place

Heiligeweg

Straat in Amsterdam-Centrum
Heiligeweg2
Heiligeweg2

De Heiligeweg verbindt de Amsterdamse Kalverstraat met het Koningsplein in Amsterdam-Centrum. De Heiligeweg is een niet voor auto's toegankelijke winkelstraat die de populaire winkelstraten met elkaar verbindt. Halverwege de Heiligeweg tegenover de, naast de Handboogstraat gelegen, Voetboogstraat bevindt zich het Rasphuispoortje uit 1603, dat toegang geeft tot het winkelcentrum Kalverpassage. Van 1896 tot 1987 bevond zich op deze plaats het overdekte Heiligewegbad. Dit zwembad was het onderwerp van Zwemplaats voor Jongelingen te Amsterdam uit 1896, een van de eerste Nederlandse films. Oorspronkelijk leidde de Heiligeweg naar de Kapel ter Heilige Stede aan de Kalverstraat, waar zich in 1345 het Mirakel van Amsterdam voltrok. Om de toestroom van pelgrims die de plek wilden bezoeken in goede banen te leiden werd vanaf het dorp Sloten een pad aangelegd, de Heilige Weg. Een klein deel van de Heiligeweg is nog in oude vorm aanwezig tussen de Kalverstraat en het Singel. Voor de aanleg van na-middeleeuwse stadsuitbreidingen bevond zich hier de Heiligewegspoort. De weg vervolgde zich ongeveer volgens het tracé van de huidige Leidsestraat en verder via de in deze tijd gegraven Heiligewegse Vaart (later heette dit de Overtoomse Vaart, sinds de demping in 1902: Overtoom). Vanaf de Overtoom bij de Schinkel liep de Heiligeweg verder via de Sloterkade en Sloterstraatweg (thans Rijnsburgstraat - Sloterweg) naar het dorp Sloten. Het gedeelte tussen Sloten en Haarlem is door het Haarlemmermeer verzwolgen. Maar tot circa 1500 was dit de belangrijkste route over land tussen Amsterdam en Kennemerland en daarmee de rest van Holland.Van de route tussen Sloten en de Overtoomse Sluis is een groot deel nog aanwezig (Sloterweg en Sloterkade). Een deel is verdwenen door aanleg van een bedrijventerrein. In 1904 verving de elektrische tramlijn 1 de paardentram Leidscheplein – Amstelveenscheweg, die daar sinds 1877 had gereden.

Fragment uit het Wikipedia-artikel Heiligeweg (Licentie: CC BY-SA 3.0, Auteurs, Beeldmateriaal).

Heiligeweg
Heiligeweg, Amsterdam Centrum

Geografische coördinaten (GPS) Adres Nabijgelegen plaatsen
placeToon op kaart

Wikipedia: HeiligewegLees verder op Wikipedia

Geografische coördinaten (GPS)

Breedte Lengte
N 52.367680555556 ° E 4.8908111111111 °
placeToon op kaart

Adres

State of Art

Heiligeweg 35
1012 XN Amsterdam, Centrum
Noord-Holland, Nederland
mapOpenen op Google Maps

Heiligeweg2
Heiligeweg2
Ervaringen delen

Nabijgelegen plaatsen

Voetboogstraat
Voetboogstraat

De Voetboogstraat is een smalle straat in Amsterdam-Centrum, tussen het Spui en de Heiligeweg. De straat ligt parallel aan de Handboogstraat en de Kalverstraat. Hij wordt abusievelijk ook wel Voetboogsteeg genoemd, maar dat is historisch gezien onjuist. De naam Voetboogstraat komt al voor op een ervenkaart uit de ontstaanstijd van de straat, bewaard in het stadsarchief Amsterdam. Hetzelfde geldt voor de Handboogstraat. Net als de Handboogstraat bevat de Voetboogstraat een cluster van uitgaansaangelegenheden die vooral onder studenten populair zijn, daarnaast zijn er ook enkele winkels. De Voetboogstraat is in Amsterdam, maar ook daarbuiten, bekend door de aanwezigheid van het Vlaams Friethuis, de rij klanten daarvoor strekt zich op zaterdagen soms uit tot aan de Heiligeweg. De straat is in 1649 vernoemd naar- en aangelegd op de schietboomgaard van de voetboogschutters. De stadsdoelen strekte zich uit over het gebied dat omsloten werd door het Singel (waar zich de Universiteitsbibliotheek bevindt), de Kalverstraat, de Heiligeweg en het Spui. De Voetboogdoelen was een van de drie doelens in Amsterdam, naast de Handboogdoelen en de Kloveniersdoelen. Er werd respectievelijk geoefend in schieten met de voetboog, handboog en de klover, een bijnaam voor een Frans type musketgeweer. Op de hoek met het Spui staat gebouw Helios van architect Gerrit van Arkel met veel versieringen aan de gevel waaronder het mozaïek Zum Barbarossa. Hier was tot 1969 lunchroom Formosa gevestigd. Aan het eind van de straat staat in de Heiligeweg het Rasphuispoortje van omstreeks 1600, oorspronkelijk de ingang van een tuchthuis, tegenwoordig een toegang van het winkelcentrum Kalverpassage.

