place

Waalseilandsgracht

Amsterdam-CentrumGracht in Amsterdam
Waalseilandgracht en Montelbaanstoren
Waalseilandgracht en Montelbaanstoren

De Waalseilandsgracht (ook wel Waalseilandgracht) is een korte, brede gracht in het oostelijk deel van de binnenstad van Amsterdam tussen het Oosterdok (oorspronkelijk een deel van het IJ) bij het Scheepvaarthuis en de Oudeschans bij de Montelbaanstoren. Over de Waalseilandsgracht liggen drie bruggen: in de Prins Hendrikkade bij het Oosterdok de Kraansluis (brug nr. 300), midden in de monumentale Waalseilandbrug (brug nr. 283) en bij de Montelbaanstoren langs de Oudeschans de Montelbaansbrug (brug nr. 280). De straten langs het water heten aan de west- en zuidzijde (Lastagebuurt): Kromme Waal en Oude Waal en aan de noordoostzijde (op het Waalseiland): Binnenkant.

Fragment uit het Wikipedia-artikel Waalseilandsgracht (Licentie: CC BY-SA 3.0, Auteurs, Beeldmateriaal).

Waalseilandsgracht
Waalseilandbrug, Amsterdam Centrum

Geografische coördinaten (GPS) Adres Nabijgelegen plaatsen
placeToon op kaart

Wikipedia: WaalseilandsgrachtLees verder op Wikipedia

Geografische coördinaten (GPS)

Breedte Lengte
N 52.373738888889 ° E 4.9034111111111 °
placeToon op kaart

Adres

Waalseilandbrug
1011 BX Amsterdam, Centrum
Noord-Holland, Nederland
mapOpenen op Google Maps

Waalseilandgracht en Montelbaanstoren
Waalseilandgracht en Montelbaanstoren
Ervaringen delen

