place

Olieslagerssteeg (Amsterdam)

Straat in Amsterdam-Centrum
Jacobus Verheyden, Afb 010097002860
Jacobus Verheyden, Afb 010097002860

De Olieslagerssteeg is een steeg in het centrum van Amsterdam, tussen de Kalverstraat en het Rokin. De steeg ligt in het verlengde van de Heiligeweg. Het is het enige steegje tussen de Kalverstraat en het Rokin in het deel van deze straten dat ten zuiden van het Spui ligt. De olieslagers, waarnaar de steeg vernoemd is, waren hier in de 15e en 16e eeuw gevestigd, en persten olie uit bijvoorbeeld lijnzaad. In de Olieslagerssteeg werd Haarlemmerolie verkocht als een soort wondermiddel tegen allerlei kwaaltjes. Het Sint Jorishof, het eerste leprozenhuis van Amsterdam, lag oorspronkelijk aan de Kalverstraat tussen de Olieslagerssteeg en de toenmalige Sint Jorissteeg. Na de verhuizen van het Sint-Jorishof in de 17e eeuw deed de voormalige kapel, later proveniershuis van het Sint Jorishof, het Kistenmakerspand genoemd, nog eeuwen dienst als gildehuis van het Sint Jozefsgilde van timmermannen. In 1888 huurde een koopman, Joseph Cohen, het pand Kalverstraat 181 op de hoek van de Olieslagerssteeg voor een winkel die bekend werd als Maison de Bonneterie. In 1893 werd de winkel uitgebreid met Kalverstraat 179 en Olieslagerssteeg 6. In 1901 werd ook het Kistenmakerspand opgekocht en vervangen door nieuwbouw van Maison de Bonneterie. Het pand van Maison de Bonneterie is sinds 1974 een rijksmonument.

Fragment uit het Wikipedia-artikel Olieslagerssteeg (Amsterdam) (Licentie: CC BY-SA 3.0, Auteurs, Beeldmateriaal).

Olieslagerssteeg (Amsterdam)
Kalverstraat, Amsterdam Centrum

Geografische coördinaten (GPS) Adres Nabijgelegen plaatsen
placeToon op kaart

Wikipedia: Olieslagerssteeg (Amsterdam)Lees verder op Wikipedia

Geografische coördinaten (GPS)

Breedte Lengte
N 52.368055555556 ° E 4.8919444444444 °
placeToon op kaart

Adres

Kalverstraat 181-183
1012 LE Amsterdam, Centrum
Noord-Holland, Nederland
mapOpenen op Google Maps

Jacobus Verheyden, Afb 010097002860
Jacobus Verheyden, Afb 010097002860
Ervaringen delen

Nabijgelegen plaatsen

Rasphuis (Amsterdam)
Rasphuis (Amsterdam)

