruik maakten van stalen (proeflappen). Al in de 18e eeuw kwam de uitdrukking "staalmeesters" in zwang. Het vijfkoppige college van keurmeesters werd ieder jaar op Goede Vrijdag aangesteld. Het Staalhofcomplex bestond uit een zijdehal, een lakenhal en een saaihal (saai was een licht gekeperde wollen stof, dat wil zeggen met een diagonaal patroon). Van de Saaihal (1641) aan Staalstraat 7 is de gevel van Pieter de Keyser intact gebleven. De lakenhal aan Groenburgwal 42 werd in 1827-1829 drastisch verbouwd tot de Engelse Episcopale Kerk, het eerste neogotische bouwwerk in Nederland. In dit gebouw kwam de anglicaanse gemeenschap echter al sinds 1771 bijeen. In 1662 voltooide Rembrandt een portret van de vijf waardijns van het Staalmeestersgilde en hun bediende, Dit beroemde schilderij, later bekend geworden als De Staalmeesters, heeft tot 1771 in de vergaderkamer van de lakenhal gehangen. In deze zaal hingen ook andere groepsportretten die uit de 16e eeuw stamden. De schilderstijl van het portret duidt aan dat Rembrandt precies wist waar het zou komen te hangen – hoog boven de schouw, met lichtinval van links – want hij paste de lichtval en het perspectief er aan aan. Zelfs de lambrisering op de achtergrond van het doek kwam vermoedelijk overeen met de muren van de vergaderkamer in het Staalhof. Toen het gebouw in 1771 haar functie verloor, verhuisde het schilderij naar het stadhuis op de Dam. Het hangt nu in het Rijksmuseum.

Staalmeestersbrug
Staalmeestersbrug

De Staalmeestersbrug (brug 227) is een ophaalbrug in Amsterdam-Centrum. Ze overspant de Groenburgwal en ligt in Staalstraat, die aan beide zijden van de Groenburgwal ligt. Het is naast brug 226 de enige brug over de gracht. De brug, zelf een gemeentelijk monument vanaf 1995 wordt omringd door gemeentelijke en rijksmonumenten, maar er is hier ook relatieve nieuwbouw te vinden. De brug is een toeristische attractie, echter niet altijd voor de klassieke brug zelf. Vanaf de brug is er een fraai uitzicht op de toren van de Zuiderkerk, hetgeen door diverse kunstenaars is vastgelegd. De beroemdste daaronder is zonder meer Claude Monet, die het schilderde in De Zuiderkerk, Amsterdam gezien vanaf de Groenburgwal en en-passant ook de brug meenam, Monet zou een reeks Amsterdamse schilderijen maken. Van recentere datum is de wens van stelletjes onder de toeristen zogenaamde liefdesslotjes te hangen aan de tuidraden van de brug. De constructie van de brug is echter niet bestand tegen het zware metaal dat zodoende aan de brug komt te hangen; de brug wordt daarom regelmatig ontdaan van de slotjes. Er ligt hier al eeuwen een brug. Op de kaarten van Cornelis Anthonisz. uit 1538 en 1544 staat wel al het gebied “Die Ramen” (lakenramen) aangegeven, maar bruggen ontbreken. De brug is wel te zien op de kaart van Pieter Bast uit 1599. Balthasar Florisz. van Berckenrode uit 1625 laat een ophaalbrug zien over de Groene Burch Wal en wat dan nog de noordoever van de Amstelrivier is. Het gebied ten zuiden van de Staalstraat werd later aangeplempt. Ten westen van de brug lag de Stads Steenhouwery. De moderne geschiedenis van de brug begint in 1897. Bij een ontploffing dan wel brand in het gebouw Staalstraat 12 werd de brandstichter, die samenwerkte met de gebruiker van het gebouw en zijn dienstmeid, dermate zwaar gewond, dat zijn vingers bij de deuropening werden gevonden en stukken huid bij deze brug. In 1912 moest de brug acht dagen uit dienst worden genomen voor herstelwerken. Er was geen scheepvaart mogelijk omdat de brug niet "opgehaald" kon worden. Midden jaren twintig is de brug aan vervanging toe. Er werd door burgemeester en wethouders voorgesteld de brug te vervangen door een bredere en vaste brug. De schoonheidscommissie, met werkgroep Oud-Amsterdam, kwam daartegen in verweer. Zij vond een vaste brug hier niet passen en streed voor behoud van de bestaande brug met wat vernieuwingen. Als redenen daarvoor werden aangevoerd: het prachtige uitzicht vanaf het water van de Amstel naar de Zuiderkerk (zie Monet) de gemeente verwachtte een toenemende verkeersstroom; de schoonheidscommissie ging hiertegen in met de opmerkingen dat de Staalstraat (toen al) niet meer verkeer kon verdragen; tevens dat de aanvoer vanuit de Nieuwe Doelenstraat zou ook gering blijven, want die zat ook al aan haar maximale capaciteit; bovendien de Staalstraat leidde nergens naar een doorgaande verkeersroute; ook wilde de gemeente de drukte op het Amsterdam terugbrengen, hetgeen een verbreding van bruggen en wegen er naar toe weer teniet zou doen. Het enige dat B&W daartegenin brachten was dat het stukje Groenburgwal grenzend aan de brug nauwelijks enige esthetische kwaliteiten had (eind 20e eeuw zijn bijna alle gebouwen monumenten) en dat het verkeer toch toenam. Er werd twee jaar over gedaan om uiteindelijk tot de beslissing te komen om de toenmalige brug te vervangen door een brug met hetzelfde uiterlijk, de Publieke Werken ging ermee aan de slag. Werkzaamheden begonnen op 9 juli 1928, de vaart werd acht weken gestremd voor te hoge schepen (1,80 meter boven AP). Een week later werd de brug ook voor rijverkeer gesloten. In mei 1964 is er groot onderhoud aan de brug nodig. Er kwam bijna een geheel nieuwe brug want het bruggedeelte en de balans moesten vernieuwd worden. Het leverde een stremming op van twaalf dagen, alleen voetgangers konden over een noodbrug de Groenburgwal oversteken. Zo bleef een van de (toen) weinige houten ophaalbruggen bewaard voor de stad; de andere waren de Magere brug en Walter Süskindbrug. De brug dankt zijn naam aan de nabijgelegen Saaihal, waar de staalmeesters textielstalen keurden. Een aantal van hen werd door Rembrandt van Rijn vastgelegd in zijn schilderij De staalmeesters. Dat schilderij is tevens naamgever van de Staalmeesterslaanbrug in Amsterdam Nieuw-West.