place

Spiegel van de hemel

Beeld in Amsterdam-Zuid
Spiegel van de hemel (6)
Spiegel van de hemel (6)

Spiegel van de hemel is een twintig meter hoge sculptuur van roestvast staal van beeldend kunstenaar André Volten bij het voormalig Burgerweeshuis in Amsterdam-Zuid. Het beeld bestaat uit twee ineengestrengelde roestvast stalen kolommen die zich naar boven toe uit hun omarming losmaken. Volten kreeg beginjaren 1980 ter gelegenheid van het 40-jarig bestaan van de organisatie het verzoek een kunstwerk te ontwerpen voor bij het kantoor van Bouwfonds Nederlandse Gemeenten te Hoevelaken. Hij ging ter plekke kijken en maakte ontwerpen die echter werden afgekeurd door de directie van het bedrijf. Niet veel later was er toch een directeur die een Volten voor de deur wilde hebben. Hij bezocht daartoe het atelier van de kunstenaar. Daar stond een schaalmodel waarvan hij Volten wist over te halen het uit te werken tot het gerealiseerde ontwerp. Het werd in 1986 geplaatst in Hoevelaken. Het werk kreeg van de kunstenaar de titel Spiegel van de hemel mee, een bijzonderheid omdat hij zijn werk vaak zonder naam liet. Bouwfonds is in de 21e eeuw opgesplitst. Het kantoor in Hoevelaken werd gesloopt. Het onderdeel 'Bouwfonds Property Development' vestigde zich in 2018 in het door architect Aldo van Eyck ontworpen voormalige Burgerweeshuis aan de Amstelveenseweg. De Spiegel van de hemel werd verplaatst van Hoevelaken naar Amsterdam waar het op 18 juni 2019 opnieuw werd onthuld. Het werk is begin 21e eeuw gerestaureerd omdat zich sporen van corrosie voordeden.

Fragment uit het Wikipedia-artikel Spiegel van de hemel (Licentie: CC BY-SA 3.0, Auteurs, Beeldmateriaal).

Spiegel van de hemel
Ville-en-Vent,

Geografische coördinaten (GPS) Adres Nabijgelegen plaatsen
placeToon op kaart

Wikipedia: Spiegel van de hemelLees verder op Wikipedia

Geografische coördinaten (GPS)

Breedte Lengte
N 52.340155555556 ° E 4.8570416666667 °
placeToon op kaart

Adres

Ville-en-Vent
2525
Neuchâtel, Suisse
mapOpenen op Google Maps

Spiegel van de hemel (6)
Spiegel van de hemel (6)
Ervaringen delen

Nabijgelegen plaatsen

Tripolis (Amsterdam)
Tripolis (Amsterdam)