Nabijgelegen plaatsen

Brug 283
Brug 283

Brug 283 is een vaste brug in Amsterdam-Centrum. De brug over de Waalseilandsgracht vormt de verbinding tussen de Lastage ofwel Nieuwmarktbuurt en het Waalseiland. Aan de noordoostkant liggen de Buiten Bantammerstraat en de kade Binnenkant. Aan de zuidwestkant liggen de Binnen Bantammerstraat, de Lastageweg en de twee kades van de Waalseilandsgracht genaamd Kromme Waal en Oude Waal. De brug, sinds 2001 zelf een rijksmonument, wordt omringd door gemeentelijke en rijksmonumenten, waarvan het Scheepvaarthuis (officieel adres aan de Prins Hendrikkade) het bekendst en zeker het grootst is. Er ligt hier al eeuwen een brug. Op de kaart van Balthasar Florisz. van Berckenrode uit 1625 ligt het Waalseiland er nog niet; er ligt dan nog een door palen afgezette binnenhaven. Toen Joan Blaeu zijn kaart in 1649 afgaf lag het Waalseiland er wel en lag er ook al een brug, net zoals brug 280, de brug bij de Montelbaanstoren. Gerrit de Broen noemde de brug in 1737 de "Nieuwe Bantemmer Brug" (tussen Bantemer en Nieuwe Bantemer Straat) over de "Waals Graft". De moderne geschiedenis van de brug begint in 1862. Toen werd hier op voorstel en ontwerp van stadsarchitect Bastiaan de Greef een ijzeren ophaalbrug geplaatst. De houten ophaalbrug die daarvoor verwijderd werd was te duur in het onderhoud. De Greef had een aantal jaren eerder al ervaring opgedaan met ijzeren ophaalbruggen bij bijvoorbeeld de plaatsing van een dergelijke brug op de plek van brug 280, nauwelijks 50 meter verderop. In 1896 was er nog maar zo weinig vaart dat de bovenbouw werd verwijderd en het min of meer een vaste brug werd met vijf doorvaarten (in 1909 volgde brug 280). De bovenbouw verdween naar de Overtoomse Sluis waar net daarvoor een twee ophaalbruggen waren ingestort De plaatbrug is in 1913 in opdracht van de Dienst der Publieke Werken van de gemeente Amsterdam ontworpen door de architect J.M. van der Mey en is gebouwd in 1914. Van der Mey is ook de ontwerper van het nabijgelegen Scheepvaarthuis (1913-1916) en wordt met deze bouwwerken als voorloper van de Amsterdamse School beschouwd. Van der Mey was nogal dwars met het ontwerp van deze brug. Hij kreeg zijn opleiding deels op het kantoor van Eduard Cuypers, de architect die in 1903 het toenmalig ontwerp van de Nieuwe Amstelbrug van Hendrik Petrus Berlage bekritiseerd had vanwege de plompe steenophoping. Toen Van der Mey met deze brug kwam, kreeg hij met dezelfde opmerkingen te maken. Frank V. Smit noemde onder de overeenkomsten, de schijngewelven in beide bruggen (bij Van der Mey hoekig uitgevoerd), steenophoping (geheel bakstenen wanden), smeedijzeren balustrades en ook de verlichting. Naast de massiefheid valt de brug mede op doordat de onderdoorvaarten niet in een boog gemaakt zijn, maar hoekig, het steunt op de net onder de waterlijn verborgen of net boven de waterlijn zichtbare pijlers (afhankelijk van de waterstand). Dat hoekelement vindt men ook terug in de ijzeren hekwerken. Tegenover de massieve brugelementen staan de ijzeren zeepaardjes, die te vinden zijn in de lantaarns. Het vermoeden bestaat dat Piet Kramer, destijds assistent van Van der Mey, hiervoor verantwoordelijk is (ook voor de lantaarns), maar zekerheid kon men er niet over krijgen. De brug maakte destijds veel discussie los. Men vond de constructie van de brug met de bakstenen muren te massief en niet passen binnen het historisch gezicht van de binnenstad. Van der Mey reageerde vervolgens in het Technisch Gemeenteblad. Hij wees er daarbij op dat de constructie van nieuwe bruggen zwaarder uitgevoerd moest worden in verband met de zwaardere belasting (de brug van Van der Mey kwam in de plaats van een gammele brug, waarbij de oude onderliggende constructie bewaard bleef). Bovendien verdedigde de ontwerper zich met de reden dat hij "de Waal" meer zag als een havenkom dan als gracht. De stijl Amsterdamse School kreeg ook pas veel later waardering; het is dan midden jaren zeventig. De brug kreeg het trouwens toen moeilijk. Tijdens de aanleg van de Amsterdamse Metro werd de bodem in de omgeving flink beroerd en werden gebreken geconstateerd aan het beton (waaraan de bakstenen zijn opgehangen), het metselwerk en de ijzeren liggers. Toen de metrowerken hier in 1977 klaar waren werd begonnen met het herstel van de brug, waarna een paar jaar later de monumentstatus volgde. De brug stond tot april 2016 officieus bekend als Waalseilandbrug. In die maand had de gemeente de keus of het die officieuze benaming officieel zou maken dan wel dat de naam ingetrokken werd. Voor deze brug gold de tweede keus, sindsdien gaat ze alleen met het brugnummer door het leven. Dat brugnummer is trouwens anders dan bij andere bruggen te vinden in siersmeedijzeren cijfers te vinden onder de lantaarns.