Rasphuis (Amsterdam)
Rasphuis (Amsterdam)

Het Rasphuis was een rasphuis (een tuchthuis waar hout werd geraspt) in Amsterdam. Het werd in 1596 gevestigd in het voormalige Clarissenklooster aan de Heiligeweg. In 1815 werd het opgeheven, en in 1892 werd het gebouw afgebroken om plaats te maken voor een zwembad. Tegenwoordig staat op deze plaats het winkelcentrum Kalverpassage. In het Rasphuis werden uitsluitend jonge mannelijke misdadigers opgesloten. Vrouwelijke misdadigers werden naar het Spinhuis gestuurd. De jongens moesten hout van de brazielboom (Caesalpinia echinata of pernambuco) uit Brazilië met behulp van een acht- tot twaalfbladige raspzaag tot poeder raspen; vandaar de naam. Dit poeder werd aan de verfindustrie geleverd, waar het door vermenging met water, oxidatie en inkoken, werd omgezet in een pigment - braziel geheten. Dit werd gebruikt als textielverf. Tot de oprichting van het Rasphuis werd besloten nadat de 16-jarige assistent-kleermaker Evert Jansz, na marteling door de beul, had bekend dat hij bij twee gelegenheden bezittingen van zijn baas had gestolen. De gebruikelijke straf was openbare geseling, maar het stadsbestuur wilde proberen Jansz, die van goede komaf was, door heropvoeding te verbeteren. Onder invloed van de ideeën van C.P. Hooft (de vader van P.C. Hooft) en mogelijk ook Dirck Volkertsz. Coornhert, besloot het stadsbestuur op 19 juni 1589 tot oprichting van een tuchthuis. Jansz werd kort na de opening hiervan in 1596 tot een lichte lijfstraf en dwangarbeid veroordeeld; geraspt heeft hij niet. De oprichting van het Rasphuis markeerde een omslag in het juridisch denken. Tot dan vond men dat misdadigers alleen gestraft moesten worden. In het Rasphuis werd geprobeerd hen orde en een regelmatig leven bij te brengen. Het Rasphuis was dus bedoeld als een verbeterinstituut. Op het toegangspoortje, dat er nog steeds staat, stond dan ook te lezen: Wilde beesten moet men temmen. Verhalen als zouden personen die niet wilden werken zijn opgesloten in een kelder die onder water kon worden gezet, zodat de gevangene, die in dit 'waterhuis' beschikking zou hebben gehad over een handpomp, moest kiezen tussen pompen of verzuipen, zijn onbevestigd. Al na enkele jaren werd besloten de gevangenen van het Rasphuis als goedkope arbeidskrachten te exploiteren, waardoor het pedagogische effect verloren ging. Steeds meer volwassenen werden nu tot het Rasphuis veroordeeld. Ook bestond er een geheime afdeling, waar families tegen betaling losbandige of krankzinnige familieleden lieten opsluiten. Deze gevangenen stonden bekend als 'wittebroodskinderen', omdat ze beter eten kregen dan het standaardmenu van erwten en gort met een keer per week stokvis, zoutvlees, of spek. Tegen betaling kon men het rasphuis bezoeken, bijvoorbeeld om aan zijn kinderen te laten zien wat er met hen zou gebeuren wanneer ze niet braaf waren. Dit rasphuis had lange tijd in het gewest Holland het monopolie op het verwerken van zogeheten verfhout. In 1599 had het Amsterdamse stadsbestuur een keur (stedelijke verordening) uitgevaardigd met de strekking dat binnen de stad alleen de gevangenen van het rasphuis verfhout mochten raspen. In het nabijgelegen Zaandijk werd vanaf 1601 echter verfhout in een verfmolen bewerkt. Het Rasphuis zag zijn monopolie bedreigd, maar kwam tot een vergelijk met de uitbater van de molen, die toezegde voortaan alleen de restanten te malen die niet bruikbaar waren voor de gevangenen. Spoedig daarop vroeg het Amsterdamse stadsbestuur de Staten van Holland om een octrooi voor het gehele gewest Holland, en verkreeg dit ook. Op het naleven van het monopolie werd in de Zaanstreek toegezien door controleurs. Toch werd er steeds vaker de hand mee gelicht, mede omdat de kwaliteit en de levertijd van het verfhoutpoeder uit het Rasphuis te wensen over liet. In de loop van de achttiende eeuw was het octrooi niet meer te handhaven omdat het rasphuis niet genoeg produceerde om aan de vraag te voldoen. De binnenplaats van het Rasphuis werd in 1799 getekend door Van Toornenbergen.

Bloemenmarkt
Bloemenmarkt

De Bloemenmarkt, voluit: bloemen- en plantenmarkt, is een permanente markt in de binnenstad van Amsterdam. De markt was van 1620 (oudste vermelding) tot 1862 gevestigd aan de Sint-Luciënwal, langs de Nieuwezijds Voorburgwal. Daarna verhuisde de bloemenmarkt naar de huidige locatie aan de Singel tussen het Koningsplein en het Muntplein. In die tijd heette de markt nog bomen- en plantenmarkt, er werden nauwelijks snijbloemen verkocht tot in de 1960. De bomen, planten en bloemen werden verkocht vanaf boten liggend in de gracht. De handel werd vroeger dagelijks via het water aangevoerd van kwekerijen buiten de stad. Tegen het einde van de twintigste eeuw zijn de boten aan de Singel vervangen door betonnen bakken met daarop bouwsels die gelijkenis hebben met plantenkassen en vanaf de waterzijde gezien een gesloten front vormen. De bloemenmarkt werd meer en meer een toeristische attractie en het assortiment bestaat vooral uit bloembollen en souvenirs. De gemeente probeerde hier paal en perk aan te stellen, door een maximum te stellen aan de te koop aangeboden hoeveelheid souvenirs. Dit leverde conflicten op met de marktkooplui, die bang waren hierdoor het hoofd niet boven water te kunnen houden. De verkoop van planten en bloemen aan Amsterdammers in de Binnenstad vindt tegenwoordig vooral plaats op de markten op het Amstelveld en de Noordermarkt. Omdat de bloemenmarkt geen rol meer speelt in de verkoop van bloemen en planten aan Amsterdammers en een 'toeristenfuik' is geworden werd in 2022 geadviseerd de markt van karakter te veranderen of op te heffen.