Tripolis is een kantorencomplex in Amsterdam-Zuid. Het is een van de laatste scheppingen van architect Aldo van Eyck. Het complex is echter te danken aan een andere architect, Herman Hertzberger, die rond 1988 collegae inschakelde in een (geslaagde) poging het Burgerweeshuis ook ontworpen door Van Eyck van de sloophamer te redden. De gemeente Amsterdam ging overstag en zette een gecombineerde opdracht uit. Degene die het burgerweeshuis wilde restaureren, mocht ook het terrein tussen dat complex en de Rijksweg 10 volbouwen, wel het liefst met ook een creatie van Van Eyck. In 1990 was het ontwerp klaar, in het voorjaar van 1992 ging de eerste heipaal de grond in voor dit driedelig (tri) ensemble van Aldo van Eyck en diens vrouw Hannie van Eyck. De oplevering was rond april 1994, toen er een malaise heerste in de Amsterdamse kantoorwereld en er nog (te) weinig huurders voor het pand waren gevonden. Volgens de gemeente Amsterdam was Van Eyck van mening, dat kantoren ontmoetingsplekken moesten zijn in plaats van alleen maar ruimten voor administratieve verwerking. Hij hield de gedachte aan, een kantoor moet zijn als een stad en een stad moet zijn als een kantoor. Volgens zijn ontwerp werden drie kantoorclusters gebouwd rondom een binnenplaats. Elke cluster bestaat uit een, wat de gemeente noemt ontsluitingstoren met daarin ook de liftschachten. Op die ontsluitingsruimten sluiten dan weer drie kantoortorentjes aan. Het gehele complex met binnenplaats is gesitueerd op een bovengrondse parkeergarage, die vanaf de binnenplaats ondergronds lijkt te liggen. De torens bestaan uit 6, 7 en 10 bouwlagen, waarbij ze zodanig zijn gepositioneerd, dat het lijkt alsof zij het burgerweeshuis beschermen tegen de rijksweg 10. Van Eyck liet veel van de interne kantoorvoering over aan de toekomstig gebruiker maar liet de diverse ruimten voor kantoorfuncties in elkaar overlopen en elkaar overlappen. Het gebouw moest zo ingedeeld worden zodat slingerende gangpaden ontstonden etc. De gevels zijn opgetrokken uit Irokohout, aluminium en graniet. Naar boven toe kragen de gevels aan alle kanten vijf centimeter per verdieping uit; een zicht dat terugvoert naar de aloude panden in de Amsterdamse binnenstad, die naar boven toe naar elkaar toe groeiden. Het moest de onderlinge samenhang versterken. Het grijze graniet wordt onderbroken door kleurige aluminium kozijnen. Door de kozijnen aan de buitenzijde van het complex paars en blauw te maken lijkt er een geheel aan gebouwen te ontstaan; hetzelfde geldt voor de kozijnen in de gevels rond de binnenplaats die graderen van geel-oranje-rood. Die kozijnen bevatten steeds andersvormige ruiten, zodat ook hier gedacht is aan afwisseling. Toen de werkzaamheden voor de Zuidasdok de ondergang dreigde te worden, vroeg de Erfgoedvereniging Heemschut in september 2018 de status van gemeentelijk monument aan, hetgeen op 16 april 2019 werd verleend. Een van de redenen was dat volgens Heemschut dat Tripolis en het Burgerweeshuis een bouwkundige eenheid vormen, mede doordat de gebouwen verbonden zijn door een glooiend landschap. Het maakte wel dat een van de eerste en een van de laatste ontwerpen van Van Eyck een soort duomonument vormen, het Burgerweeshuis werd op 9 september 2014 tot rijksmonument verklaard. Het tot monument verklaren kwam in een periode dat Tripolis wederom ten onder dreigde te gaan aan leegstand. Het idee van Van Eyck bleek voor kantoren nauwelijks toepasbaar zodat iedereen weer vertrok. Projectontwikkelaar Flow kocht het in de jaren tien van de 21e eeuw en wilde het onder leiding van architect Winy Maas (MVRDV) dusdanig veranderen (onder andere een glazen kantoor van 155 meter lengte er boven), dat de erfgenamen van Van Eyck protesteerden. In 2019 werden de procedures tot herontwikkeling in gang gezet met een verwachte start liggend in de jaren twintig. In 2019 heeft gebouw 300 een uitgerolde Slinky over de toegang; het is van kunstenaars Simon Wald Lasowski en Sajoscha Talirz; het moet door haar rijkheid aan kleuren bezoekers naar Tripolis lokken.

Dubbele Buurt (Amsterdam)
Dubbele Buurt (Amsterdam)