Het Rasphuis was een rasphuis (een tuchthuis waar hout werd geraspt) in Amsterdam. Het werd in 1596 gevestigd in het voormalige Clarissenklooster aan de Heiligeweg. In 1815 werd het opgeheven, en in 1892 werd het gebouw afgebroken om plaats te maken voor een zwembad. Tegenwoordig staat op deze plaats het winkelcentrum Kalverpassage. In het Rasphuis werden uitsluitend jonge mannelijke misdadigers opgesloten. Vrouwelijke misdadigers werden naar het Spinhuis gestuurd. De jongens moesten hout van de brazielboom (Caesalpinia echinata of pernambuco) uit Brazilië met behulp van een acht- tot twaalfbladige raspzaag tot poeder raspen; vandaar de naam. Dit poeder werd aan de verfindustrie geleverd, waar het door vermenging met water, oxidatie en inkoken, werd omgezet in een pigment - braziel geheten. Dit werd gebruikt als textielverf. Tot de oprichting van het Rasphuis werd besloten nadat de 16-jarige assistent-kleermaker Evert Jansz, na marteling door de beul, had bekend dat hij bij twee gelegenheden bezittingen van zijn baas had gestolen. De gebruikelijke straf was openbare geseling, maar het stadsbestuur wilde proberen Jansz, die van goede komaf was, door heropvoeding te verbeteren. Onder invloed van de ideeën van C.P. Hooft (de vader van P.C. Hooft) en mogelijk ook Dirck Volkertsz. Coornhert, besloot het stadsbestuur op 19 juni 1589 tot oprichting van een tuchthuis. Jansz werd kort na de opening hiervan in 1596 tot een lichte lijfstraf en dwangarbeid veroordeeld; geraspt heeft hij niet. De oprichting van het Rasphuis markeerde een omslag in het juridisch denken. Tot dan vond men dat misdadigers alleen gestraft moesten worden. In het Rasphuis werd geprobeerd hen orde en een regelmatig leven bij te brengen. Het Rasphuis was dus bedoeld als een verbeterinstituut. Op het toegangspoortje, dat er nog steeds staat, stond dan ook te lezen: Wilde beesten moet men temmen. Verhalen als zouden personen die niet wilden werken zijn opgesloten in een kelder die onder water kon worden gezet, zodat de gevangene, die in dit 'waterhuis' beschikking zou hebben gehad over een handpomp, moest kiezen tussen pompen of verzuipen, zijn onbevestigd. Al na enkele jaren werd besloten de gevangenen van het Rasphuis als goedkope arbeidskrachten te exploiteren, waardoor het pedagogische effect verloren ging. Steeds meer volwassenen werden nu tot het Rasphuis veroordeeld. Ook bestond er een geheime afdeling, waar families tegen betaling losbandige of krankzinnige familieleden lieten opsluiten. Deze gevangenen stonden bekend als 'wittebroodskinderen', omdat ze beter eten kregen dan het standaardmenu van erwten en gort met een keer per week stokvis, zoutvlees, of spek. Tegen betaling kon men het rasphuis bezoeken, bijvoorbeeld om aan zijn kinderen te laten zien wat er met hen zou gebeuren wanneer ze niet braaf waren. Dit rasphuis had lange tijd in het gewest Holland het monopolie op het verwerken van zogeheten verfhout. In 1599 had het Amsterdamse stadsbestuur een keur (stedelijke verordening) uitgevaardigd met de strekking dat binnen de stad alleen de gevangenen van het rasphuis verfhout mochten raspen. In het nabijgelegen Zaandijk werd vanaf 1601 echter verfhout in een verfmolen bewerkt. Het Rasphuis zag zijn monopolie bedreigd, maar kwam tot een vergelijk met de uitbater van de molen, die toezegde voortaan alleen de restanten te malen die niet bruikbaar waren voor de gevangenen. Spoedig daarop vroeg het Amsterdamse stadsbestuur de Staten van Holland om een octrooi voor het gehele gewest Holland, en verkreeg dit ook. Op het naleven van het monopolie werd in de Zaanstreek toegezien door controleurs. Toch werd er steeds vaker de hand mee gelicht, mede omdat de kwaliteit en de levertijd van het verfhoutpoeder uit het Rasphuis te wensen over liet. In de loop van de achttiende eeuw was het octrooi niet meer te handhaven omdat het rasphuis niet genoeg produceerde om aan de vraag te voldoen. De binnenplaats van het Rasphuis werd in 1799 getekend door Van Toornenbergen.

Oude Turfmarkt
Oude Turfmarkt

De Oude Turfmarkt is een straat in het centrum van Amsterdam, tegenover het Rokin. Aan de Oude Turfmarkt bevinden zich het Allard Pierson Museum en de afdeling Bijzondere Collecties van de Universiteit van Amsterdam. De straat loopt langs de oostzijde van het Rokin – ooit een deel van de Amstel – van de Langebrugsteeg in zuidelijke richting naar de Nieuwe Doelenstraat. Zoals de naam van de straat al aangeeft werd hier, van 1564 tot 1642, een turfmarkt gehouden. De straat werd later Rokin genoemd maar kreeg in 1946 haar oude naam weer terug. In 1402 werd het Nieuwe Nonnenklooster aan de Oude Turfmarkt gebouwd. Na de Alteratie in 1578 kwam er een ziekenhuis, het Sint Pietersgasthuis, later omgedoopt tot Binnengasthuis. Dit terrein is nu een van de hoofdlocaties van de Universiteit van Amsterdam. Het Allard Pierson Museum, het archeologisch museum van de Universiteit van Amsterdam, bevindt zich op nummer 127, in het voormalige hoofdkantoor van De Nederlandsche Bank. Het gebouw stamt uit 1868 en werd in 1915 verder uitgebreid. De afdeling Bijzondere Collecties van de Universiteitsbibliotheek van Amsterdam is gevestigd aan Oude Turfmarkt 129 en 139, in een door Philips Vingboons ontworpen pand uit 1642 en het ernaast gelegen Sint-Bernardusgesticht uit 1842-1843. Hier waren voorheen afdelingen van de Faculteit der Geesteswetenschappen en het Informatiseringscentrum van de Universiteit van Amsterdam gehuisvest. De restauratie van de panden begon in 2004, en in mei 2007 verrichtte koningin Beatrix de officiële opening. Aan de noordelijke zijde van de straat bevindt zich de aanmeerplaats voor rondvaartboten van rederij Kooij. Ook staat hier een ruiterstandbeeld van koningin Wilhelmina, gebeeldhouwd door Theresia van der Pant. Aan de zuidzijde van de straat, op de hoek met de Nieuwe Doelenstraat, staat het vijfsterrenhotel Hotel de l'Europe. Hier stond oorspronkelijk het Rondeel, een toren van de stadsmuur op de plek waar de Amstel de stad binnenstroomde. Deze maakte in de 17e eeuw plaats voor een herberg (ook het Rondeel geheten), die op zijn beurt in de 19e eeuw werd afgebroken om plaats te maken voor het hotel.

