place

Rechtboomssloot

Gracht in AmsterdamStraat in Amsterdam-Centrum
Kromboomssloot Recht Boomssloot
Kromboomssloot Recht Boomssloot

De Rechtboomssloot, ook geschreven als Recht Boomssloot, is een gracht in de Lastage (Nieuwmarktbuurt) in de binnenstad van Amsterdam. De gracht loopt van de Geldersekade in zuidoostelijke richting naar de Oudeschans. Er zijn drie bruggen: twee aan de uiteinden (brug nr. 297 en nr. 288) en een halverwege de gracht (brug nr. 296), waar de Kromboomssloot op de Rechtboomssloot uitkomt. Er is ook een vierde brug (nr. 249), alleen voor voetgangers, tussen de Brandewijnsteeg en Lastageweg. De Rechtboomssloot ligt deels in Chinatown. De Fa Yin Chinese Vereniging in Nederland is sinds 1978 gevestigd aan Rechtboomssloot 5. De vereniging organiseert Chinees taalonderwijs en sociaal-culturele activiteiten voor Chinese ouderen. Ook de St. Antoniusschool, een rooms-katholieke basisschool, is gelegen aan de Rechtboomssloot, hoek Lastageweg. In buurtcentrum de Boomsspijker aan Rechtboomssloot 52 vinden regelmatig concerten, theatervoorstellingen en exposities plaats. In dit pand was vroeger de Jan de Liefdeschool, een lagere school, gevestigd. Aan de Rechtboomssloot staat een aantal rijksmonumenten zoals De Rode Leeuw (1726), Recht Boomssloot 36-40 (18e eeuw) en De Mouterij (19e eeuw) aan Recht Boomssloot 28 / Zakslootje 16.

Fragment uit het Wikipedia-artikel Rechtboomssloot (Licentie: CC BY-SA 3.0, Auteurs, Beeldmateriaal).

Rechtboomssloot
Krom Boomssloot, Amsterdam Centrum

Geografische coördinaten (GPS) Adres Nabijgelegen plaatsen
placeToon op kaart

Wikipedia: RechtboomsslootLees verder op Wikipedia

Geografische coördinaten (GPS)

Breedte Lengte
N 52.372222222222 ° E 4.9027777777778 °
placeToon op kaart

Adres

Krom Boomssloot 1
1011 GP Amsterdam, Centrum
Noord-Holland, Nederland
mapOpenen op Google Maps

Kromboomssloot Recht Boomssloot
Kromboomssloot Recht Boomssloot
Ervaringen delen

Nabijgelegen plaatsen

Brug 295
Brug 295

Brug 295 is een vaste brug in Amsterdam-Centrum. De brug is gelegen in de zuidelijke kade van de Recht Boomssloot en voert over de Krom Boomssloot. Het is de eerste brug over de Krom Boomssloot vanuit het centrum gezien. De brug heeft een kadeverbinding met de Geurt Brinkgrevebrug (brug 296, over de Recht Boomssloot en in de Krom Boomssloot). Er ligt hier al eeuwen een brug. De plattegrond van Pieter Bast uit 1599 laat brug 295 al zien, terwijl de brug 296 nog niet te zien is. Balthasar Florisz. van Berckenrode uit 1625 laat ter plekke al wel twee ophaalbruggen (295 en 296) zien. Ook de plattegrond van Gerrit de Broen uit 1737 toonde ophaalbruggen. De moderne geschiedenis van de brug begint in 1865. Een inwoner gaf aan dat bij het vernieuwen van deze brug, er een beweegbare brug zou moten komen. Er kwam wel een nieuwe brug, maar deze was niet (meer) beweegbaar. Foto’s uit circa 1900 tonen een brug die gelijkenis vertoont met de nabijgelegen brug 296, die 1889/1890 is vernieuwd. Het zijn alle twee liggerbruggen met ijzeren liggers met een dek van hout. Ze hebben daarbij dezelfde type balustrades. De bruggen lijken anno 2017 nog steeds op elkaar, maar hebben dan wel een wegdek van klinkers. Vermoedelijk zijn de bruggen rond 1960 vernieuwd, na die tijd zijn de klinkers te zien. Bij de vernieuwing zijn de brugnummers door elkaar gehaald. Dit is in 2016 gecorrigeerd, toen brug 296 vernoemd werd tot Geurt Brinkgrevebrug, brug 295 bleef daarbij vooralsnog naamloos. Dat de bruggen in het verleden door elkaar werden gehaald bleek wel uit de officieuze benamingen. Beide bruggen werden wel aangeduid met Boomsbrug dan wel Boomssluis, naar Cornelis Boom. In april 2016 vervielen die officieuze benamingen.

