place

Kalverpassage

Bouwwerk in Amsterdam-CentrumBouwwerk van Pi de BruijnWinkelcentrum in Amsterdam
Castigatio Kalvertoren
Castigatio Kalvertoren

De Kalverpassage (voorheen Kalvertoren) is een overdekt winkelcentrum aan de Kalverstraat in Amsterdam. Het centrum heeft ingangen aan de Kalverstraat, Heiligeweg en het Singel. De Kalverpassage heeft ook een parkeergarage en een fietsenstalling.

Fragment uit het Wikipedia-artikel Kalverpassage (Licentie: CC BY-SA 3.0, Auteurs, Beeldmateriaal).

Kalverpassage
Singel, Amsterdam Centrum

Geografische coördinaten (GPS) Adres Website Externe links Nabijgelegen plaatsen
placeToon op kaart

Wikipedia: KalverpassageLees verder op Wikipedia

Geografische coördinaten (GPS)

Breedte Lengte
N 52.367430555556 ° E 4.892125 °
placeToon op kaart

Adres

Kalverpassage

Singel 457
1012 WP Amsterdam, Centrum
Noord-Holland, Nederland
mapOpenen op Google Maps

Website
kalverpassage.nl

linkWebsite bezoeken

linkWikiData (Q2596789)
linkOpenStreetMap (266908024)

Castigatio Kalvertoren
Castigatio Kalvertoren
Ervaringen delen

Nabijgelegen plaatsen

Rasphuis (Amsterdam)
Rasphuis (Amsterdam)

Het Rasphuis was een rasphuis (een tuchthuis waar hout werd geraspt) in Amsterdam. Het werd in 1596 gevestigd in het voormalige Clarissenklooster aan de Heiligeweg. In 1815 werd het opgeheven, en in 1892 werd het gebouw afgebroken om plaats te maken voor een zwembad. Tegenwoordig staat op deze plaats het winkelcentrum Kalverpassage. In het Rasphuis werden uitsluitend jonge mannelijke misdadigers opgesloten. Vrouwelijke misdadigers werden naar het Spinhuis gestuurd. De jongens moesten hout van de brazielboom (Caesalpinia echinata of pernambuco) uit Brazilië met behulp van een acht- tot twaalfbladige raspzaag tot poeder raspen; vandaar de naam. Dit poeder werd aan de verfindustrie geleverd, waar het door vermenging met water, oxidatie en inkoken, werd omgezet in een pigment - braziel geheten. Dit werd gebruikt als textielverf. Tot de oprichting van het Rasphuis werd besloten nadat de 16-jarige assistent-kleermaker Evert Jansz, na marteling door de beul, had bekend dat hij bij twee gelegenheden bezittingen van zijn baas had gestolen. De gebruikelijke straf was openbare geseling, maar het stadsbestuur wilde proberen Jansz, die van goede komaf was, door heropvoeding te verbeteren. Onder invloed van de ideeën van C.P. Hooft (de vader van P.C. Hooft) en mogelijk ook Dirck Volkertsz. Coornhert, besloot het stadsbestuur op 19 juni 1589 tot oprichting van een tuchthuis. Jansz werd kort na de opening hiervan in 1596 tot een lichte lijfstraf en dwangarbeid veroordeeld; geraspt heeft hij niet. De oprichting van het Rasphuis markeerde een omslag in het juridisch denken. Tot dan vond men dat misdadigers alleen gestraft moesten worden. In het Rasphuis werd geprobeerd hen orde en een regelmatig leven bij te brengen. Het Rasphuis was dus bedoeld als een verbeterinstituut. Op het toegangspoortje, dat er nog steeds staat, stond dan ook te lezen: Wilde beesten moet men temmen. Verhalen als zouden personen die niet wilden werken zijn opgesloten in een kelder die onder water kon worden gezet, zodat de gevangene, die in dit 'waterhuis' beschikking zou hebben gehad over een handpomp, moest kiezen tussen pompen of verzuipen, zijn onbevestigd. Al na enkele jaren werd besloten de gevangenen van het Rasphuis als goedkope arbeidskrachten te exploiteren, waardoor het pedagogische effect verloren ging. Steeds meer volwassenen werden nu tot het Rasphuis veroordeeld. Ook bestond er een geheime afdeling, waar families tegen betaling losbandige of krankzinnige familieleden lieten opsluiten. Deze gevangenen stonden bekend als 'wittebroodskinderen', omdat ze beter eten kregen dan het standaardmenu van erwten en gort met een keer per week stokvis, zoutvlees, of spek. Tegen betaling kon men het rasphuis bezoeken, bijvoorbeeld om aan zijn kinderen te laten zien wat er met hen zou gebeuren wanneer ze niet braaf waren. Dit rasphuis had lange tijd in het gewest Holland het monopolie op het verwerken van zogeheten verfhout. In 1599 had het Amsterdamse stadsbestuur een keur (stedelijke verordening) uitgevaardigd met de strekking dat binnen de stad alleen de gevangenen van het rasphuis verfhout mochten raspen. In het nabijgelegen Zaandijk werd vanaf 1601 echter verfhout in een verfmolen bewerkt. Het Rasphuis zag zijn monopolie bedreigd, maar kwam tot een vergelijk met de uitbater van de molen, die toezegde voortaan alleen de restanten te malen die niet bruikbaar waren voor de gevangenen. Spoedig daarop vroeg het Amsterdamse stadsbestuur de Staten van Holland om een octrooi voor het gehele gewest Holland, en verkreeg dit ook. Op het naleven van het monopolie werd in de Zaanstreek toegezien door controleurs. Toch werd er steeds vaker de hand mee gelicht, mede omdat de kwaliteit en de levertijd van het verfhoutpoeder uit het Rasphuis te wensen over liet. In de loop van de achttiende eeuw was het octrooi niet meer te handhaven omdat het rasphuis niet genoeg produceerde om aan de vraag te voldoen. De binnenplaats van het Rasphuis werd in 1799 getekend door Van Toornenbergen.

