place

Zonder titel (Sigurdur Gudmundsson)

Beeld in Amsterdam-Centrum
2020 Zonder titel (Sigurdur Gudmunsson) (1)
2020 Zonder titel (Sigurdur Gudmunsson) (1)

Aan de zoom van het Eerste Marnixplantsoen, Amsterdam-Centrum staat een titelloos artistiek kunstwerk. Het werk stamt uit 1988 en is van Sigurður Guðmundsson. Het werk is opgebouwd uit steen, glas en brons; dat laatste als omraming van het glas. Het kreeg in de loop der jaren de titel Bolwerk, wellicht omdat het sinds 1998 op de plaats staat van het Bolwerk Haarlem dan wel Molen De Palm, dat hier tot midden 19e eeuw stond. Een plaquette uit de serie Bolwerkenroute in de onmiddellijke nabijheid herinnert eraan. Rijksakademie op de kaart nam die titel Bolwerk over en gaf als omschrijving: Een aan oud stadsbolwerk herinnerend werk in glas en steen. Kunstwacht Amsterdam omschreef het als: Twee puntige rechthoeken waarvan een liggend. Daartussen een kwart bronzen wagenwiel met draadglas. Het beeld stond vanaf 1988 tot 1998 op het Professor Tulpplein, alwaar Molen de Bul stond op het Oosterblokhuis; daarna in genoemd plantsoen. Verspreid in het plantsoen liggen enkele metalen kogels, waarvan onduidelijk is of ze tot het kunstwerk behoren.

Fragment uit het Wikipedia-artikel Zonder titel (Sigurdur Gudmundsson) (Licentie: CC BY-SA 3.0, Auteurs, Beeldmateriaal).

Zonder titel (Sigurdur Gudmundsson)
Eerste Marnixplantsoen, Amsterdam Centrum

Geografische coördinaten (GPS) Adres Nabijgelegen plaatsen
placeToon op kaart

Wikipedia: Zonder titel (Sigurdur Gudmundsson)Lees verder op Wikipedia

Geografische coördinaten (GPS)

Breedte Lengte
N 52.381788888889 ° E 4.8799361111111 °
placeToon op kaart

Adres

Bolwerk Haarlem

Eerste Marnixplantsoen
1015 XR Amsterdam, Centrum
Noord-Holland, Nederland
mapOpenen op Google Maps

2020 Zonder titel (Sigurdur Gudmunsson) (1)
2020 Zonder titel (Sigurdur Gudmunsson) (1)
Ervaringen delen

Nabijgelegen plaatsen

Rotterdammerbrug
Rotterdammerbrug

De Rotterdammerbrug (brug 150) is een vaste brug op de grens van Amsterdam-Centrum en Amsterdam Oud-West. De brug overspant de Singelgracht tussen de Marnixstraat en de Nassaukade. Aan de oostzijde komt de brug uit in het Eerste Marnixplantsoen, aangelegd op het voormalige Bolwerk Haarlem, een van de 17e-eeuwse Amsterdamse bastions. De eerste brug was een boogbrug, afkomstig uit Rotterdam. Deze brug had jarenlang dienst gedaan als brug over de Koningshaven in Rotterdam. Zij werd in 1874 ontworpen door Christiaan Bonifacius van der Tak, directeur van de Rotterdamse Gemeentewerken, een gemeente instantie vergelijkbaar met de Amsterdamse Publieke Werken. In 1878 werd deze brug te koop aangeboden en de gemeente Amsterdam diende zich als koper aan. De prijs bedroeg om en nabij de 1500 gulden, waarbij nog 4000 gulden aan transportkosten opgeteld moest worden. In 1880 werd de brug overgebracht naar Amsterdam. Amsterdam had op drie plaatsen met spoed een brug nodig, twee over het Lozingskanaal (nabij het abattoir en naast de spoorbrug) en hier aan de Nassaukade, de brug kwam dus daar terecht. Deze brug werd anders dan de Utrechtsebrug, Leidsebrug en Schellingwouderbrug niet vernoemd naar de plaats van zij heen leidt, maar de plaats waar zij vandaan kwam. De brug hing (te) laag over het water en dat leidde er in december 1949 toe dat de brug werd ontkoppeld en teruggevaren naar Rotterdam. Er kwam een nieuwe brug, maar ook dit was een tweedehandsje. De geplaatste brug had eerder dienst gedaan als brug 188 in de Hemweg. Daar werd in 1931 een parallelliggerbrug overbodig door de aanleg van de Minervahaven en de daaruit voortvloeiende verplaatsing van de Hemweg. In 1931 verscheen ook het "Voorlopig schema van verkeersverbeteringen in de binnenstad", een langdurig project in de Amsterdamse binnenstad om de verkeersstromen in de hand te houden. Zo kwam er in 1975 hier alweer een nieuwe brug. Deze was inderdaad nieuw en was ontworpen door Dirk Sterenberg, bruggenarchitect van de Publieke Werken Amsterdam. De betonnen brug met drie doorvaarten werd vergezeld van balustrades van de hand van Herman van der Heide. Opvallende kenmerken aan de brug zijn de balusters en pijlers, die doen denken aan de Amsterdamse Schoolstijl van de voorganger van Sterenberg, Piet Kramer. Ook het zitje nabij de brug wijst op Kramers invloed. Men schatte (vanuit 1931) in dat er veel verkeer zou komen, dus er kwam een brede brug, een beetje de handtekening van Sterenberg. Het verkeersinzicht wijzigde echter vlak daarna, waarna de brug als het ware droog kwam te staan. In de 21e eeuw werd alleen nog voet- en fietsverkeer toegestaan. De brug is daarna nog een keer flink gerenoveerd. De brug gaat aan de noordwestzijde door middel van een keerwand over in de Kattenslootbrug.