Geurt Brinkgrevebrug
Geurt Brinkgrevebrug

De Geurt Brinkgrevebrug (brugnummer 296) is een vaste brug in Amsterdam-Centrum. De verkeersbrug is gelegen in de oostelijke kade van de Krom Boomssloot en voert over de Recht Boomssloot. Het is de middelste brug in de Recht Boomssloot. Ze loopt daarbij dood op de noordelijke kade van die gracht, waarvan bijna de gehele gevelwand bestaat uit rijksmonumenten. De brug heeft een kadeverbinding met de Brug 295 (over de Krom Boomssloot en in de Recht Boomssloot). Er ligt hier al eeuwen een brug. De plattegrond van Balthasar Florisz. van Berckenrode uit 1625 laat ter plekke al wel twee ophaalbruggen (295 en 296) zien, terwijl Pieter Bast in 1599 alleen brug 295 liet zien. Ook de plattegrond van Gerrit de Broen uit 1737 toonde ophaalbruggen. De moderne geschiedenis begint in 1889. In 1889 werd een houten ophaalbrug vervangen door een vaste brug met ijzeren liggers en een houten dek. In juni was de bovenbouw van de ophaalbrug al verwijderd, daarna begon de aannemer met de landhoofden etc. Er is daarbij een gelijkenis zichtbaar met brug 295, beide zijn een liggerbrug met houten wegdek en hebben dezelfde soort balustrades. Na die tijd is er hier nauwelijks iets gewijzigd. De bruggen lijken anno 2017 nog steeds op elkaar, maar hebben dan wel een wegdek van klinkers. Vermoedelijk zijn de bruggen rond 1960 vernieuwd, na die tijd zijn de klinkers te zien. Bij de vernieuwing zijn de brugnummers door elkaar gehaald. Dit is in 2016 gecorrigeerd, toen deze brug een naam kreeg naar Geurt Brinkgreve, brug 295 bleef daarbij vooralsnog naamloos. Deze brug en ook brug 295 gingen officieel naamloos door het leven (alleen aanduiding met nummer) maar werden in de volksmond wel Boombrug of Boomsluis genoemd, net als de twee waters vernoemd naar Cornelis Boom. In 2016 wilde de gemeente af van officieuze tenaamstellingen van bruggen. Er waren daarbij drie alternatieven: de officieuze naam werd officieel, dit was niet goed mogelijk omdat een andere brug hier ter plaatse ook wel aangeduid werd met Boomsluis; de officieuze naam verviel in het geheel; er werd een nieuwe naam gegeven. Voor deze brug werd in 2016 door de Vereniging Vrienden van de Amsterdamse Binnenstad (VVAB) het voorstel ingediend om te brug te vernoemen naar Geurt Brinkgreve. Hij was van origine beeldhouwer, maar was tevens strijder voor het behoud van cultureel erfgoed in de binnenstad tegen de verdrukking van modernisering (lees vrij baan voor auto’s en kantoren) in. Op 9 februari 2017 kreeg de brug haar naamplaat in aanwezigheid van zijn weduwe Sjuwke Brinkgreve-Kunst en Boudewijn Oranje (bestuurscommissie Centrum) en leden van de VVAB. Eberhard van der Laan (dan burgemeester) moest vanwege zijn ziekte afzeggen. Al eerder waren de Geurt Brinkreveprijs en het Geurt Brinkgrevehuis naar hem vernoemd.

Brug 292
Brug 292

Brug 292 is een vaste brug in Amsterdam-Centrum. Ze vormt de verbinding tussen de Koningsstraat een Korte Koningsstraat en voert daarbij over de Krom Boomssloot. Rondom de brug is een aantal gemeentelijke en rijksmonumenten gelegen. Twee van die rijksmonumenten Krom Boomssloot 18-20 dragen de naam Schottenburch, tot april 2016 naamgevers van de officieuze benaming van de brug (Schottenburgbrug). In die maand trok de gemeente Amsterdam alle officieuze benamingen van bruggen in en sindsdien gaat de brug weer alleen onder haar nummer door het leven. Er ligt hier al eeuwen een brug. Op de kaart van Pieter Bast uit 1599 is hier al een enkele ophaalbrug ingetekend. Opvallend is daarbij dat stadinwaarts er grote gaten zitten in de bebouwing, terwijl staduitwaarts alles lijkt volgebouwd. De plattegrond van Balthasar Florisz. van Berckenrode uit 1625 laat hier ook al een ophaalbrug zien, al leidt die dan over de Boom Dwarssloot tussen de Coninck Straet en Korte Coninck Straat. Op de kaart van Gerrit de Broen uit 1737 laat ook een ophaalburg zien. De moderne geschiedenis van de brug begint in 1847. Toen schreef de gemeente Amsterdam een aanbesteding uit voor het vernieuwen van deze brug. Die brug was al in 1889 aan vervanging toe, samen met brug 290. De beide bruggen lijken dan ook sterk op elkaar. Een aannemer zag kans de twee bruggen voor nog geen 9000 gulden (samen) te bouwen volgens een ontwerp van de Dienst der Publieke Werken, vermoedelijk Bastiaan de Greef en/of Willem Springer. Het rijdek bestond toen nog uit houten planken, hetgeen tot diep in de 20e eeuw het geval bleef. De brug is na de jaren zestig van de 20e eeuw een keer vernieuwd; zij heeft sindsdien een wegdek van klinkers. Aan de landhoofden en walkanten is zoutschade te zien.

