place

Henrick de Keijserbrug

Brug in Amsterdam-Centrum
Brug77 AUG2017 2a
Brug77 AUG2017 2a

De Henrick de Keijserbrug (brug 77) is een vaste brug in Amsterdam-Centrum. De brug is gelegen in de westelijke kade van de Amstel en overspant de Achtergracht. Het is sinds 1870, het jaar waarin een groot deel van de gracht werd gedempt, de enige overgebleven brug van de drie. De andere twee lagen ter hoogte van de Utrechtsestraat en in de zuidelijke kade van de Reguliersgracht. Voorts is het de enige overgebleven brug van vier tussen de Amstelsluizen en de Hoge Sluis. De Amstel kruiste hier twee grachten, Achtergracht en Nieuwe Achtergracht en Amstelgracht. Alleen brug 77 bleef over, de andere drie werden na demping overbodig. Er ligt hier al eeuwen een brug. Zowel Daniël Stalpaert als Frederick de Wit tekende de brug op hun plattegronden uit 1662 en 1688. Op de kaart van Stalpaert was nog nauwelijks enige bebouwing te zien (het was een ontwerpindeling), op de kaart van De Wit is Amsterdam al volgebouwd tot aan de Amstel, maar aan de overzijde is alleen dichte bebouwing te zien aan de Weesperstraat, maar die huizenrijen werden in 20e eeuw gesloopt ten behoeve van de verbreding van de Weesperstraat. De huidige brug 77 dateert van 1909. De brug, zelf geen monument, geeft uitzicht op de vele rijksmonumenten aan de noordelijke en zuidelijke gevelwand van de Achtergracht, maar ook op de rijksmonumenten de Amstelsluizen en Koninklijk Theater Carré aan de overzijde van de Amstel. De brug is vernoemd naar Hendrick de Keyser, stadsarchitect op de grens van de 16e eeuw en 17e eeuw. De moderne geschiedenis van de brug begint in 1908. Nadat het grootste deel van de Achtergracht gedempt is, zit de gemeente met deze brug in haar maag. Ze wilde ook het laatste deel tussen Frederiksplein en Amstel dempen, maar op dat deel van de Achtergracht stonden pakhuizen, die nog in gebruik waren. De demping verdween van tafel, maar toen de brug vervangen moest worden kwam een dilemma. Handhaving van de aanwezige laag gelegen basculebrug was te duur (in 1907 zou de brug maar 63 keer geopend zijn), een vaste brug op die hoogte belemmerde de toegang tot de pakhuizen te veel. Er werd besloten een ijzeren liggerbrug neer te leggen op een hoogte van ten minste 2,15 m Amsterdams Peil. Daartoe moesten de hellingen naar en van de brug bijna 65 centimeter verhoogd worden. Er kon 12.000 gulden bespaard worden aan materiaal, maar ook aan het wegbezuinigen van de brugwachter van de basculebrug. In december 1908 konden aannemers hun offerte verstrekken voor de sloop van de basculebrug en plaatsen van een nieuwe brug, die ontworpen van door de Dienst der Publieke Werken. In 1909 werd de brug neergelegd. In 1935 moest het dek van de brug vervangen worden. In 2015 was er nog groot onderhoud aan de brug, hetgeen terug te vinden is in het nieuwe metselwerk, voornamelijk aan de walkanten.

Fragment uit het Wikipedia-artikel Henrick de Keijserbrug (Licentie: CC BY-SA 3.0, Auteurs, Beeldmateriaal).

Henrick de Keijserbrug
Amstel, Amsterdam Centrum

Geografische coördinaten (GPS) Adres Nabijgelegen plaatsen
placeToon op kaart

Wikipedia: Henrick de KeijserbrugLees verder op Wikipedia

Geografische coördinaten (GPS)

Breedte Lengte
N 52.361522222222 ° E 4.9025888888889 °
placeToon op kaart

Adres

Henrick de Keijserbrug

Amstel
1017 AP Amsterdam, Centrum
Noord-Holland, Nederland
mapOpenen op Google Maps