Geurt Brinkgrevebrug
Geurt Brinkgrevebrug

De Geurt Brinkgrevebrug (brugnummer 296) is een vaste brug in Amsterdam-Centrum. De verkeersbrug is gelegen in de oostelijke kade van de Krom Boomssloot en voert over de Recht Boomssloot. Het is de middelste brug in de Recht Boomssloot. Ze loopt daarbij dood op de noordelijke kade van die gracht, waarvan bijna de gehele gevelwand bestaat uit rijksmonumenten. De brug heeft een kadeverbinding met de Brug 295 (over de Krom Boomssloot en in de Recht Boomssloot). Er ligt hier al eeuwen een brug. De plattegrond van Balthasar Florisz. van Berckenrode uit 1625 laat ter plekke al wel twee ophaalbruggen (295 en 296) zien, terwijl Pieter Bast in 1599 alleen brug 295 liet zien. Ook de plattegrond van Gerrit de Broen uit 1737 toonde ophaalbruggen. De moderne geschiedenis begint in 1889. In 1889 werd een houten ophaalbrug vervangen door een vaste brug met ijzeren liggers en een houten dek. In juni was de bovenbouw van de ophaalbrug al verwijderd, daarna begon de aannemer met de landhoofden etc. Er is daarbij een gelijkenis zichtbaar met brug 295, beide zijn een liggerbrug met houten wegdek en hebben dezelfde soort balustrades. Na die tijd is er hier nauwelijks iets gewijzigd. De bruggen lijken anno 2017 nog steeds op elkaar, maar hebben dan wel een wegdek van klinkers. Vermoedelijk zijn de bruggen rond 1960 vernieuwd, na die tijd zijn de klinkers te zien. Bij de vernieuwing zijn de brugnummers door elkaar gehaald. Dit is in 2016 gecorrigeerd, toen deze brug een naam kreeg naar Geurt Brinkgreve, brug 295 bleef daarbij vooralsnog naamloos. Deze brug en ook brug 295 gingen officieel naamloos door het leven (alleen aanduiding met nummer) maar werden in de volksmond wel Boombrug of Boomsluis genoemd, net als de twee waters vernoemd naar Cornelis Boom. In 2016 wilde de gemeente af van officieuze tenaamstellingen van bruggen. Er waren daarbij drie alternatieven: de officieuze naam werd officieel, dit was niet goed mogelijk omdat een andere brug hier ter plaatse ook wel aangeduid werd met Boomsluis; de officieuze naam verviel in het geheel; er werd een nieuwe naam gegeven. Voor deze brug werd in 2016 door de Vereniging Vrienden van de Amsterdamse Binnenstad (VVAB) het voorstel ingediend om te brug te vernoemen naar Geurt Brinkgreve. Hij was van origine beeldhouwer, maar was tevens strijder voor het behoud van cultureel erfgoed in de binnenstad tegen de verdrukking van modernisering (lees vrij baan voor auto’s en kantoren) in. Op 9 februari 2017 kreeg de brug haar naamplaat in aanwezigheid van zijn weduwe Sjuwke Brinkgreve-Kunst en Boudewijn Oranje (bestuurscommissie Centrum) en leden van de VVAB. Eberhard van der Laan (dan burgemeester) moest vanwege zijn ziekte afzeggen. Al eerder waren de Geurt Brinkreveprijs en het Geurt Brinkgrevehuis naar hem vernoemd.