Ruiterstandbeeld koningin Wilhelmina (Amsterdam)
Ruiterstandbeeld koningin Wilhelmina (Amsterdam)

Het Ruiterstandbeeld van koningin Wilhelmina staat op het Rokin in Amsterdam op de hoek van de Langebrugsteeg. Het beeld is gemaakt van brons door de kunstenares Theresia R. van der Pant. Op de eveneens bronzen sokkel - naar een ontwerp van K.L. Sijmons - staat geschreven: Wilhelmina 1880 - 1962. Het beeld kwam tot stand op initiatief van het Contactorgaan Vrouwenorganisaties Amsterdam (COVA). De kosten van deze onderneming (ruim 130.000 gulden) werden opgebracht door de Amsterdamse bevolking. Aanvankelijk was het de bedoeling dat de koningin zou worden afgebeeld zittend achter de microfoon van Radio Oranje. Theresia van der Pant voelde daar niet voor en vervaardigde een beeld van jonge vorstin, gezeten te paard. Van der Pant koos hiervoor omdat er recent al beelden waren onthuld van de standvastige, oudere Wilhelmina als dat van Charlotte van Pallandt in Rotterdam Ook speelde mee dat Van der Pant vooral bekend was als beeldhouwer van dieren. Overigens kreeg Van der Pant veel assistentie van Wilhelmina's dochter, koningin Juliana die haar onder meer hielp bij het bepalen van de kleding die Wilhelmina zou moeten dragen. Als standplaats voor het beeld was in eerste instantie gedacht aan het Damrak, maar omdat het beeld groter uitviel dan aanvankelijk gedacht, werd het in 1972 op het Rokin geplaatst. De onthulling, op 17 mei van dat jaar, vond plaats in aanwezigheid van koningin Juliana en burgemeester Samkalden.

Heiligeweg
Heiligeweg

De Heiligeweg verbindt de Amsterdamse Kalverstraat met het Koningsplein in Amsterdam-Centrum. De Heiligeweg is een niet voor auto's toegankelijke winkelstraat die de populaire winkelstraten met elkaar verbindt. Halverwege de Heiligeweg tegenover de, naast de Handboogstraat gelegen, Voetboogstraat bevindt zich het Rasphuispoortje uit 1603, dat toegang geeft tot het winkelcentrum Kalverpassage. Van 1896 tot 1987 bevond zich op deze plaats het overdekte Heiligewegbad. Dit zwembad was het onderwerp van Zwemplaats voor Jongelingen te Amsterdam uit 1896, een van de eerste Nederlandse films. Oorspronkelijk leidde de Heiligeweg naar de Kapel ter Heilige Stede aan de Kalverstraat, waar zich in 1345 het Mirakel van Amsterdam voltrok. Om de toestroom van pelgrims die de plek wilden bezoeken in goede banen te leiden werd vanaf het dorp Sloten een pad aangelegd, de Heilige Weg. Een klein deel van de Heiligeweg is nog in oude vorm aanwezig tussen de Kalverstraat en het Singel. Voor de aanleg van na-middeleeuwse stadsuitbreidingen bevond zich hier de Heiligewegspoort. De weg vervolgde zich ongeveer volgens het tracé van de huidige Leidsestraat en verder via de in deze tijd gegraven Heiligewegse Vaart (later heette dit de Overtoomse Vaart, sinds de demping in 1902: Overtoom). Vanaf de Overtoom bij de Schinkel liep de Heiligeweg verder via de Sloterkade en Sloterstraatweg (thans Rijnsburgstraat - Sloterweg) naar het dorp Sloten. Het gedeelte tussen Sloten en Haarlem is door het Haarlemmermeer verzwolgen. Maar tot circa 1500 was dit de belangrijkste route over land tussen Amsterdam en Kennemerland en daarmee de rest van Holland.Van de route tussen Sloten en de Overtoomse Sluis is een groot deel nog aanwezig (Sloterweg en Sloterkade). Een deel is verdwenen door aanleg van een bedrijventerrein. In 1904 verving de elektrische tramlijn 1 de paardentram Leidscheplein – Amstelveenscheweg, die daar sinds 1877 had gereden.