De Dubbele Buurt is een vroegere buurt aan het begin van de Amstelveenseweg in Amsterdam-Zuid. Na de aanleg van de overtoom in de Schinkel in 1515 ontstond hier een levendige buurt met veel bedrijvigheid. Een van de bekendste gebouwen was de herberg het Leidse Veerhuis, gesloopt in 1915. De Schinkel was tot 1896 de grens tussen de gemeente Nieuwer-Amstel (aan de oostkant) en de gemeente Sloten (aan de westkant). Vanuit Amsterdam liep de Overtoomse Vaart tot aan de overhaal. Hier begon ook de weg naar Amstelveen, de Amstelveenseweg. Langs een groot deel van de weg was er slechts aan een kant bebouwing, alleen op het eerste stukje (tot aan de latere Zocherstraat bij het Vondelpark) stonden de huizen aan beide zijden van de weg. Zo ontstond de naam 'Dubbele Buurt'. Een veronderstelling dat deze naam te maken had met het feit dat aan de Slotense zijde ook een buurtschap lag is onjuist. De buurt aan de westkant van de Schinkel heette Overtoomse Buurt. Na de annexatie van dit deel van Nieuwer-Amstel door Amsterdam in 1896 en van de gehele gemeente Sloten in 1921 begon de verstedelijking in deze omgeving en daarmee de neergang van de oude buurtschappen. De overtoom werd in 1809 vervangen door een schutsluis. Een eeuw later was deze te smal geworden voor het groeiende scheepvaartverkeer. Nadat in 1942 de Nieuwe Meersluis in gebruik werd genomen kwam het einde voor de Dubbele Buurt. Een deel moest verdwijnen voor de verbreding van het vaarwater, een ander deel voor verbreding van de Amstelveenseweg. Ook de nabij liggende Overtoomse Buurt verdween voor het grootste deel voor de stedelijke bebouwing bij het Surinameplein. Van de bebouwing van voor 1933 resteren alleen nog de huizen Amstelveenseweg 54-56. De eerste tram door de Dubbele Buurt was in 1877 de paardentramlijn Leidseplein – Amstelveenseweg, die in 1904 werd vervangen door de elektrische tram, dit was sindsdien lijn 1. Omdat er in de Dubbele Buurt slechts ruimte voor enkelspoor was, werd in 1918 een spoor richting Leidseplein gelegd door de Zocherstraat. Dit bleef in gebruik tot de gedeeltelijke sloop van de Dubbele Buurt en verbreding van de Amstelveenseweg in 1933. Van 1913 tot 1923 reed ook lijn 17 hier langs, die in 1921 werd opgevolgd door lijn 23. Van 1918 tot 1922 reed ook lijn 19 hier langs, die in 1922 werd opgevolgd door lijn 6. Deze beide lijnen bleven hier tot 1942 respectievelijk 1944, en voor stadionverkeer tot 1958. Lijn 1 bleef de route over de Amstelveenseweg volgen tot 1971, toen deze naar Osdorp werd verlegd. Van 1977-2006 (met onderbreking van juni 2002 tot december 2004) was de opnieuw ingestelde lijn 6 weer op deze route te vinden, sindsdien is er uitsluitend tramverkeer van en naar de Remise Havenstraat.