Kraansluis
Kraansluis

De Kraansluis (brug 300) is een vaste brug in Amsterdam-Centrum. De brug is gelegen in de Prins Hendrikkade en voert over de monding van de Waalseilandgracht naar het Open Havenfront. De brug ligt in genoemde kade in het verlengde van brug 301 (Kolkwaterkering) en brug 299 (Hoofdbrug). In de aanloop naar de brug en aan de kade van de Waalseilandgracht, Kromme Waal staat het vol met rijksmonumenten. Aan de oostkant van de brug staat maar een gebouw en rijksmonument; het Scheepvaarthuis. Tot de jaren 30 van de 17e eeuw lag hier water. Het was een binnenhaven met palen, ook wel Oude Waal genoemd. Een deel van die binnenhaven werd rond 1634 aangeplempt, het noordelijke deel bleef water. Al snel verrezen er gebouwen op het Waalseiland waardoor ook een brug noodzakelijk werd. Deze brug werd loodrecht over de ontstane gracht gelegd, zoals te zien is op een tekening van Balthasar Florisz. van Berckenrode uit 1657. Op de plattegrond van Frederik de Wit uit 1688 is een houten brug ingetekend, ook al is te zien, dat de doorvaart onder de brug maar een fractie is van de breedte van de gracht. Onder de brug lag dan voorts een sluis. Die brug en sluis, ook wel bekend als Kraanswaterkering, werd in 1681 aanbesteed door burgemeester Hudde, net als de eerder genoemde bruggen 299 en 301, om het getijdegevoelige water van het IJ buiten de stad te houden. In de wand van de brug is nog een plaquette te vinden met daarop de tekst: "De eerste steen van deze brug legt Josephus Huydecoper en Jonas Witsen J.S., soon en neef van de heeren, Johan huydecoper Heer van Maerseveen etc. en Nicolaes Witsen, Burgemeester in ’t Yaar 1682 den XVII maart". Op de kaart van Gerrit de Broen uit 1737 is die brug nog steeds zichtbaar en werd al aangeduid als Kraans Sluis tussen Camper Hooft en Nieuwe Waals Eylandt (later Buitenkant). Ook de naamgever van de brug De Groote Kraan, die van 1643 tot 1841 masten op schepen zette en steenblokken en geschut laadde en loste, is ingetekend. De brug ligt dan over de Waals Graft. In 1775 moeten de sluisdeuren nog vervangen worden. Vlak daarvoor tekende Hendrik Tavenier het complex in 1766. De moderne geschiedenis van de brug begint in 1872. De sluis heeft door de komst van de Oranjesluizen haar functie als sluis verloren en de dan aanwezige houten brug moet vervangen worden. Een beweegbare brug is dan ook zinloos geworden, er vindt hier geen grote scheepvaart meer plaats; bovendien is een vaste brug goedkoper (geen bediening etc.) en kwam de tram eraan. Er kwam een vaste brug, waarover sinds 1879 de paardentram naar de monding van de Schippersgracht voerde. In 1893/1894 werd de brug verstevigd en ook verbreed en opnieuw in 1903/1904, want de elektrische tram kwam er aan. In dit geval was het de beurt aan tramlijn 13 en later tramlijn 19; zij zouden tot 1938 dienst doen. Willem Witsen legde die brug vast in het voorjaar van 1913. Doordat het plan "Voorlopig schema van verkeersverbeteringen in de binnenstad" (1931) de Prins Hendrikkade als hoofdroute aanwees, kwam er steeds meer verkeer, waarop alle bruggen op die route aangepast moesten worden aan de toenemende vraag. De Kraansluis ontsprong de dans, toch was zij in verband met de tram al tot 14 meter breed. Aanpassing werd pas noodzakelijk nadat de plannen voor de IJtunnel definitieve vorm kregen en de toegangswegen daarnaartoe verbreed moesten worden. Er kwam een nieuwe brug van meer dan 40 meter breed, die deels geplaatst werd ten noorden van de oude brug. Daarbij werd de bocht afgestoken. Die brug ligt dan ook danig in de weg, als Amsterdam begint aan de bouw van de metro. Om caissons te bouwen en te plaatsen werd de Waalseilandgracht hier ter plaatse gedempt voor caissonbouw op zand. Ook de brug kwam “droog te staan” en werd gedeeltelijk gesloopt. Die werkzaamheden eindigden in april 1987 en toen werd de brug in oude glorie hersteld. In 2018 ligt er een relatief brede brug, die over een smal water voert. Van noord naar zuid ligt er een breed wandelpad langs de kade, een vrije busbaan, een vluchtheuvel, twee rijstroken de stad in, opnieuw een vluchtstrook dan wel verdrijvingsvak, twee rijstroken de stad uit, een twee-richtingenfietspad en een wandelpad. Onder het wegdek liggen opslagruimten.