Brug 142
Brug 142

Brug 142 is een ophaalbrug in Amsterdam-Centrum. De brug vormt de verbinding tussen de Willemsstraat en de Nieuwe Willemsstraat. Ze overspant de Lijnbaansgracht. In 1882 kwam hier een houten noodbrug te liggen, aangezien de plaatselijke verbinding over de Lijnbaansgracht ter hoogte van de Palmstraat gesloopt werd. Pas in 1887 werd er een aanbesteding gedaan voor het vernieuwen van de ophaalbrug. Het jaar daarop lag de ophaalbrug er, naar een ontwerp van Dienst der Publieke Werken waar toen Bastiaan de Greef verantwoordelijk was voor de bruggen. Het zou echter geen nieuwe brug zijn, maar een brug die eerder over de Geldersekade had gehangen (brug 297). In oktober 1906 zag de gemeenteraad in dat de toenmalige brug verbreed moest worden, ze nam een nieuwe brug in overweging. Van 1 juli tot 30 oktober 1908 lag daarop verkeer over de brug stil. Al drie dagen eerder konden voetgangers over de nieuwe brug. Deze brug was bijna niet gelegd, buurtbewoners hoopten op demping van de Lijnbaansgracht hier, maar dat ging niet door. De brug is gefabriceerd en vermoedelijk ook ontworpen door de “s Gravenhaagse Machinefabriek en Gieterij. Frank V. Smit heeft het over: "voor Amsterdam ongebruikelijke hameipoorten uit onderdelen die op seriewerk wijzen, vakliggerwerk, die op maat besteld kan worden met gelijkzijdige driehoekige consoles en hamiestijlen met uitkragende scharnieren." De brug stond van 1908 tot 1962 op een houten onderbouw, daarna op een betonnen. In die tussentijd ontkwam de brug aan de slopershamer; de gemeente was van plan de brug te vervangen door een vaste brug, maar een plaatselijk houthandel liet tot in de jaren zestig haar hout via schip aanvoeren. Toen die firma vertrok kwamen er woonboten liggen en ook die moesten beweegbaar blijven, dus de ophaalbrug bleef. De brug heeft ook nog haar oorspronkelijke ijzeren sluitdeuren. In 1995 werd de brug uitgeroepen tot gemeentelijk monument. De brug stond plaatselijk bekend als de Oude Fransenbrug, een vernoeming naar het Oude Fransenpad, dat samen met de Goudsbloemgracht werd opgebouwd tot Willemsstraat. In april 2016 trok het gemeentebestuur van Amsterdam alle officieuze benamingen in en sindsdien gaat de brug anoniem (dat wil zeggen alleen met nummer) door het leven.

