place

Brug 133

Brug in Amsterdam-CentrumVoormalig bouwwerk in Amsterdam
Bouw voetgangerstunnel voor Centraal Station Amsterdam, Bestanddeelnr 934 5662
Bouw voetgangerstunnel voor Centraal Station Amsterdam, Bestanddeelnr 934 5662

Brug 133 was de aanduiding van een aantal kunstwerken in Amsterdam. Er zijn minstens drie kunstwerken geweest, die dat nummer droegen. Alle drie zijn inmiddels afgebroken dan wel onder het zand verdwenen. De eerstbekende brug 133 betreft een bruggetje nabij de Willem de Zwijgerlaan. Deze brug overspande De Krommert of een overhaal daarnaar toe. Bij demping van De Krommert werd de brug overbodig. Een tweede brug 133, een duiker was geplaatst langs de ringspoorbaan in Amsterdam-West. Het derde kunstwerk dat het nummer droeg was een voetgangerstunnel. Ze werd aangelegd in verband met toegenomen drukte op de Stationsplein voor het Station Amsterdam Centraal. De rijweg liep westwaart destijds nog voor de ingang langs en de vele voetgangers hielden het verkeer op en omgekeerd. Daarom werd er vanuit de centrale hal in het stationsgebouw een tunnel gegraven onder die weg door, die haar uitgang op het plein had naast het ronde VVV gebouwtje. De tunnel werd aangelegd in 1954/1955. Het ontwerp was in handen van de Dienst der Publieke Werken, vermoedelijke architect was Dick Slebos of Gerrit Feiko Janssonius of een combinatie van die twee. Er werd tegelijkertijd gebouwd aan Duiventil, een wisselwachtershuisje, ontworpen door Slebos. Janssonius was bij de opening op 23 juli 1955 aanwezig. Het bijzondere aan de tunnel was dat de drie toe- en uitgangen een ring met dekplaat boven zich kregen. Voorafgaand aan de plaatsing van op de tunnel was ook de ontvangsthal van het Centraal Station aanmerkelijk gewijzigd; de kaartverkoop tot dan toe in het midden werd naar de zijkanten verbannen. Na vijfentwintig jaar was de verkeerssituatie van het Stationsplein aan aanpassing toe. Door de bouw van het metrostation, waarvoor een toegang moest worden gerealiseerd met het station (dat niet in de hal maar voor het station uitkwam) moest de rijweg voor het station verdwijnen waardoor de tunnel overbodig werd en afgesloten en daarna in 1980/81 gesloopt.

Fragment uit het Wikipedia-artikel Brug 133 (Licentie: CC BY-SA 3.0, Auteurs, Beeldmateriaal).

Brug 133
Amsterdam Centrum

Geografische coördinaten (GPS) Adres Nabijgelegen plaatsen
placeToon op kaart

Wikipedia: Brug 133Lees verder op Wikipedia

Geografische coördinaten (GPS)

Breedte Lengte
N 52.378205555556 ° E 4.8997388888889 °
placeToon op kaart

Adres


Amsterdam, Centrum
Noord-Holland, Nederland
mapOpenen op Google Maps

Bouw voetgangerstunnel voor Centraal Station Amsterdam, Bestanddeelnr 934 5662
Bouw voetgangerstunnel voor Centraal Station Amsterdam, Bestanddeelnr 934 5662
Ervaringen delen

