place

Onbekendegracht

Gracht in AmsterdamStraat in Amsterdam-Centrum
Onbekendegracht carre
Onbekendegracht carre

De Onbekendegracht is een gracht in het oostelijk deel van de Amsterdamse grachtengordel. Deze korte gracht, die de Nieuwe Prinsengracht en de Nieuwe Achtergracht verbindt, ligt pal achter theater Carré in de Weesperbuurt. De in 1899 gebouwde gietijzeren brug nr. 252 verbindt de Nieuwe Achtergracht met de Onbekendegracht. Deze voetgangersbrug is een van de 72 gemeentelijke monumenten in de vorm van een brug. De in 1906 gebouwde en door A.J. Tymensen ontworpen panden Onbekendegracht nrs. 1-5 zijn in 2006 tot monument verheven. Ook brug nr. 253 ligt over de Onbekendegracht. De Onbekendegracht gaf oorspronkelijk de Voormalige Stadstimmertuin toegang tot de Amstel. In een notariële akte, opgemaakt in 1800, werd de gracht "het Onbekende of Amstelgragtje" genoemd. Ook de benaming Korte Amstelgrachtje was in zwang. Bewoners van de Onbekendegracht verzochten de gemeente Amsterdam in 1948 om de naam van de gracht te veranderen, omdat ze deze te vreemd vonden. Het verzoek werd echter niet ingewilligd.

Fragment uit het Wikipedia-artikel Onbekendegracht (Licentie: CC BY-SA 3.0, Auteurs, Beeldmateriaal).

Onbekendegracht
Amstel, Amsterdam Centrum

Geografische coördinaten (GPS) Adres Nabijgelegen plaatsen
placeToon op kaart

Wikipedia: OnbekendegrachtLees verder op Wikipedia

Geografische coördinaten (GPS)

Breedte Lengte
N 52.3625 ° E 4.9044444444444 °
placeToon op kaart

Adres

Amstel 115-125
1018 EM Amsterdam, Centrum
Noord-Holland, Nederland
mapOpenen op Google Maps

Onbekendegracht carre
Onbekendegracht carre
Ervaringen delen

Nabijgelegen plaatsen

Amstel 135-141
Amstel 135-141

Amstel 135-141 te Amsterdam is een gebouw aan de straat Amstel in Amsterdam-Centrum, Een deel van de bewoners heeft uitzicht over de rivier Amstel Amsterdam groeide van binnenuit steeds naar buiten toe en was eind 17e eeuw aanbeland op deze plek, nog net binnen de ring Weteringschans – Sarphatistraat. Op de hoek van de Amstel en Korte Amstelstraat stond tot circa 1955 een viertal panden, die in de jaren daarvoor weliswaar regelmatig verbouwd waren maar na de Tweede Wereldoorlog toch enigszins in verval waren geraakt. Directeur Albert van Walraven van de Dienst der Publieke Werken constateerde dat ze na enig opknapwerk nog van grote waarde konden zijn binnen de gevelwand ter plaatse, die toch al te lijden had gehad van nieuwbouw. Zijn protest werd echter van tafel geveegd, maar een eerste ontwerp van architect Johannes Anthonie Landman overkwam hetzelfde. Landman kreeg nog een nieuwe kans en ging daarbij samenwerken met architect Bart van Kasteel dan net voor zichzelf begonnen was na werk voor Frits Eschauzier. De tweede poging kon wel op goedkeuring rekenen van de "Commissie voor de Oude Stad", maar er moest nog wel gekeken worden naar de prefab-betonnen en kunstgranieten afwerking. De keus voor deze samenstelling moest echter even later vanwege de hoge kosten, het was de tijd van wederopbouw, losgelaten worden. Als alternatief werd gekozen voor bepleistering. In plaats van twee bouwlagen (drie indien het souterrain meegeteld wordt) onder een schilddak kwam er een gebouw van vier bouwlagen met plat dak op een kelder. In het gebouw kon de architect 23 appartementen boven bedrijfsruimten kwijt. Deze appartementen zijn bereikbaar via galerijen in het gebouw. Vincent van Rossem concludeerde in 2009 dat het voor naoorlogse “nieuwbouw” een passend onderdeel was geworden van de gehele gevelwand ter plaatse. Dit werd mede bereikt doordat het gebouw, anders dan het verderop gelegen Koninklijk Theater Carré niet uitsteekt boven de omliggende bebouwing. Ook de horizontale afmeting bleek in zijn ogen mee te vallen. Door de gevelindeling past mede door de plaatsing van balkons binnen de architectonische ritmiek van de gevelwand. Hij voegde nog toe dat door het klimmen van de bekendheid van de architect Bart van Kasteel het gebouw aan importantie had gewonnen, ook al waren er al diverse verbouwingen geweest. Hij omschreef het als “redelijk gaaf bewaard gebleven” en wees op de betonnen verschijning in de Amsterdamse binnenstad. In 2008 was het gebouw dan ook opgenomen in de Top 100 naoorlogs erfgoed Amsterdam (nr 15). Het zou nog zes jaar duren (3 juni 2014) voordat het gebouw een gemeentelijk monument (200734) werd.