Brug77 AUG2017 2a
Brug77 AUG2017 2a
Ervaringen delen

Nabijgelegen plaatsen

Amstelsluizen
Amstelsluizen

De Amstelsluizen zijn een sluizencomplex in de rivier de Amstel in Amsterdam tussen de Prinsengracht en de Singelgracht. De sluizen zijn aangelegd in de 17e eeuw en in de 19e ingrijpend gerenoveerd en aan de nieuwe eisen aangepast. Op initiatief en naar ontwerp van mathematicus en burgemeester Johannes Hudde werden de Amstelsluizen gebouwd in 1673, na de vergroting van de grachtengordel met de vierde uitleg. Met deze uitbreiding kwam de Amstel tussen de Blauwbrug en de Hogesluis binnen de stad te liggen. De uitvoering was ook in handen van Hudde, in samenwerking met Gerard Hasselaer en Cornelis van Oudshoorn. Om de waterverversing van de getijrivier de Amstel en de Burgwallen te verbeteren werden deze sluizen aangelegd. Dit om de sterk toegenomen vervuiling van Amstel en grachten tegen te gaan. Aanvankelijk zouden er twee schutsluizen komen, later werd dit gewijzigd in drie: een grote in het midden en aan weerszijden een kleinere. Tussen de buitenste schutsluizen en de beide Amstelkades bevond zich destijds een spuisluis. Nadat in 1872 de Oranjesluizen in gebruik waren gekomen en het IJ was afgesloten van de Zuiderzee veranderde de situatie. De Amstelsluizen werden gerenoveerd en aan de nieuwe eisen aangepast. De westelijke spuisluis werd ontmanteld en hier is sindsdien een vaste verbinding met het meest westelijke sluiseiland. De tol- of 'douanehuisjes' hebben waarschijnlijk dienstgedaan ter inning van de stedelijke accijnzen. In het midden staat een bakstenen huisje voor de sluiswachter. De drie schutsluizen zijn enkelkerend; behalve bij extreme waterstandsverschillen zijn deze doorgaans geopend. Aan de oostzijde bevindt zich de nog resterende dubbele spuisluis. De doorvaartwijdte van de westelijke en oostelijke schutsluis bedraagt 8,50 meter. De lengte is 47 meter. De Amstelsluizen zijn Rijksmonument nummer: 518510. Ter hoogte van de Amstelsluizen bevindt zich aan op de oostoever van de Amstel sinds 1887 het Koninklijk Theater Carré.

Amstelgracht (gracht)
Amstelgracht (gracht)

De Amstelgracht is een voormalige gracht in Amsterdam-Centrum. Ze was gelegen tussen de noordelijker gelegen Achtergracht/Nieuwe Achtergracht en de zuidelijker gelegen Singelgracht. Ze is gegraven in het verlengde van de Lijnbaansgracht. De gracht kruiste de Amstel. De gracht komt voor het eerst voor op kaarten van rond 1661 van Nicolaes Visscher met als basis een kaart van Joan Blaeu. Het behelst dan nog een plan voor de inrichting van het gebied ten oosten van de Leidsegracht dat toen de stadsgrens vormde. In 1662 tekende stadsarchitect Daniël Stalpaert opnieuw de gracht in op zijn ontwerpgedeelte van zijn plattegrond. De gracht ligt dan nog in een bijna geheel onbebouwd gebied. De enige bebouwing is dan nog het bolwerk Wester Blockhuys en de infirmerie. De Amstelgracht sluit dan aan op de Veemarkt en Ossenmarkt. Frederik de Wit is explicieter met zijn aanduiding (1688). Jacob Cats (1741-1799) woonde enige tijd aan de gracht. Op het terrein van de Veemarkt/Ossenmarkt verrees tussen 1862 en 1865 het Paleis voor Volksvlijt. Bebouwing bestond onder andere uit een schoolwoning en paardenstal, die stonden tussen de Amstelgracht en de huidige Sarphatistraat en in 1865/1866 gesloopt ("gelegen aan het einde van de Amstelgracht, bij de Hooge Steenenbrug", aldus het Algemeen Handelsblad van 18 december 1865). Op die plaats werd vervolgens een stadsvilla gebouwd voor Anne Willem van Eeghen (1860-1938) naar een ontwerp van Gerlof Salm. Dit gebouw werd op haar beurt in de jaren vijftig weer gesloopt om plaats te maken voor nieuwbouw met dan adres Amstel 344/Sarphatistraat 15. In 1866 werd de gracht gedempt en heet dan voor een tijdje Gedempte Amstelgracht. In 1872 kreeg de voormalige gracht een nieuwe naam Maarten Jansz. Kosterstraat, die in 2017 elf rijksmonumenten kent. Over de Amstelgracht lag zowel in de oostelijke als de westelijke kade van de Amstel een brug. Beide bruggen verdwenen als gevolg van de demping.