Brug 295
Brug 295

Brug 295 is een vaste brug in Amsterdam-Centrum. De brug is gelegen in de zuidelijke kade van de Recht Boomssloot en voert over de Krom Boomssloot. Het is de eerste brug over de Krom Boomssloot vanuit het centrum gezien. De brug heeft een kadeverbinding met de Geurt Brinkgrevebrug (brug 296, over de Recht Boomssloot en in de Krom Boomssloot). Er ligt hier al eeuwen een brug. De plattegrond van Pieter Bast uit 1599 laat brug 295 al zien, terwijl de brug 296 nog niet te zien is. Balthasar Florisz. van Berckenrode uit 1625 laat ter plekke al wel twee ophaalbruggen (295 en 296) zien. Ook de plattegrond van Gerrit de Broen uit 1737 toonde ophaalbruggen. De moderne geschiedenis van de brug begint in 1865. Een inwoner gaf aan dat bij het vernieuwen van deze brug, er een beweegbare brug zou moten komen. Er kwam wel een nieuwe brug, maar deze was niet (meer) beweegbaar. Foto’s uit circa 1900 tonen een brug die gelijkenis vertoont met de nabijgelegen brug 296, die 1889/1890 is vernieuwd. Het zijn alle twee liggerbruggen met ijzeren liggers met een dek van hout. Ze hebben daarbij dezelfde type balustrades. De bruggen lijken anno 2017 nog steeds op elkaar, maar hebben dan wel een wegdek van klinkers. Vermoedelijk zijn de bruggen rond 1960 vernieuwd, na die tijd zijn de klinkers te zien. Bij de vernieuwing zijn de brugnummers door elkaar gehaald. Dit is in 2016 gecorrigeerd, toen brug 296 vernoemd werd tot Geurt Brinkgrevebrug, brug 295 bleef daarbij vooralsnog naamloos. Dat de bruggen in het verleden door elkaar werden gehaald bleek wel uit de officieuze benamingen. Beide bruggen werden wel aangeduid met Boomsbrug dan wel Boomssluis, naar Cornelis Boom. In april 2016 vervielen die officieuze benamingen.

Brug 292
Brug 292

Brug 292 is een vaste brug in Amsterdam-Centrum. Ze vormt de verbinding tussen de Koningsstraat een Korte Koningsstraat en voert daarbij over de Krom Boomssloot. Rondom de brug is een aantal gemeentelijke en rijksmonumenten gelegen. Twee van die rijksmonumenten Krom Boomssloot 18-20 dragen de naam Schottenburch, tot april 2016 naamgevers van de officieuze benaming van de brug (Schottenburgbrug). In die maand trok de gemeente Amsterdam alle officieuze benamingen van bruggen in en sindsdien gaat de brug weer alleen onder haar nummer door het leven. Er ligt hier al eeuwen een brug. Op de kaart van Pieter Bast uit 1599 is hier al een enkele ophaalbrug ingetekend. Opvallend is daarbij dat stadinwaarts er grote gaten zitten in de bebouwing, terwijl staduitwaarts alles lijkt volgebouwd. De plattegrond van Balthasar Florisz. van Berckenrode uit 1625 laat hier ook al een ophaalbrug zien, al leidt die dan over de Boom Dwarssloot tussen de Coninck Straet en Korte Coninck Straat. Op de kaart van Gerrit de Broen uit 1737 laat ook een ophaalburg zien. De moderne geschiedenis van de brug begint in 1847. Toen schreef de gemeente Amsterdam een aanbesteding uit voor het vernieuwen van deze brug. Die brug was al in 1889 aan vervanging toe, samen met brug 290. De beide bruggen lijken dan ook sterk op elkaar. Een aannemer zag kans de twee bruggen voor nog geen 9000 gulden (samen) te bouwen volgens een ontwerp van de Dienst der Publieke Werken, vermoedelijk Bastiaan de Greef en/of Willem Springer. Het rijdek bestond toen nog uit houten planken, hetgeen tot diep in de 20e eeuw het geval bleef. De brug is na de jaren zestig van de 20e eeuw een keer vernieuwd; zij heeft sindsdien een wegdek van klinkers. Aan de landhoofden en walkanten is zoutschade te zien.