Jan Vinckbrug
Jan Vinckbrug

De Jan Vinckbrug (brug 250) is een vaste brug in Amsterdam-Centrum. De brug is gelegen in de oostelijke kade van de Amstel en overspant de Nieuwe Prinsengracht. Als men van de brug af naar het noorden kijkt ziet men in de directe omgeving alleen maar rijksmonumenten, waaronder ook de Magere Brug. Ten zuiden van de brug ligt als opvallendste gebouw Theater Carré. De brug is zelf noch rijksmonument, noch gemeentelijk monument. Het is wat wel genoemd wordt een architectonische leugen; ze ziet er oud uit, maar is het niet. Er ligt hier al eeuwen een brug. Daniël Stalpaert, de stadsarchitect tekende al een brug in op zijn ontwerp plattegrond van 1662; er is dan nog bijna geen enkele bebouwing gepland. Hetzelfde geldt als Frederik de Wit zijn kaart in 1688 maakt; er staan wat huisjes aan de Weesperstraat en het Besjes-huys, maar dat is het dan ook. Gerrit de Broen tekende dan in 1737 daadwerkelijk een brug in, ten zuiden van de brug stond toen de Molen 't Landt van Belofte (ook wel Molen Het Land van Beloften, op de plaats van Theater Carré), verder op aan de Nieuwe Prinsengracht, dan nog Prince Graft, ligt dan de achterkant van de Stadt Hout werf. De moderne geschiedenis begint in 1869. Toen werd hier een houten ophaalbrug vervangen door een dubbele basculebrug met twee aanbruggen. De brug hield het dankzij aanpassingen in 1910, 1920, 1930 en 1942 vol tot 1959. Toen was hier een steviger brug nodig. In 1959 werd de basculebrug dan ook gesloopt en vervangen door een welfbrug. Deze paste volgens de gemeente Amsterdam beter in het straatbeeld (dan een moderne betonnen brug), maar historisch inaccuraat. Er had hier tot dan toe nooit een welfbrug gelegen. De brug is vernoemd naar Johannes Jacobus (Jan) Vinck (1929-1995) een plaatselijk bekend persoon. Hij behartigde de belangen van de bewoners van deze buurt via Stichting Tussen Amstel en Weesper. Hij was voorts vrijwilliger in belangen voor allochtonen en ouderen.