Achtergracht 17-19
Achtergracht 17-19

Achtergracht 17-19 te Amsterdam is een gebouw aan de Achtergracht in Amsterdam-Centrum. De Achtergracht is een 17e eeuwse gracht binnen de oude binnenstad met Singelgracht als grens. Net als aan de andere grachten werden hier grachtenpanden neergezet, veelal met bedrijfsmatige eenheid, woonhuizen en een pakzolder. Aan de zuidelijke gevelwand staan in de 21e eeuw nog steeds pakhuizen, maar dan wel omgebouwd tot woning. Ook de noordelijke gevelwand is volgebouwd met grachtenpanden. De meeste gebouwen hadden een souterrain al dan niet als bedrijf in gebruik, verder drie woonetages en vervolgens een puntdak In de 20e eeuw kregen de meeste gebouwen aan de gracht de status van gemeentelijk of rijksmonument. De gebouwen 17 en 19 haalden die status niet, want die werden rond 1915 afgebroken om plaats te maken voor nieuwbouw. Huisnummer 17 had een daarbij een versierde daklijst, nummer 19 een klokgevel. Sponzen- en zeemleerbedrijf Hartog Speijer had zijn oog laten vallen op deze twee percelen om er nieuwbouw te plegen; het was er sinds de jaren negentig gevestigd. Speijer schakelde de architecten Harry Elte en Gerard Mastenbroek in voor een zogenaamd dubbelpand. Het gebouw met op de begane grond sierlijk tegelwerk valt duidelijk op in de gevelwand. Daar waar de gebouwen eromheen vanaf de gracht het achterland inlopen, lijkt dit gebouw door de gevel juist parallel aan de gracht te staan. Dit wordt benadrukt door het zichtbare deel van het dak. Het gebouw is echter net zo diep als nummers 15 en 21, aldus de BAG-plattegrond. Elte en Mastenbroek ontwierpen een bedrijfspand met daarboven twee woonetages onder een zolderetage, die vermoedelijk later ook tot wooneenheden is verbouwd, De aanbesteding vond plaats in 1916. De begane grond en het souterrain zijn opgebouwd uit natuursteen, terwijl boven de lijst baksteen overheerst. De voorgevel werd symmetrisch gebouwd waarbij voor de wooneenheden erkers werden aangehecht. Bewoners van de eerste etage hebben behalve die erkers ook nog eens een balkon, die beide erkers verbindt. De dragende constructie daarvan wordt gevormd door consoles die uit de verdiepingsgrens steken, maar aan de uiteinden uit een omgekeerde parapluconstructie. Direct onder het balkon is een tegelconstructie geplaatst om de naam van het bedrijf te vermelden. Blikvangers van die etage zijn de tegelwerken in art-decomotief boven de pilasters, zowel aan de zijkant als tussen de raampartijen. De raampartijen zijn in het bovenlicht opgevuld met glas-in-lood in diverse blauwtinten in abstracte ornamentatie. De huisnummers zijn afgebeeld in typografie uit die tijd (boven de toegangsdeuren). Speijer (wasserij voor sponzen, magazijn en kantoor) zat er tot de jaren dertig (Speijer overleed in 1931). Daarna nam de Nederlandse Bioscoop Bond het gebouw in gebruik. Tijdens de Tweede wereldoorlog zat er een Duitse instelling (Landeslieferungsgenossenschaft f.d., rh. Schumacherhandwerk GMBH); , navrant want het gebouw werd gebouwd door een Joods bedrijf en ontworpen door een Joodse architect, Elte werd omgebracht in Theresienstad. Tussen 1945 en 1954 was hier fotopersbureau Anefo gevestigd; zij waren er al in juni 1945 gevestigd, blijkt uit een oproep Foto’s gevraagd. In 2023 bestiert een horecabedrijf de begane grond. Overigens was amper met de bouw begonnen of Elte en Mastenbroek moesten voor dezelfde firma Speijer Utrechtsedwarsstraat 134 en 136 verbouwen, die tegen de achterkant van dit pand aanstonden.

