place

Kamperdam

Amsterdam-CentrumBusstation in NederlandDam in NederlandGeschiedenis van Amsterdam

De Kamperdam was een tijdelijke dam in het centrum van Amsterdam. De dam werd na 1975 aangeplempt in het water van het Open Havenfront aan het oostelijk deel van het Stationsplein ten westen van de Kamperbrug. De dam was noodzakelijk om ruimte vrij te maken voor de aanleg van het eindstation van de Oostlijn. Ook het Noord-Zuid-Hollands Koffiehuis moest hiervoor tijdelijk verdwijnen evenals de rondvaartboten. Op de dam werd een tijdelijk busstation ingericht voor de GVB-buslijnen die van het werkterrein moesten verdwijnen. Na de opening van de metro in 1980 werd de dam afgegraven en keerde het water in het Open Havenfront terug evenals het Koffiehuis. In verband met werkzaamheden aan de Noord/Zuidlijn verscheen in 2008 over een deel van de voormalige dam een tijdelijke busbrug voor de GVB buslijnen naar Noord. Eind 2014 werd de tijdelijke brug buiten gebruik gesteld na de verhuizing van de buslijnen naar het busstation IJzijde. De dam was, evenals de Kampenbrug, vernoemd naar het voormalige Bolwerk Kamperhoofd.

Fragment uit het Wikipedia-artikel Kamperdam (Licentie: CC BY-SA 3.0, Auteurs).

Kamperdam
Prins Hendrikkade, Amsterdam Centrum

Geografische coördinaten (GPS) Adres Nabijgelegen plaatsen
placeToon op kaart

Wikipedia: KamperdamLees verder op Wikipedia

Geografische coördinaten (GPS)

Breedte Lengte
N 52.377377777778 ° E 4.90105 °
placeToon op kaart

Adres

Centraal Station

Prins Hendrikkade
1012 AE Amsterdam, Centrum
Noord-Holland, Nederland
mapOpenen op Google Maps

Ervaringen delen

Nabijgelegen plaatsen

Noord-Zuid Hollandsch Koffiehuis
Noord-Zuid Hollandsch Koffiehuis

Het Noord-Hollands Koffiehuis werd in 1911 aan het Amsterdamse Stationsplein tegenover het Centraal Station gebouwd, naar een ontwerp van architect J.H.W. Leliman. Het ontwerp was geïnspireerd op de Noordhollandse stolpboerderij en het vroegere 'Paalhuis' uit 1562 op de hoek van het Damrak en de Nieuwe Brug. Op 29 april 1912 werd het geopend door de toenmalige burgemeester van Amsterdam. Vanaf het koffiehuis voer een bootje naar het tramstation aan de overkant van het IJ, om aan te sluiten op de Waterlandse tram. Het koffiehuis en niet het tramstation in Noord gold als beginpunt van de rit naar Purmerend of Volendam. Sinds de overname van de lijnen door de NZHVM hanteerde zij de officiële benaming Trambootstation. In 1932 werd het gebouw aam de oostzijde uitgebreid. Vanaf 1 december 1932 werd de exploitatie van (Tweede) Noord-Hollandsche Tramweg-Maatschappij (TNHT) overgenomen door de NZH – sindsdien wordt het gebouw Noord-Zuid Hollandsch Koffiehuis genoemd. In de volksmond werd het vaak Het Koffiehuis genoemd. Na de opheffing van de tram naar Volendam in 1956 vertrokken de bussen van de NACO vanaf de Valkenweg in Amsterdam-Noord. Na de opening van de IJtunnel in 1968 kregen de bussen hun vertrekhalte op het Stationsplein ter hoogte van het Noord-Zuid Hollandsch Koffiehuis. Het in late art-nouveaustijl gebouwde koffiehuis moest in 1972 wijken voor de metrobouw. Het werd geheel gedemonteerd. De genummerde onderdelen van het gebouw werden opgeslagen in pakhuis Insulinde. In 1980 werd het weer opgebouwd, met gebruikmaking van oude onderdelen, zij het op een iets andere locatie. Het gebouw werd gedeeltelijk bovenop het caisson van het ondergrondse metrostation gezet. Voorts werd in dezelfde stijl een aanbouw gerealiseerd met een torentje om het informatie- en kaartverkoopkantoor van vervoerbedrijf GVB in onder te brengen. Daarnaast zetelt in het gebouw ook het VVV-kantoor, en heeft rederij Lovers hier een aanlegplaats voor de rondvaartboten. In 2003 kwam er nog een uitbreiding, inclusief een extra torentje. In 2007 kwam er aan de oostzijde in dezelfde stijl nog een uitbreiding met een losstaand informatiepunt voor toeristen. Gedurende bijna een eeuw, van 1919 tot 2014, was Smits Koffiehuis in het gebouw gehuisvest. Sinds 2016 is er in het voormalig koffiehuis een vestiging van Loetje, Loetje Centraal.