Nabijgelegen plaatsen

Tulpen palepai
Tulpen palepai

Tulpen palepai (Engels: Tulip palepai, Navigating the river of the world) is een artistiek kunstwerk in Amsterdam-Centrum. Het kunstwerk uit 2017 is een schepping van Jennifer Tee en een van de acht kunstwerken in Amsterdam die geïnitieerd werden door de aanleg van de Amsterdamse Metrolijn 52 (Noord/Zuidlijn). Dat was destijds een voortzetting van het kunstproject dat hoorde bij de aanleg van de Oostlijn; denk daarbij bijvoorbeeld aan de krantenletters bij metrostation Wibautstraat. Per metrostation werd een thema gekozen en dat werd voor “Centraal” verbinding met de wereld. Tee kreeg de opdracht op voorspraak van onder meer Benthem Crouwel Architekten (supervisie bouw metro) en het Stedelijk Museum Amsterdam; de Amsterdamse burgemeester en wethouders deed de rest. In eerste instantie dacht Tee aan een kunstwerk met de rechte lijnen uit het werk van Piet Mondriaan. Tee kwam echter met twee gobelinachtige werken, in basis niet opgebouwd uit stoffen, maar uit ruim 100.000 tulpenblaadjes. Tee liet zich inspireren door het symbool van Nederland, de tulp en de Sumatraanse palenpai. Die doeken, ook wel scheepjesdoeken of grote muurdoeken (ze hingen in huis) genoemd waren een typische uitdrukking van (culturele) rijkdom in Zuid-Sumatra en gingen van generatie op generatie over. Zij greep bij die combinatie terug op haar familiegeschiedenis; haar familie kwam in 1950 van Indonesië naar Nederland. Haar opa van moeders kant had een tulpenbollenbedrijf met export naar de Verenigde Staten. Als laatste inspiratiebron gebruikte ze de allegorische beeldencollectie die het Station Amsterdam Centraal in al haar gevels herbergt. Tee gebruikte rond blaadjes van circa 50 tulpensoorten, alleen al het drogen van de blaadjes nam zes maanden in beslag. Om tot het werk te kunnen komen legde ze bezoeken af aan de Keukenhof, tulpenkwekers, en Hortus Bulborum in Limmen. Daarna onderzocht ze in een zelfgebouwde droogkast welke tulpensoort de beste blaadjes voor het kunstwerk leverde (kleurvastheid, tint, vorm en afmeting). Tee gaf het vorm middels een schip met voor- en achtersteven met mensen, dieren, altaren etc., de centrale mast gaat over in een levensboom, volgens de kunstenaar symbool staand voor de reis van de mens naar andere levensfasen uitmondend in het hiernamaals. Tee verwerkte allerlei objecten zoals kruizen, grachtenpanden in het werk. De Amsterdamse grachtengordel is terug te vinden in de voor- en achterstevens; metrostellen met bijbehorende rails zijn centraal afgebeeld. Het werk was in oorspronkelijke vorm in 2016 te zien in de Rijksakademie van beeldende kunsten aan de Sarphatistraat en in voorjaar 2017 in het Rijksmuseum. In 2018 werden fotografische weergaven van de palenpai geplaatst in de centrale hal van de metrohal onder Amsterdam Centraal Station. Beide afbeelding zijn circa drie bij negen meter. Drie soortgelijke werken maar op kleinere schaal bevinden zich in de kunstcollectie van het Academisch Medisch Centrum.