Armeensebrug
Armeensebrug

De Armeensebrug (brug 293) is een vaste brug in Amsterdam-Centrum. Ze verbindt de Keizersstraat over de Krom Boomssloot met de Korte Keizersstraat. Voor de scheepvaart is de doorvaartwijdte 5,50 m; de doorvaarthoogte is 1,80 m bij kanaalpeil van NAP - 0,40 m. De brug wordt, behalve aan de noordoostkant, omringd door gemeentelijke en rijksmonumenten. In de eerste categorie valt op het hoekgebouw Krom Boomssloot 22a, een gebouw van Johannes Brouwer (1884-1966) in de Amsterdamse School uit 1933. In de tweede categorie is daar de naamgever van de brug, de gele Armeens Apostolische Kerk op nr. 22. Er ligt hier eeuwenlang een brug. Pieter Bast tekende op zijn stadsplattegrond uit 1599 hier een ophaalbrug in. Van de naamgever van de brug is dan nog geen steen te zien, er zijn in de omgeving van de brug braakliggende kavels te zien. Wanneer Balthasar Florisz. van Berckenrode in 1625 komt, is de ophaalbrug er nog steeds, maar wordt ze aan de westzijde geflankeerd door twee relatief grote gebouwen, de kerk met een blinde muur aan een sloot. De gracht heet dan nog Booms Dwarssloot. Gerrit de Broen liet op zijn versie uit 1737 zien dat de brug (over de dan Dwars Boomssloot) vervangen is door een vaste brug (voor de Armeense Kerk), die rond 1757 is vastgelegd door kunstenaar Jan de Beijer en rond 1787 door Herman Schouten. De sloot naast de kerk is dan al verdwenen. In 1893 schreef de gemeente Amsterdam een aanbesteding uit voor het vernieuwen van brug, landhoofden en kades met levering van het benodigde ijzer. Die nieuwe brug werd kort daarop vastgelegd door (in dit geval) fotograaf George Hendrik Breitner. Op latere foto’s (uit 1936 door Johannes Brouwer, die zijn eigen pand fotografeerde)) is te zien dat er weliswaar ijzeren liggers als overspanning werden gebruikt, maar dat het rijdek uit houten planken op houten balken bestond. Er is daarna niet zoveel meer gebeurd met de brug, maar ze is laat 20e eeuw, vroeg 21e eeuw nog een keer aangepast. Ze kreeg toen een betonnen overspanning met klinkers als rijdek. Bijzonder aan de brug is de naam. Deze naam, sinds lang opgenomen op de lijst van onofficiële brugnamen van de gemeente, verwijst naar de kerk van het Armeens-Apostolische Kerkgenootschap, die daar sinds 1714 is gevestigd, op het adres Krom Boomsloot 22. De kerk en de brug herinneren aan de Armeense gemeenschap die daar omstreeks 1700 ontstond. In 2013 hebben burgemeester en wethouders van Amsterdam de naam "Armeensebrug" officieel vastgesteld. De Armeense ambassadeur in Nederland heeft in verband hiermee het naambord van de brug onthuld.