Voormalige Stadstimmertuin 1
Voormalige Stadstimmertuin 1

Voormalige Stadstimmertuin 1 te Amsterdam is een gebouw aan de straat Voormalige Stadstimmertuin te Amsterdam-Centrum. Die genoemde stadstimmertuinen ook de schuitenmakerswerf vertrokken vanaf 1898 en 1899 naar een complex aan de Van Reigersbergenstraat in Amsterdam Oud-West. In nasleep daarvan werd er in 1900 opdracht gegeven enkele gebouwen (gebouwen 1-4) te slopen. Dit volgde op een aanbesteding in 1899 voor een noodschool op het terrein. Amsterdam had hier behoefte aan (veel) scholen en gaf daarom de Dienst der Publieke Werken opdracht twee scholen elk voor zeshonderd leerlingen te ontwerpen. Er werd toen nog gedacht aan adressen aan de Amstel 163 (A en K). De twee scholen zouden daarbij tegenover elkaar komen te staan (gebouw A ten zuiden van de straat; gebouw B ten noorden van de straat. De plattegronden zouden voor beide gebouwen grotendeels gelijk zijn. Daar waar gebouw A twee trapgevels zou krijgen, moest gebouw het doen met “slechts” één trapgevel (uiterst links). Deze trapgevels vormden de uiteinden van dat deel van het gebouw waarin het trappenhuis zich bevindt. Het gebouw dat uiteindelijke Voormalige Timmertuin 1 zou worden bestaat uit drie bouwlagen met daarboven de kap. Dat werd school no. 107; een openbare lagere school der 1e klasse. Het gebouw dat er staat ziet er overigens iets anders uit dan op de tekening. Vanaf de straat kijkend zit er nog een aanbouw aan de rechter kant. Aan de straatkant zijn twee geveltableaus te zien; één hoog in de gevel (anno 1900) en één boven de toegangsdeur. Origineel vermeldde wat voor een school het was (1e klasse). Twee scholen bleken te veel voor deze buurt, mede doordat mensen wegtrokken naar nieuw gebouwde wijken in Amsterdam-Oost. Deze lagere school werd rondom 1910 vervangen door een middelbare school (Uitgebreid Lager Onderwijs, ULO en MULO), genaamd Amstelschool. In de Tweede Wereldoorlog werd hier het Joods Lyceum gevestigd, Joden mochten niet naar een “gewone school” en werden hier centraal ondergebracht. Deze was hier in 1941 en 1942 gevestigd, Anne Frank en Margot Frank waren er leerlingen. In 1943 werd de school, nadat vrijwel alle Joodse gezinnen waren gedeporteerd en omgebracht, opgeheven. Een herdenkingstegeltableau met een driedimensionale davidster herinnert hier aan; ook is er naast de toegangsdeur een plaquette geplaatst. In 1965 had schilder Chris van Voorst in de school nog een vier bij vier meter metende muurschildering getiteld Bezetters in actie aangebracht ter nagedachtenis aan de slachtoffers. In 1988 kwam nadat het gebouw door Amsterdam was overgedragen aan het Rijk het bericht dat de schildering al dan niet bewust was overgeschilderd dan wel vernietigd. De toenmalige leerlingen vonden de schildering dermate schrikbarend (Duitse militairen die hakenkruizen droegen) dat het werd overgeschilderd, niet wetend dat het een oorlogsmonument was. Er werd nog gekeken of het hersteld kon worden, maar sindsdien is er niets meer over te vinden. Op 14 november 2006 werd het tot gemeentelijk monument verklaard. In 2023 is een Buitenschoolse opvang (BSO) gevestigd.

Amstelsluizen
Amstelsluizen

De Amstelsluizen zijn een sluizencomplex in de rivier de Amstel in Amsterdam tussen de Prinsengracht en de Singelgracht. De sluizen zijn aangelegd in de 17e eeuw en in de 19e ingrijpend gerenoveerd en aan de nieuwe eisen aangepast. Op initiatief en naar ontwerp van mathematicus en burgemeester Johannes Hudde werden de Amstelsluizen gebouwd in 1673, na de vergroting van de grachtengordel met de vierde uitleg. Met deze uitbreiding kwam de Amstel tussen de Blauwbrug en de Hogesluis binnen de stad te liggen. De uitvoering was ook in handen van Hudde, in samenwerking met Gerard Hasselaer en Cornelis van Oudshoorn. Om de waterverversing van de getijrivier de Amstel en de Burgwallen te verbeteren werden deze sluizen aangelegd. Dit om de sterk toegenomen vervuiling van Amstel en grachten tegen te gaan. Aanvankelijk zouden er twee schutsluizen komen, later werd dit gewijzigd in drie: een grote in het midden en aan weerszijden een kleinere. Tussen de buitenste schutsluizen en de beide Amstelkades bevond zich destijds een spuisluis. Nadat in 1872 de Oranjesluizen in gebruik waren gekomen en het IJ was afgesloten van de Zuiderzee veranderde de situatie. De Amstelsluizen werden gerenoveerd en aan de nieuwe eisen aangepast. De westelijke spuisluis werd ontmanteld en hier is sindsdien een vaste verbinding met het meest westelijke sluiseiland. De tol- of 'douanehuisjes' hebben waarschijnlijk dienstgedaan ter inning van de stedelijke accijnzen. In het midden staat een bakstenen huisje voor de sluiswachter. De drie schutsluizen zijn enkelkerend; behalve bij extreme waterstandsverschillen zijn deze doorgaans geopend. Aan de oostzijde bevindt zich de nog resterende dubbele spuisluis. De doorvaartwijdte van de westelijke en oostelijke schutsluis bedraagt 8,50 meter. De lengte is 47 meter. De Amstelsluizen zijn Rijksmonument nummer: 518510. Ter hoogte van de Amstelsluizen bevindt zich aan op de oostoever van de Amstel sinds 1887 het Koninklijk Theater Carré.