Noord-Zuid Hollandsch Koffiehuis
Noord-Zuid Hollandsch Koffiehuis

Het Noord-Hollands Koffiehuis werd in 1911 aan het Amsterdamse Stationsplein tegenover het Centraal Station gebouwd, naar een ontwerp van architect J.H.W. Leliman. Het ontwerp was geïnspireerd op de Noordhollandse stolpboerderij en het vroegere 'Paalhuis' uit 1562 op de hoek van het Damrak en de Nieuwe Brug. Op 29 april 1912 werd het geopend door de toenmalige burgemeester van Amsterdam. Vanaf het koffiehuis voer een bootje naar het tramstation aan de overkant van het IJ, om aan te sluiten op de Waterlandse tram. Het koffiehuis en niet het tramstation in Noord gold als beginpunt van de rit naar Purmerend of Volendam. Sinds de overname van de lijnen door de NZHVM hanteerde zij de officiële benaming Trambootstation. In 1932 werd het gebouw aam de oostzijde uitgebreid. Vanaf 1 december 1932 werd de exploitatie van (Tweede) Noord-Hollandsche Tramweg-Maatschappij (TNHT) overgenomen door de NZH – sindsdien wordt het gebouw Noord-Zuid Hollandsch Koffiehuis genoemd. In de volksmond werd het vaak Het Koffiehuis genoemd. Na de opheffing van de tram naar Volendam in 1956 vertrokken de bussen van de NACO vanaf de Valkenweg in Amsterdam-Noord. Na de opening van de IJtunnel in 1968 kregen de bussen hun vertrekhalte op het Stationsplein ter hoogte van het Noord-Zuid Hollandsch Koffiehuis. Het in late art-nouveaustijl gebouwde koffiehuis moest in 1972 wijken voor de metrobouw. Het werd geheel gedemonteerd. De genummerde onderdelen van het gebouw werden opgeslagen in pakhuis Insulinde. In 1980 werd het weer opgebouwd, met gebruikmaking van oude onderdelen, zij het op een iets andere locatie. Het gebouw werd gedeeltelijk bovenop het caisson van het ondergrondse metrostation gezet. Voorts werd in dezelfde stijl een aanbouw gerealiseerd met een torentje om het informatie- en kaartverkoopkantoor van vervoerbedrijf GVB in onder te brengen. Daarnaast zetelt in het gebouw ook het VVV-kantoor, en heeft rederij Lovers hier een aanlegplaats voor de rondvaartboten. In 2003 kwam er nog een uitbreiding, inclusief een extra torentje. In 2007 kwam er aan de oostzijde in dezelfde stijl nog een uitbreiding met een losstaand informatiepunt voor toeristen. Gedurende bijna een eeuw, van 1919 tot 2014, was Smits Koffiehuis in het gebouw gehuisvest. Sinds 2016 is er in het voormalig koffiehuis een vestiging van Loetje, Loetje Centraal.

Stationseiland
Stationseiland

Het Stationseiland is het eiland waarop het Amsterdamse Centraal Station met het Stationsplein ligt. Dit eiland is het middelste van drie eilanden die tussen 1870 en 1880 werden aangeplempt in het IJ. Hiervoor werd zand gebruikt uit de duinen ten westen van Velsen dat vrijkwam bij het graven van het Noordzeekanaal en het sluizencomplex bij IJmuiden. In 1869 werd opdracht gegeven voor de aanleg van het Centraal Station op een kunstmatig eiland in het IJ. De aanleg van het stationseiland, stationsgebouw en emplacement heeft twintig jaar geduurd. Vooral de aanleg van de fundering was problematisch; 9000 palen werden geheid om de bouwwerken een stevig fundament te geven. Met de uitvoering van het plan werd de binnenstad afgesloten van het IJ. Op 15 oktober 1889 werd het nieuwe Centraal Station geopend. Het middelste eiland werd het Stationseiland, aan weerszijden daarvan kwamen het Oostelijk Eiland en het Westelijk Eiland te liggen, waarop spoorwegemplacementen kwamen te liggen. Het water tussen het Stationseiland en de Prins Hendrikkade heet Open Havenfront. Op het Stationseiland werd tussen 1880 en 1889 het door Pierre Cuypers ontworpen Centraal Station gebouwd. Aan de zuidzijde hiervan bevindt zich het Stationsplein, aan de noordzijde de De Ruijterkade. Het eiland wordt aan de oostzijde over de Oostelijke Doorgang en aan de westzijde over de Westelijke Doorgang met spoorwegviaducten en met verkeersbruggen verbonden met de aangrenzende eilanden. Met de Prins Hendrikkade wordt het eiland verbonden met drie bruggen: de Kamperbrug, de Middentoegangsbrug en de Westelijke Toegangsbrug. Naast het Centraal Station is nog andere bebouwing op het eiland aanwezig: aan de oostzijde het voormalige pakketpostgebouw, ontworpen door Eduard Cuypers, een neef van Pierre Cuypers, waarin nu diensten van de Nederlandse Spoorwegen zijn ondergebracht, alsmede het informatiecentrum Stationseiland en een fietsenstalling; aan de westzijde bevinden zich het Ibishotel, het hoofdkantoor van Wagons-Lits, een overdekte fietsenstalling en boven het aangrenzende water de 'fietsenflat', een grote stalling in meerdere etages voor fietsen. Aan de zuidoostzijde van het eiland staat het Noord-Zuid-Hollands Koffiehuis. Op het Stationseiland hebben alle tramlijnen die het Centraal Station aandoen een halte. Een bijzonderheid is de vroegere tramlijn 22, die van 1922 tot 1944 een rondje over het eiland reed.