Voetboogstraat
Voetboogstraat

De Voetboogstraat is een smalle straat in Amsterdam-Centrum, tussen het Spui en de Heiligeweg. De straat ligt parallel aan de Handboogstraat en de Kalverstraat. Hij wordt abusievelijk ook wel Voetboogsteeg genoemd, maar dat is historisch gezien onjuist. De naam Voetboogstraat komt al voor op een ervenkaart uit de ontstaanstijd van de straat, bewaard in het stadsarchief Amsterdam. Hetzelfde geldt voor de Handboogstraat. Net als de Handboogstraat bevat de Voetboogstraat een cluster van uitgaansaangelegenheden die vooral onder studenten populair zijn, daarnaast zijn er ook enkele winkels. De Voetboogstraat is in Amsterdam, maar ook daarbuiten, bekend door de aanwezigheid van het Vlaams Friethuis, de rij klanten daarvoor strekt zich op zaterdagen soms uit tot aan de Heiligeweg. De straat is in 1649 vernoemd naar- en aangelegd op de schietboomgaard van de voetboogschutters. De stadsdoelen strekte zich uit over het gebied dat omsloten werd door het Singel (waar zich de Universiteitsbibliotheek bevindt), de Kalverstraat, de Heiligeweg en het Spui. De Voetboogdoelen was een van de drie doelens in Amsterdam, naast de Handboogdoelen en de Kloveniersdoelen. Er werd respectievelijk geoefend in schieten met de voetboog, handboog en de klover, een bijnaam voor een Frans type musketgeweer. Op de hoek met het Spui staat gebouw Helios van architect Gerrit van Arkel met veel versieringen aan de gevel waaronder het mozaïek Zum Barbarossa. Hier was tot 1969 lunchroom Formosa gevestigd. Aan het eind van de straat staat in de Heiligeweg het Rasphuispoortje van omstreeks 1600, oorspronkelijk de ingang van een tuchthuis, tegenwoordig een toegang van het winkelcentrum Kalverpassage.

Langebrug (Amsterdam)

De Langebrug ook wel Donderbrug was een brug in Amsterdam-Centrum. Het was een van de eerste bruggen in de stad, zo niet der eerste volgens Amstelodanum in 1937. Ze overspande hier de rivier Amstel, die hier Rokin heet. Ze vormde de verbinding tussen de Langebrugsteeg (aan wie ze haar naam gaf) in het oosten en de Taksteeg in het westen. Er zou al vanaf de 14e eeuw hier een brug liggen, toen hier de stad eindigde. De brug dankt haar naam aan de breedte van de Amstel hier, haar bijnaam aan het feit dat over de brug rijdende karren nogal lawaai maakten. In 1857 verscheen hier op de plaats van een houten hangbrug een dubbele ijzeren basculebrug, zoals alle bruggen over de Amstel toen basculebruggen waren, maar in 1875 kwam er een vaste brug. Met aanbruggen (vijf doorvaarten) lag er toen een brug van 53 meter. Door de verbreding van het Rokin voor het verkeer werd de brug korter waardoor deze nog vier doorvaarten had. De brug kon gesloopt worden toen in 1937 het Rokin plaatselijk gedempt werd (tot aan de Vijgendam), het doel was om parkeerruimte te scheppen. Op de plaats van de brug kwam een kassagebouwtje van Jan Leupen, toen architect bij de Dienst der Publieke Werken. In 1948 verscheen hier het beeld Vrouwe Fortuna van Hildo Krop, dat in 1972 werd vervangen door een ruiterstandbeeld van koningin Wilhelmina der Nederlanden vervaardigd door Theresia van der Pant. Vrouwe Fortuna raakte zoek, werd gevonden in een antiekwinkel in Brussel en verhuisde naar de kade nabij de Doelensluis en Muntsluis (100 meter verderop). De Langebrug ging naadloos over in de Grimnessesluis. De brug zou nummer 198 hebben gehad, dat later overging naar de brug bij het Kleine-Gartmanplantsoen.