Aldo van Eyckbrug
Aldo van Eyckbrug

Aldo van Eyckbrug (brug 413) is een vaste brug in Amsterdam-Zuid. De vierbaans verkeersbrug met aan weerszijden fiets- en voetpaden, waarover ook nog tramlijn 24 rijdt, is gelegen in de Amstelveenseweg. Zij overspant hier het Zuider Amstelkanaal, waar deze overgaat in de Stadiongracht. Aan de noordoostkant van de brug ligt het Stadionplein. Aan de zuidwestkant van de brug komt het IJsbaanpad op de Amstelveenseweg uit. In 1928 lag hier nog een dijk tussen de twee grachten. In 1934 werd aan Piet Kramer gevraagd een brug te ontwerpen voor deze plaats. De brug werd ingediend als project voor het Werkfonds ter bestrijding van werkloosheid. Kramer had zijn ontwerp in Amsterdamse Schoolstijl, dat hij met Hildo Krop had gemaakt pas in 1936, want hij wilde een “spectaculaire” nieuwe toegangspoort tot de stad. Let wel, toen de brug gebouwd werd lag aan de zuidzijde nog braakliggend terrein. De financiën waren echter ontoereikend voor het totaalontwerp en er werd aan met name Krop gevraagd om een alternatief. De granieten zuilen waarop de beelden geplaatst zouden moeten worden werden behoorlijk slanker. Zo kwam toch een brug tot stand die alle kenmerken had van de samenwerking van Kramer en Krop. Afwisseling tussen baksteen en graniet, sierlijke smeedijzeren balustrades en zitbanken zijn van Kramer, die ook de omgeving liet voorzien van bomen. Deze worden aangevuld door twee beelden op acht meter hoge sokkels van Krop aan de zuidkant. Aan de zuidwestkant staat een beeld van een moeder met kind op de schouder met een bloesemtak in de hand en vogels aan haar voeten, aan de zuidoostkant een man met fruit op zijn schouder, die een sluishendel bedient. Beide beelden stonden symbool tussen de verbinding (toen nog) platteland en de stad. Het beeld van de vrouw draagt een schild met het oude stadszegel van Amsterdam (met koggeschip), de man het stadswapen met de drie Andreaskruizen. De sokkels moeten de kijker herinneren aan de elders aan de rand van de stad geplaatste banpalen. Het geheel wordt gecompleteerd met een windroos, een geliefd onderwerp van Kramer, aan de noordzijde. De brug draagt het jaartal 1937 in zich, maar er trad vertraging op, de brug was pas een jaar later klaar voor gebruik. Aan weerszijden aan de zuidkant van de brug staan acht meter hoge sokkels met beelden van Hildo Krop, aan de zuidwestkant een beeld van een moeder met een kind, en aan de zuidoostkant een brugwachter. Tot 2016 stond de brug officieus te boek als 'Stadionbrug', vernoemd naar het ten noordwesten gelegen Olympisch Stadion, dat in 1938 al tien jaar klaar was. In juli 2016 wilde de gemeente af van officieuze benamingen en liet de bevolking kiezen tussen de officieuze naam officieel maken, een verzoek tot nieuwe vernoeming insturen dan wel de brug anoniem door het leven te laten gaan. Er werd toen voor de laatste optie gekozen. In april 2017 werd voorgesteld en in juli besloten de brug te vernoemen naar architect Aldo van Eyck, een vernoeming vanwege zijn grote verdiensten voor de architectonische schoonheid van de stad.

Prometheus (Fred Carasso)
Prometheus (Fred Carasso)

Prometheus is een kunstwerk in Amsterdam-Zuid. Het is een oorlogsmonument ter nagedachtenis aan "voor omgekomen sportbeoefenaars" tijdens de Tweede Wereldoorlog. De kunstenaar Fred Carasso beeldde de Griekse mythologische figuur Prometheus met fakkel uit. Prometheus stal volgens de mythe het vuur van de Olympische goden om het aan de mensen te geven. Carasso zag in de fakkel met vuur het vuur van verzet. Carasso was in de jaren dertig zelf op de vlucht voor het fascisme van Benito Mussolini en was later bevriend met diverse leden van het verzet, waaronder Gerrit van der Veen. Bovendien waren de Olympische Zomerspelen 1928 in Amsterdam de eerste spelen, waarbij de Olympische vlam werd ontstoken. Oorspronkelijk was het de bedoeling een plaquette aan te brengen op de marathontoren, maar het Nederlandsch Olympisch Comité zag liever een beeld dat van elke plaats vanuit het Olympisch Stadion te zien was. De beoogde plaats werd toen de zuidtribune. In samenwerking met de Dienst der Publieke Werken werd vervolgens Fred Carasso ingeschakeld. Er heeft ook nog overleg gepleegd met Jan Wils, de architect van het stadion. Het beeld werd onthuld op 22 juni 1947 tijdens de eerste Olympische dag na die oorlog. 50.000 mensen bezochten die dag waarop allerlei sporten werden beoefend. Onder de aanwezigen waren burgemeester Arnold d'Ailly, prinses Juliana en Bernhard van Lippe-Biesterfeld. Die laatste onthulde toen het beeld in zijn functie als beschermheer van het Nederlands Olympisch Comité. Sporters brachten de Olympische groet onder het klinken van het Wilhelmus. Bij de grote herinrichting van de terreinen in en rond het Olympisch Stadion werd het beeld verplaatst en werd neergezet naast de marathontoren. Stond het beeld in het stadion op een zuil, buiten het stadion werd het in 2000 op een sokkel neergezet. Tien jaar later in 1957 werd het beeld De Boeg in Rotterdam onthuld, ter nagedachtenis van de opvarenden van Nederlandse koopvaardijschepen.