Nieuwe Nieuwe Brug
Nieuwe Nieuwe Brug

De Nieuwe Nieuwe Brug (brug nr. 326) was een vaste brug in het centrum van Amsterdam als onderdeel van de Prins Hendrikkade en voerde over het water dat het Damrak met het Open Havenfront verbindt. De brug is in 1967/68 als tijdelijke brug aangelegd ten noorden van de ernaast gelegen Nieuwe Brug om deze te ontlasten. Het verkeer in westelijke richting ging voortaan over deze brug terwijl het verkeer in oostelijke richting over de Nieuwe Brug ging. De brug was voor het verkeer een belangrijke doorgaande route van oost naar west en was ook voor het openbaar vervoer van groot belang. Op de brug bevonden zich een tweetal uitstaphaltes. Aan de noordzijde een voor de GVB bussen uit Noord die ingebruik was van 1980-2008 en één aan de zuidzijde voor de NZH (sinds 1999 Connexxion) bussen uit Waterland die ingebruik was van 1972 tot de verplaatsing van het busstation naar een tijdelijk platform boven het Oosterdok na 2000. Om de passagiers te beschermen tegen het voortrazende verkeer was de halte voorzien van paaltjes met een ketting. De NZH bussen keerden dan via de Nieuwe brug naar het busstation bij de Sint Nicolaaskerk. Na de tijdelijke afbraak van de Nieuwe Brug ging het verkeer in beide richtingen over de 12 meter lange Nieuwe Nieuwe Brug. Voor de werkzaamheden aan de Noord/Zuidlijn moest de brug in 2015 worden afgebroken om niet meer terug te keren. In 2008 werd ter vervanging van beide bruggen de Nieuwe Brug breder herbouwd en in gebruik genomen voor het verkeer in beide richtingen. Het technisch ontwerp van de brug was dit keer afkomstig van de afdeling Tunnelbouw van de Dienst der Publieke Werken. De naam Nieuwe Nieuwe Brug verwijst naar de er naast gelegen Nieuwe Brug die nog steeds bestaat.

Alliantiewapen Oranje-Nassau en Waldeck-Pyrmont
Alliantiewapen Oranje-Nassau en Waldeck-Pyrmont

Het Alliantiewapen Oranje-Nassau en Waldeck-Pyrmont is een reliëf in Amsterdam-Centrum. Het is een van de vele beeldhouwwerken die de gevels van het Station Amsterdam Centraal sieren. Het werd al aangebracht tijdens de bouw; het stamt uit de periode 1881 tot 1889 toen aan het station gebouwd werd. Dit alliantiewapen in reliëfvorm geeft de echtelijke verbinding weer tussen Willem III der Nederlanden en Emma zu Waldeck und Pyrmont, koning en koningin tijdens de bouw van het spoorstation. Er zijn twee wapenschilden te zien, gepresenteerd door een tweetal leeuwen. Het linker wapenschild van Willen III toont opnieuw een leeuw (symbool van Oranje-Nassau; het rechter van Emma een achtpuntige ster (Waldeck-Pyrmont). In de banderol leest men de wapenspreuk Je maintiendrai. Het geheel wordt omkaderd door twee zuilen die het fronton ondersteunen. In die zuilen zijn een atlant (links, staand voor gezag) en een kariatide (rechts, staand voor zachtmoedigheid) uitgebeiteld. Frans Vermeylen (1857-1922) uit Leuven ontwierp de alliant en kariatide naar een voorbeeld van architect Pierre Cuypers. Vermeylen werkte voor een aantal beelden hier samen met uitvoerend beeldhouwer Martin van Langendonck. Het werk kwam in opdracht van Maatschappij tot Exploitatie van Staatsspoorwegen, die tevens aan Vermeylen de opdracht gaf voor het ontwerp van een koninklijk wapen. Beide wapens sieren de koninklijke wachtkamer; het alliantiewapen is gepositioneerd boven de voormalige ingang van paarden en koets. Het alliantiewapen wordt sinds jaar en dag beschermd door middel van een vogelnet.