Bloemenmarkt
Bloemenmarkt

De Bloemenmarkt, voluit: bloemen- en plantenmarkt, is een permanente markt in de binnenstad van Amsterdam. De markt was van 1620 (oudste vermelding) tot 1862 gevestigd aan de Sint-Luciënwal, langs de Nieuwezijds Voorburgwal. Daarna verhuisde de bloemenmarkt naar de huidige locatie aan de Singel tussen het Koningsplein en het Muntplein. In die tijd heette de markt nog bomen- en plantenmarkt, er werden nauwelijks snijbloemen verkocht tot in de 1960. De bomen, planten en bloemen werden verkocht vanaf boten liggend in de gracht. De handel werd vroeger dagelijks via het water aangevoerd van kwekerijen buiten de stad. Tegen het einde van de twintigste eeuw zijn de boten aan de Singel vervangen door betonnen bakken met daarop bouwsels die gelijkenis hebben met plantenkassen en vanaf de waterzijde gezien een gesloten front vormen. De bloemenmarkt werd meer en meer een toeristische attractie en het assortiment bestaat vooral uit bloembollen en souvenirs. De gemeente probeerde hier paal en perk aan te stellen, door een maximum te stellen aan de te koop aangeboden hoeveelheid souvenirs. Dit leverde conflicten op met de marktkooplui, die bang waren hierdoor het hoofd niet boven water te kunnen houden. De verkoop van planten en bloemen aan Amsterdammers in de Binnenstad vindt tegenwoordig vooral plaats op de markten op het Amstelveld en de Noordermarkt. Omdat de bloemenmarkt geen rol meer speelt in de verkoop van bloemen en planten aan Amsterdammers en een 'toeristenfuik' is geworden werd in 2022 geadviseerd de markt van karakter te veranderen of op te heffen.

Oude Turfmarkt
Oude Turfmarkt

De Oude Turfmarkt is een straat in het centrum van Amsterdam, tegenover het Rokin. Aan de Oude Turfmarkt bevinden zich het Allard Pierson Museum en de afdeling Bijzondere Collecties van de Universiteit van Amsterdam. De straat loopt langs de oostzijde van het Rokin – ooit een deel van de Amstel – van de Langebrugsteeg in zuidelijke richting naar de Nieuwe Doelenstraat. Zoals de naam van de straat al aangeeft werd hier, van 1564 tot 1642, een turfmarkt gehouden. De straat werd later Rokin genoemd maar kreeg in 1946 haar oude naam weer terug. In 1402 werd het Nieuwe Nonnenklooster aan de Oude Turfmarkt gebouwd. Na de Alteratie in 1578 kwam er een ziekenhuis, het Sint Pietersgasthuis, later omgedoopt tot Binnengasthuis. Dit terrein is nu een van de hoofdlocaties van de Universiteit van Amsterdam. Het Allard Pierson Museum, het archeologisch museum van de Universiteit van Amsterdam, bevindt zich op nummer 127, in het voormalige hoofdkantoor van De Nederlandsche Bank. Het gebouw stamt uit 1868 en werd in 1915 verder uitgebreid. De afdeling Bijzondere Collecties van de Universiteitsbibliotheek van Amsterdam is gevestigd aan Oude Turfmarkt 129 en 139, in een door Philips Vingboons ontworpen pand uit 1642 en het ernaast gelegen Sint-Bernardusgesticht uit 1842-1843. Hier waren voorheen afdelingen van de Faculteit der Geesteswetenschappen en het Informatiseringscentrum van de Universiteit van Amsterdam gehuisvest. De restauratie van de panden begon in 2004, en in mei 2007 verrichtte koningin Beatrix de officiële opening. Aan de noordelijke zijde van de straat bevindt zich de aanmeerplaats voor rondvaartboten van rederij Kooij. Ook staat hier een ruiterstandbeeld van koningin Wilhelmina, gebeeldhouwd door Theresia van der Pant. Aan de zuidzijde van de straat, op de hoek met de Nieuwe Doelenstraat, staat het vijfsterrenhotel Hotel de l'Europe. Hier stond oorspronkelijk het Rondeel, een toren van de stadsmuur op de plek waar de Amstel de stad binnenstroomde. Deze maakte in de 17e eeuw plaats voor een herberg (ook het Rondeel geheten), die op zijn beurt in de 19e eeuw werd afgebroken om plaats te maken voor het hotel.