Tulpen palepai
Tulpen palepai

Tulpen palepai (Engels: Tulip palepai, Navigating the river of the world) is een artistiek kunstwerk in Amsterdam-Centrum. Het kunstwerk uit 2017 is een schepping van Jennifer Tee en een van de acht kunstwerken in Amsterdam die geïnitieerd werden door de aanleg van de Amsterdamse Metrolijn 52 (Noord/Zuidlijn). Dat was destijds een voortzetting van het kunstproject dat hoorde bij de aanleg van de Oostlijn; denk daarbij bijvoorbeeld aan de krantenletters bij metrostation Wibautstraat. Per metrostation werd een thema gekozen en dat werd voor “Centraal” verbinding met de wereld. Tee kreeg de opdracht op voorspraak van onder meer Benthem Crouwel Architekten (supervisie bouw metro) en het Stedelijk Museum Amsterdam; de Amsterdamse burgemeester en wethouders deed de rest. In eerste instantie dacht Tee aan een kunstwerk met de rechte lijnen uit het werk van Piet Mondriaan. Tee kwam echter met twee gobelinachtige werken, in basis niet opgebouwd uit stoffen, maar uit ruim 100.000 tulpenblaadjes. Tee liet zich inspireren door het symbool van Nederland, de tulp en de Sumatraanse palenpai. Die doeken, ook wel scheepjesdoeken of grote muurdoeken (ze hingen in huis) genoemd waren een typische uitdrukking van (culturele) rijkdom in Zuid-Sumatra en gingen van generatie op generatie over. Zij greep bij die combinatie terug op haar familiegeschiedenis; haar familie kwam in 1950 van Indonesië naar Nederland. Haar opa van moeders kant had een tulpenbollenbedrijf met export naar de Verenigde Staten. Als laatste inspiratiebron gebruikte ze de allegorische beeldencollectie die het Station Amsterdam Centraal in al haar gevels herbergt. Tee gebruikte rond blaadjes van circa 50 tulpensoorten, alleen al het drogen van de blaadjes nam zes maanden in beslag. Om tot het werk te kunnen komen legde ze bezoeken af aan de Keukenhof, tulpenkwekers, en Hortus Bulborum in Limmen. Daarna onderzocht ze in een zelfgebouwde droogkast welke tulpensoort de beste blaadjes voor het kunstwerk leverde (kleurvastheid, tint, vorm en afmeting). Tee gaf het vorm middels een schip met voor- en achtersteven met mensen, dieren, altaren etc., de centrale mast gaat over in een levensboom, volgens de kunstenaar symbool staand voor de reis van de mens naar andere levensfasen uitmondend in het hiernamaals. Tee verwerkte allerlei objecten zoals kruizen, grachtenpanden in het werk. De Amsterdamse grachtengordel is terug te vinden in de voor- en achterstevens; metrostellen met bijbehorende rails zijn centraal afgebeeld. Het werk was in oorspronkelijke vorm in 2016 te zien in de Rijksakademie van beeldende kunsten aan de Sarphatistraat en in voorjaar 2017 in het Rijksmuseum. In 2018 werden fotografische weergaven van de palenpai geplaatst in de centrale hal van de metrohal onder Amsterdam Centraal Station. Beide afbeelding zijn circa drie bij negen meter. Drie soortgelijke werken maar op kleinere schaal bevinden zich in de kunstcollectie van het Academisch Medisch Centrum.

Brug 133
Brug 133

Brug 133 was de aanduiding van een aantal kunstwerken in Amsterdam. Er zijn minstens drie kunstwerken geweest, die dat nummer droegen. Alle drie zijn inmiddels afgebroken dan wel onder het zand verdwenen. De eerstbekende brug 133 betreft een bruggetje nabij de Willem de Zwijgerlaan. Deze brug overspande De Krommert of een overhaal daarnaar toe. Bij demping van De Krommert werd de brug overbodig. Een tweede brug 133, een duiker was geplaatst langs de ringspoorbaan in Amsterdam-West. Het derde kunstwerk dat het nummer droeg was een voetgangerstunnel. Ze werd aangelegd in verband met toegenomen drukte op de Stationsplein voor het Station Amsterdam Centraal. De rijweg liep westwaart destijds nog voor de ingang langs en de vele voetgangers hielden het verkeer op en omgekeerd. Daarom werd er vanuit de centrale hal in het stationsgebouw een tunnel gegraven onder die weg door, die haar uitgang op het plein had naast het ronde VVV gebouwtje. De tunnel werd aangelegd in 1954/1955. Het ontwerp was in handen van de Dienst der Publieke Werken, vermoedelijke architect was Dick Slebos of Gerrit Feiko Janssonius of een combinatie van die twee. Er werd tegelijkertijd gebouwd aan Duiventil, een wisselwachtershuisje, ontworpen door Slebos. Janssonius was bij de opening op 23 juli 1955 aanwezig. Het bijzondere aan de tunnel was dat de drie toe- en uitgangen een ring met dekplaat boven zich kregen. Voorafgaand aan de plaatsing van op de tunnel was ook de ontvangsthal van het Centraal Station aanmerkelijk gewijzigd; de kaartverkoop tot dan toe in het midden werd naar de zijkanten verbannen. Na vijfentwintig jaar was de verkeerssituatie van het Stationsplein aan aanpassing toe. Door de bouw van het metrostation, waarvoor een toegang moest worden gerealiseerd met het station (dat niet in de hal maar voor het station uitkwam) moest de rijweg voor het station verdwijnen waardoor de tunnel overbodig werd en afgesloten en daarna in 1980/81 gesloopt.