Nieuwe Brug (Amsterdam)
Nieuwe Brug (Amsterdam)

De Nieuwe Brug (brug 303) is een vaste brug in Amsterdam-Centrum. Ze is gelegen in de Prins Hendrikkade en voert over het water dat het Damrak met het Open Havenfront verbindt. Haar naam is een verwijzing naar de Oude Brug, die over het Damrak gespannen was ter hoogte waar nu de straat onmiddellijk te noorden van de Beurs van Berlage ligt. Op diverse kaarten van de 13e en vroeg 14e eeuw is de Oude Brug wel te zien, maar op de plaats van de Nieuwe Brug is het Damrak van het IJ gescheiden door palenrijen met daarop een kantoortje. De eerste brug hier zou dateren van eind 14e eeuw, begin 15e. Op de kaart van Cornelis Anthonisz. uit 1538 is er een houten brug te zien met stenen aanbruggen. De brug moest nog steeds beweegbaar zijn voor in het Damrak gelegen schepen. Op de kaart van Balthasar Florisz. van Berckenrode uit 1625 is echter bijna een geheel vaste brug te zien, die grotendeels door palen wordt gedragen. Alleen in het middenstuk is nog een beweegbaar element ter doorvoer van zeilschepen gemaakt, een oorgatbrug. De brug heeft dan de naam Nieuwe Brugh; die brug is ook te zien op de plattegrond van stadsarchitect Daniël Stalpaert uit 1662. Als in 1685 Jacobus Storck zijn schilderij maakt, ligt er een stenen brug (sluis genoemd), waarbij het Paalhuys is verdwenen. Op de plattegrond van Gerrit de Broen (1737) is weer een stenen brug te zien met bastionachtige landhoofden aan de kant van het IJ. De brug met twee doorvaarten (met oorgaten) verbindt dan de Texelse Kay (in 1879 omgedoopt tot Prins Hendrikkade) met de Zeedijk. De middelste pijler wordt vanaf 1876 als draaischijf van een draaibrug. De brug werd toen al verbreed tot 8 meter, want de paardentram en even later de elektrische tram kwamen eraan. Jacob Olie legde die versie vast. In 1931 verscheen "Het voorlopig schema van verkeersverbeteringen in de binnenstad" waarbij de brug in 1938 geslachtofferd werd voor een vaste oeververbinding. Door het toenemende verkeer moest de brug opnieuw verbreed worden in 1955; die nieuwe versie nam de gehele lengte/breedte van de pijlers in beslag, zodat die onder de brug kwamen te liggen. Rond 1968 is opnieuw een verbreding nodig als de Prins Hendrikkade aangewezen wordt als aan-en afvoerroute van de IJtunnel. In plaats van de brug te verbreden, werd er gekozen voor een nieuwe brug ten noorden van de “oude”. Deze brug, Nieuwe Nieuwe Brug genoemd, kreeg brugnummer 326 en zorgde voor het verkeer stad in; de "oude" voor verkeer stad uit. Begin 21e eeuw werd de oude versie van de Nieuwe Brug afgebroken in verband met de aanleg van de Noord/Zuidlijn en weer vernieuwd. De Nieuwe Nieuwe Brug moest toen al het verkeer opvangen. Nadat die nieuwbouw in 2008 van bijna 26 meter breed werd opgeleverd, kwam daar al het verkeer over te rijden. In 2015 werd de noordelijke brug weer afgebroken, ook weer vanwege de Noord/Zuidlijn. Het oostelijke landhoofd van de Nieuwe Nieuwe Brug bleef daarbij als plateau staan. Sinds 1963 wordt de brug ook gebruikt door de tram, als onderdeel van de keerlus via het Oostelijke Stationsplein. Al eerder, van 1879 tot 1900 had er een paardentram overheen gereden (lijn Dam - Prins Hendrikkade).