Voormalige Stadstimmertuin 2
Voormalige Stadstimmertuin 2

Voormalige Stadstimmertuin 2 te Amsterdam is een gebouw aan de straat Voormalige Stadstimmertuin te Amsterdam-Centrum. Die genoemde stadstimmertuinen en ook de schuitenmakerswerf vertrokken vanaf 1898 en 1899 naar een complex aan de Van Reigersbergenstraat in Amsterdam Oud-West. In de nasleep daarvan werd er in 1900 opdracht gegeven enkele gebouwen (gebouwen 1-4) te slopen. Dit volgde op een aanbesteding in 1899 voor de bouw van een noodschool op het terrein. Amsterdam had hier behoefte aan (veel) scholen en gaf daarom opdracht aan de Dienst der Publieke Werken twee tegenover elkaar liggende scholen te ontwerpen; beide zouden onderdak geven aan 600 leerlingen. Het beoogde adres was toen nog Amstel/Binnen-Amstel 163 A en K. Gebouw A werd dit pand, gebouw B kwam aan de noordzijde van de straat te liggen. De plattegronden van beide scholen vertoonden daarom veel gelijkenissen, net als de gevelindeling. Boven een plint kwamen voor gebouw nr 2 twee bouwlagen met daarop nog een kap. Opvallend was dat de voorgevel gesierd werd door twee puntgevels met daartussen nog een dakkapel. In die voorgevel kwamen drie tegeltableaus, twee in de punten van de puntgevels met vermoedelijk "Anno 1901", zoals bij de tegenoverliggende school in 2023 nog steeds te zien is. Boven de entree bevond zich een tegeltableau met een omschrijving van de school. In de school werden ook schipperskinderen onderwezen. Voor het leerseizoen 1901/1902 kon gebruik gemaakt worden van de gebouwen. De noodschool werd daarop ingeschakeld voor het onderbrengen van andere leerlingen in de buurt. Al snel was er geen behoefte meer aan een lagere school; het moest in 1916 verbouwd worden om te kunnen dienen als een Electrotechnische School, die er slechts tot 1935 was gevestigd. De volgende gebruiker werd een Joodse vijfjarige HBS. Er moest opnieuw behoorlijke verbouwd worden; dit maal werd architect Jac. Baars ingeschakeld, die het gebouw liet voorzien van centrale verwarming. Minister van Onderwijs Jan Rudolph Slotemaker de Bruine kwam de school openen. De school kende in het begin een groeiend aantal leerlingen, de Duitse bezetting tijdens Nederland in de Tweede Wereldoorlog leverde in eerste instantie een toename van leerlingen zien, want Joodse kinderen mochten alleen nog naar Joodse scholen met Joodse onderwijzers. Deze groei werd een paar jaar later omgezet in een sterke afname van het aantal leerlingen in een periode waarin Joodse families grotendeels werden gedeporteerd en omgebracht. De Joodse school werd in 1943 gesloten bij gebrek aan leerlingen en leraren. Na de oorlog kwam de Joodse school in 1947 terug; maar het gebouw moest voor gebruik eerst gerestaureerd worden; architect Abraham Osnowicz, overigens een voormalig werknemer van Baars, begeleidde de verbouwingen. De school groeide vanaf toen weer en in 1960 moest een grote verbouwing plaatsvinden. De beide puntgevels en het dak verdwenen en maakte onder bewind van architect Osnowicz plaats voor extra verdieping. De school, die haar naam in 1959 had gewijzigd in Joods Lyceum Maimonides (het kreeg er een gymnasium bij), vertrok in fasen vanaf 1972 naar een complex aan de Noordbrabantstraat. In 2017 werd er opnieuw verbouwd met het gebouw geschikt te maken voor een appartementencomplex. Daarbij bleef de versiering boven de schoolingang behouden. De geschiedenis van het gebouw is deels na te lezen met een plaquette van de Gemeente Amsterdam.