Frans Hendricksz. Oetgensbrug
Frans Hendricksz. Oetgensbrug

De Frans Hendricksz. Oetgensbrug (brug 76) is een vaste brug in Amsterdam-Centrum. Ze is gelegen in de westelijke kade van de Amstel en overspant de Prinsengracht. De brug is de laatste brug van de Prinsengracht voordat zij diezelfde Amstel instroomt. De brug ligt tevens op de zuidoostelijke grens van de Amsterdamse grachtengordel. De brug is per 1995 een gemeentelijk monument. Ten noorden van de brug staat een aantal gemeentelijke en rijksmonumenten, ten zuiden van brug niet. De hoek bestaat uit (relatieve) nieuwbouw. Er ligt hier al eeuwen een brug. Zowel Daniël Stalpaert als Frederik de Wit tekende hier een brug op hun plattegronden van respectievelijk 1662 en 1688. De huidige brug zou dateren uit 1773, aldus vermeld in een van de twee hevig verweerde datumstenen (Anno 1773) aan de zijde van de Amstel. De brug had in de 20e eeuw regelmatig onderhoud nodig in verband met het toenemend verkeer, dat ook nog eens zwaardere voertuigen kreeg. De sporen van dat onderhoud zijn hier en daar terug vinden in het uiterlijk van de brug. Aan de Amstelzijde is het goed zichtbaar dat de reparaties niet aansloten bij het bestaande metselwerk. Zo moest de brug in 1935 voor alle verkeer afgesloten worden, want het onder- en bovendek waren versleten. In 1972 kreeg de brug een inwendige opknapbeurt, de overspanning werd van gewapend beton gemaakt. Vier jaar later moest ook de fundering vernieuwd worden, hetgeen bijna een jaar in beslag nam. De stenen welfbrug heeft al eeuwen drie doorvaarten. De brug is vernoemd naar Frans Hendricksz. Oetgens. Deze burgemeester van Amsterdam was tezamen met Hendrik Staets, Lucas Jansz Sinck en Hendrick de Keyser verantwoordelijk voor de voorbereiding en uitvoering van de derde Uitleg van de grachtengordel. Brug 38 had in Oetgenssluis ook een verwijzing naar Oetgens, maar die officieuze vernoeming is per april 2016 vervallen. Brug 76 diende als voorbeeld voor de vervanging van de Jan Vinckebrug aan de overzijde van de Amstel, die de Nieuwe Prinsengracht overspant.

Achtergracht 11F
Achtergracht 11F

Achtergracht 11-F te Amsterdam is een gebouw(tje) staand aan de Achtergracht, Amsterdam-Centrum. Aan die gracht staan gebouwen die in de 20e eeuw de status kregen van gemeentelijk dan wel rijksmonument. Het betreft dan voornamelijk omgebouwde pakhuizen (Pakhuis januari tot en met Pakhuis november) of herenhuizen. Achtergracht 11-F (tegenover Achtergracht 11) is van een geheel andere orde, het heeft een vloeroppervlak van slechts 20m2. De gemeente Amsterdam had voor de vele stadsuitbreidingen ook dienstkantoren nodig, zoals bijvoorbeeld voor de gemeentepolitie. Daartoe werden stenen gebouwen opgericht, maar hier en daar ook houten politieposten. In die categorie bevindt zich Achtergracht 11-F. Het betreft een hulppolitiepost uit het jaar 1897, ontworpen door de Dienst der Publieke Werken. Daarbij werden typeletters gegeven, dit type kreeg de letter B. Er werden van type A en B negen huisjes geplaatst: Houtmankade, Amstelveenseweg, Dapperplein, Hemonystraat, Sarphatipark, Van Hogendorpplein, Nassaukade, Marnixstraat en 's-Gravesandestraat. Het betrof chaletachtige houten gebouwtjes. Deze aan de Hemonystraat werd ontworpen in 1896. De politie trok echter in 1912 naar het stenen gebouw aan de Stadhouderskade 115. In 1913 verhuisde dit gebouw, bekend als Het witte gebouwtje naar de Achtergracht en kwam te staan op het rond 1870 gedempte deel aan het Frederiksplein. Het gebouwtje, dat eigenlijk alleen een wachtkamer voor agenten heeft, is een gemeentelijk monument. Al in 1924 was het wegbezuinigd. Een grotere variant van de politiepost staat aan de Nieuwezijds Voorburgwal 277, Amsterdam, dat is een rijksmonument.