Nassaubioscoop
Nassaubioscoop

De Nassaubioscoop (ook bekend als de Centrum Bioscoop en Thalia Theater) is een voormalige bioscoop aan de Lijnbaansgracht in de Jordaan in Amsterdam. Over theaters in Amsterdam is veel gepubliceerd. In 1996 publiceerde Richard van Bueren: Saturday night at the movies: het grote Amsterdamse bioscopenboek, 2 delen. Oss, Amsterdam, 1996. Over de theaters in de Jordaan publiceerden in 2011 Anneloes Pen en Ton Damen, in samenwerking met Mieke Krijger, een groot overzichtsartikel in Het Parool: 'Paleizen van Heintje Davids en de stomme film'. Theo Bakker vatte het voorgaande enigszins samen in een artikel. Het theater werd in opdracht van de ondernemers S. Nort en J. Alengs gebouwd als filmtheater naar een ontwerp van de architect Pieter Antonie Johan Scheelbeek. P.A.J. Scheelbeek kwam met een ontwerp dat duidelijk geënt was op de Moorse architectuur, met drie typerende hoefijzerbogen op de façade, geflankeerd door twee blinde ramen waarin ruimte was voor affiches. In die dagen hadden films iets exotisch, bioscopen werden vernoemd naar het Alhambra etc. Met zijn markante uiterlijk speelde de bioscoop rol in de geschiedenis van de cinematografie. Het theater dat spoedig een variététheater werd, kende zo'n honderd stoelen in één zaal die 19 meter diep en 8,5 meter breed was, met een hoogte van 4,80 meter. De artiesten die er optraden werden lokale helden, zoals Mie en Ko (Gebroeders Chanson). Zij baseerden hun revues op de actualiteit en traden vervolgens ook landelijk op. Ook vonden regelmatig bijeenkomsten plaats voor de SDAP. Er was een noodgang die uitkwam op een binnenplaatsje dat toegang gaf tot een slop, de Berengang. De gang en de daaraan staande pandjes bestaan nog steeds. In de inpandige huizen woonden tot 1934 ambachtslieden. De bioscoop opende op 27 april 1913 zijn deuren (de oude bebouwing moest eerst nog gesloopt worden) en werd toen uitgebaat door ene H. van Praag. In maart 1929 sloot het bedrijf, maar de bioscoop maakte nog twee herstarts; de eerste volgde een maand na de sluiting in 1929 onder de naam 'Centrum Bioscoop' en legde nog geen jaar later in 1930 alweer het loodje, de bioscoop in april 1931 onder de naam 'Thalia Bioscoop' opnieuw geopend, maar dit was ook geen succesvolle onderneming. De bioscoop sloot in maart 1933 definitief de deuren. De naam Thalia ging over op een zalencomplex dat vlak bij de bioscoop, op de hoek van de Goudsbloemstraat en de Lijnbaansgracht was gelegen. Dit heeft het nog tot het begin van de 21ste eeuw uitgezongen. Het gebouw heeft daarna nog enkele andere functies gehad. Lange tijd was er een houthandel in gevestigd. In 1971 werd Dirk van den Broek de eigenaar en vestigde in het theater een supermarkt Dirk van den Broek en korte tijd een galerie. Over het verval van dit theater werd voor het eerst in 2007 alarm geslagen in Wijkkrant Jordaan & Gouden Reael. In 2009 waren er plannen het pand te slopen en er een luxe appartementencomplex te bouwen, maar dit plan werd door Stadsdeel Centrum afgekeurd omdat het de sloop behelsde van de gevel. In het besluit speelde het rapport Waardestelling. De voorgevel van de voormalige Nassaubioscoop uit 2008 en het artikel in de wijkkrant een rol. Dirk van den Broek, de eigenaar, heeft de winkel in het pand rond 2002 opgeheven. Het gebouw verloederde vervolgens. Pas eind 2016 werden op aandringen van de welstandscommissie de witte platen, die de gevel zo'n 30 jaar hadden bedekt, verwijderd om te onderzoeken of er nog oorspronkelijk elementen in de gevel zaten. Dat was het eerste onderzoek na het waardestellingsrapport dat in 2008 was gepresenteerd. In dat rapport werd een monumentenstatus voor het theater bepleit. Het Jordaanmuseum had al in 2007 de aandacht gevraagd voor het in verval rakend pand, een van de veertien theaters die er ooit in de Jordaan zijn geweest. In 2020 begon in opdracht van een projectontwikkelaar de transformatie van het voormalige theater tot twee huurappartementen en een ruimte voor detailhandel.