Kolksluis (Amsterdam)
Kolksluis (Amsterdam)

De Kolksluis is een vaste brug (brug 302) en sluis (sluis 108) in Amsterdam-Centrum. De brug is gelegen in de Zeedijk en overspant de Oudezijds Kolk in hartje Amsterdam. De brug ligt in het Wallengebied. De brug wordt daarbij omringd door rijksmonumenten aan zowel dijk als kolk. De brug staat op menig foto, want de kolk met haar smalle doorkijk is een toeristische attractie. Als men de foto naar het noorden neemt is de grootste blikvanger de achtergevel van de Basiliek van de Heilige Nicolaas, naar het zuiden het eerder genoemde wallengebied. Er ligt hier al eeuwen een brug/sluis. Op een plattegrond uit 1613 van Christoffel van Hartogwal, waarop hij een reconstructie de situatie in 1220 weergaf, is een oeververbinding te zien. De Oudezijds Achterburgwal vormt dan de oostelijke buitenzijde van de stad met op de kop de Sint Olofspoort (ten zuidwesten van huidige brug/sluis). Direct aan de overzijde van de gracht zijn de contouren zichtbaar van de Zeedijk, zoals die ook in de 21e eeuw terug te vinden is op kaarten (een slurf tussen Prins Hendrikkade en Nieuwmarkt). Ander onderzoek gaf aan dat de kolksluis deel uitmaakte van een nieuwe stadsuitbreiding naar het oosten van rond 1425 met aanpassing in 1431, waarbij de Sint Olofpoort haar functie in wezen verloor. Op de geschilderde plattegrond van Cornelis Anthonisz. uit 1538 is aan het eind van de Oudezijds Kolk (hij schilderde de stad gezien vanuit het noorden) een overkluisde brug/sluis te zien. Hendrik Tavenier tekende rond 1784 de situatie in 1525 met ook een overkluisde sluis. De overkluizing is dan al weg, want Caspar Philips, bekend van zijn grachtenboek, tekende rond 1775 al een “kale brug”. Rond 1864 kwam fotograaf Gaston Braun langs en die vond er een sluiscomplex met brug. Hij fotografeerde vanuit het noorden met een zicht op de kolk. Niet veel later werd er vanuit het zuiden gefotografeerd door Andries Jager. het laat in wezen al de huidige situatie zien. Na die foto zijn de sluis en brug nog enkele keren vernieuwd al was ze niet meer belang voor de scheepvaart. Er zijn aanpassingen bekend uit 1922 (renovatie sluis), 1939 (verhoging deuren) en 1986 (renovatie kade). De brug kreeg in 1968 een nieuw brugdek, waarbij delen van de oude brug hergebruikt werden.

Plaquette Chet Baker
Plaquette Chet Baker

De Plaquette Chet Baker is een artistiek kunstwerk in Amsterdam-Centrum. Het is een kleine hommage aan de trompettist Chet Baker. Die overleed in de nacht van 12 op 13 mei 1988, vermoedelijk onder invloed, uit het raam viel van Hotel Prins Hendrik, gevestigd aan de Prins Hendrikkade 52-58. Hij was door zijn val op een Amsterdammertje haast onherkenbaar geworden. Hij had eigenlijk moeten optreden in Singer Museum in Laren. Fan en leider van de eenkoppige "Stichting Jazz Impuls" Bob Hagen spande zich sindsdien in voor een klein eerbetoon aan de overledene. Hij begon met een foto en trompetje aan het paaltje. Samen met Lex Lammer van KRO werd contact opgenomen met hotel en gemeente Amsterdam. Deze vonden het enerzijds een leuke geste, maar zagen daarentegen niets in een monument voor een junk. Na tien jaar, als Baker overlijden eigenlijk nergens meer herdacht wordt, startte Hagen opnieuw, nu met een lauwerkrans. Het leverde weer commentaar op van de Gemeente Amsterdam; er was geen vergunning voor. Dit gaf het kleine project een doorstart, waarna hij samen met Tanya Wijngaarde van Nederlands Jazz Archief opnieuw probeerde te overreden. Ze hadden mazzel want kregen contact met een ambtenaar, die ook fan was van Bakers muziek. Ook de hoteleigenaar was inmiddels om; hij kreeg steeds vragen van toeristen omtrent de plaats van overlijden. Er werd een actie gestart om geld bijeen te brengen. Op 13 mei 1999 werd de plaquette onthuld. Zhuk beeldde Chet Baker af zoals hij er de jaren zeventig van de 20e eeuw moet hebben uitgezien. De bronzen plaquette is circa 50 bij 70 cm en bevat een portret en de tekst: Trumpet player and singerChet Bakerdied here on May 13th 1988He will live on in his Musicfor anyone willingto listen and feel. Inmiddels had de hoteleigenaar de openslaande ramen dichtgespijkerd om verdere valpartijen te voorkomen.