Jan Vinckbrug
Jan Vinckbrug

De Jan Vinckbrug (brug 250) is een vaste brug in Amsterdam-Centrum. De brug is gelegen in de oostelijke kade van de Amstel en overspant de Nieuwe Prinsengracht. Als men van de brug af naar het noorden kijkt ziet men in de directe omgeving alleen maar rijksmonumenten, waaronder ook de Magere Brug. Ten zuiden van de brug ligt als opvallendste gebouw Theater Carré. De brug is zelf noch rijksmonument, noch gemeentelijk monument. Het is wat wel genoemd wordt een architectonische leugen; ze ziet er oud uit, maar is het niet. Er ligt hier al eeuwen een brug. Daniël Stalpaert, de stadsarchitect tekende al een brug in op zijn ontwerp plattegrond van 1662; er is dan nog bijna geen enkele bebouwing gepland. Hetzelfde geldt als Frederik de Wit zijn kaart in 1688 maakt; er staan wat huisjes aan de Weesperstraat en het Besjes-huys, maar dat is het dan ook. Gerrit de Broen tekende dan in 1737 daadwerkelijk een brug in, ten zuiden van de brug stond toen de Molen 't Landt van Belofte (ook wel Molen Het Land van Beloften, op de plaats van Theater Carré), verder op aan de Nieuwe Prinsengracht, dan nog Prince Graft, ligt dan de achterkant van de Stadt Hout werf. De moderne geschiedenis begint in 1869. Toen werd hier een houten ophaalbrug vervangen door een dubbele basculebrug met twee aanbruggen. De brug hield het dankzij aanpassingen in 1910, 1920, 1930 en 1942 vol tot 1959. Toen was hier een steviger brug nodig. In 1959 werd de basculebrug dan ook gesloopt en vervangen door een welfbrug. Deze paste volgens de gemeente Amsterdam beter in het straatbeeld (dan een moderne betonnen brug), maar historisch inaccuraat. Er had hier tot dan toe nooit een welfbrug gelegen. De brug is vernoemd naar Johannes Jacobus (Jan) Vinck (1929-1995) een plaatselijk bekend persoon. Hij behartigde de belangen van de bewoners van deze buurt via Stichting Tussen Amstel en Weesper. Hij was voorts vrijwilliger in belangen voor allochtonen en ouderen.

Amstel 135-141
Amstel 135-141

Amstel 135-141 te Amsterdam is een gebouw aan de straat Amstel in Amsterdam-Centrum, Een deel van de bewoners heeft uitzicht over de rivier Amstel Amsterdam groeide van binnenuit steeds naar buiten toe en was eind 17e eeuw aanbeland op deze plek, nog net binnen de ring Weteringschans – Sarphatistraat. Op de hoek van de Amstel en Korte Amstelstraat stond tot circa 1955 een viertal panden, die in de jaren daarvoor weliswaar regelmatig verbouwd waren maar na de Tweede Wereldoorlog toch enigszins in verval waren geraakt. Directeur Albert van Walraven van de Dienst der Publieke Werken constateerde dat ze na enig opknapwerk nog van grote waarde konden zijn binnen de gevelwand ter plaatse, die toch al te lijden had gehad van nieuwbouw. Zijn protest werd echter van tafel geveegd, maar een eerste ontwerp van architect Johannes Anthonie Landman overkwam hetzelfde. Landman kreeg nog een nieuwe kans en ging daarbij samenwerken met architect Bart van Kasteel dan net voor zichzelf begonnen was na werk voor Frits Eschauzier. De tweede poging kon wel op goedkeuring rekenen van de "Commissie voor de Oude Stad", maar er moest nog wel gekeken worden naar de prefab-betonnen en kunstgranieten afwerking. De keus voor deze samenstelling moest echter even later vanwege de hoge kosten, het was de tijd van wederopbouw, losgelaten worden. Als alternatief werd gekozen voor bepleistering. In plaats van twee bouwlagen (drie indien het souterrain meegeteld wordt) onder een schilddak kwam er een gebouw van vier bouwlagen met plat dak op een kelder. In het gebouw kon de architect 23 appartementen boven bedrijfsruimten kwijt. Deze appartementen zijn bereikbaar via galerijen in het gebouw. Vincent van Rossem concludeerde in 2009 dat het voor naoorlogse “nieuwbouw” een passend onderdeel was geworden van de gehele gevelwand ter plaatse. Dit werd mede bereikt doordat het gebouw, anders dan het verderop gelegen Koninklijk Theater Carré niet uitsteekt boven de omliggende bebouwing. Ook de horizontale afmeting bleek in zijn ogen mee te vallen. Door de gevelindeling past mede door de plaatsing van balkons binnen de architectonische ritmiek van de gevelwand. Hij voegde nog toe dat door het klimmen van de bekendheid van de architect Bart van Kasteel het gebouw aan importantie had gewonnen, ook al waren er al diverse verbouwingen geweest. Hij omschreef het als “redelijk gaaf bewaard gebleven” en wees op de betonnen verschijning in de Amsterdamse binnenstad. In 2008 was het gebouw dan ook opgenomen in de Top 100 naoorlogs erfgoed Amsterdam (nr 15). Het zou nog zes jaar duren (3 juni 2014) voordat het gebouw een gemeentelijk monument (200734) werd.