Brug 283
Brug 283

Brug 283 is een vaste brug in Amsterdam-Centrum. De brug over de Waalseilandsgracht vormt de verbinding tussen de Lastage ofwel Nieuwmarktbuurt en het Waalseiland. Aan de noordoostkant liggen de Buiten Bantammerstraat en de kade Binnenkant. Aan de zuidwestkant liggen de Binnen Bantammerstraat, de Lastageweg en de twee kades van de Waalseilandsgracht genaamd Kromme Waal en Oude Waal. De brug, sinds 2001 zelf een rijksmonument, wordt omringd door gemeentelijke en rijksmonumenten, waarvan het Scheepvaarthuis (officieel adres aan de Prins Hendrikkade) het bekendst en zeker het grootst is. Er ligt hier al eeuwen een brug. Op de kaart van Balthasar Florisz. van Berckenrode uit 1625 ligt het Waalseiland er nog niet; er ligt dan nog een door palen afgezette binnenhaven. Toen Joan Blaeu zijn kaart in 1649 afgaf lag het Waalseiland er wel en lag er ook al een brug, net zoals brug 280, de brug bij de Montelbaanstoren. Gerrit de Broen noemde de brug in 1737 de "Nieuwe Bantemmer Brug" (tussen Bantemer en Nieuwe Bantemer Straat) over de "Waals Graft". De moderne geschiedenis van de brug begint in 1862. Toen werd hier op voorstel en ontwerp van stadsarchitect Bastiaan de Greef een ijzeren ophaalbrug geplaatst. De houten ophaalbrug die daarvoor verwijderd werd was te duur in het onderhoud. De Greef had een aantal jaren eerder al ervaring opgedaan met ijzeren ophaalbruggen bij bijvoorbeeld de plaatsing van een dergelijke brug op de plek van brug 280, nauwelijks 50 meter verderop. In 1896 was er nog maar zo weinig vaart dat de bovenbouw werd verwijderd en het min of meer een vaste brug werd met vijf doorvaarten (in 1909 volgde brug 280). De bovenbouw verdween naar de Overtoomse Sluis waar net daarvoor een twee ophaalbruggen waren ingestort De plaatbrug is in 1913 in opdracht van de Dienst der Publieke Werken van de gemeente Amsterdam ontworpen door de architect J.M. van der Mey en is gebouwd in 1914. Van der Mey is ook de ontwerper van het nabijgelegen Scheepvaarthuis (1913-1916) en wordt met deze bouwwerken als voorloper van de Amsterdamse School beschouwd. Van der Mey was nogal dwars met het ontwerp van deze brug. Hij kreeg zijn opleiding deels op het kantoor van Eduard Cuypers, de architect die in 1903 het toenmalig ontwerp van de Nieuwe Amstelbrug van Hendrik Petrus Berlage bekritiseerd had vanwege de plompe steenophoping. Toen Van der Mey met deze brug kwam, kreeg hij met dezelfde opmerkingen te maken. Frank V. Smit noemde onder de overeenkomsten, de schijngewelven in beide bruggen (bij Van der Mey hoekig uitgevoerd), steenophoping (geheel bakstenen wanden), smeedijzeren balustrades en ook de verlichting. Naast de massiefheid valt de brug mede op doordat de onderdoorvaarten niet in een boog gemaakt zijn, maar hoekig, het steunt op de net onder de waterlijn verborgen of net boven de waterlijn zichtbare pijlers (afhankelijk van de waterstand). Dat hoekelement vindt men ook terug in de ijzeren hekwerken. Tegenover de massieve brugelementen staan de ijzeren zeepaardjes, die te vinden zijn in de lantaarns. Het vermoeden bestaat dat Piet Kramer, destijds assistent van Van der Mey, hiervoor verantwoordelijk is (ook voor de lantaarns), maar zekerheid kon men er niet over krijgen. De brug maakte destijds veel discussie los. Men vond de constructie van de brug met de bakstenen muren te massief en niet passen binnen het historisch gezicht van de binnenstad. Van der Mey reageerde vervolgens in het Technisch Gemeenteblad. Hij wees er daarbij op dat de constructie van nieuwe bruggen zwaarder uitgevoerd moest worden in verband met de zwaardere belasting (de brug van Van der Mey kwam in de plaats van een gammele brug, waarbij de oude onderliggende constructie bewaard bleef). Bovendien verdedigde de ontwerper zich met de reden dat hij "de Waal" meer zag als een havenkom dan als gracht. De stijl Amsterdamse School kreeg ook pas veel later waardering; het is dan midden jaren zeventig. De brug kreeg het trouwens toen moeilijk. Tijdens de aanleg van de Amsterdamse Metro werd de bodem in de omgeving flink beroerd en werden gebreken geconstateerd aan het beton (waaraan de bakstenen zijn opgehangen), het metselwerk en de ijzeren liggers. Toen de metrowerken hier in 1977 klaar waren werd begonnen met het herstel van de brug, waarna een paar jaar later de monumentstatus volgde. De brug stond tot april 2016 officieus bekend als Waalseilandbrug. In die maand had de gemeente de keus of het die officieuze benaming officieel zou maken dan wel dat de naam ingetrokken werd. Voor deze brug gold de tweede keus, sindsdien gaat ze alleen met het brugnummer door het leven. Dat brugnummer is trouwens anders dan bij andere bruggen te vinden in siersmeedijzeren cijfers te vinden onder de lantaarns.

Keizersbrug
Keizersbrug

De Keizersbrug (brug 286) is een vaste brug in Amsterdam-Centrum. De brug is gelegen in het verlengde van de Korte Koningsstraat en voert over de Oudeschans. Op plattegronden van de stad uit 1625 van Balthasar Florisz. van Berckenrode en uit 1649 van Joan Blaeu zijn twee bruggen ingetekend over de Oudeschans, toen nog aangeduid met Montelbaens Burchwal. Een brug ligt voor de Ridder Straet en de ander voor de Korte Keyser Straet. De brug voor de Ridderstraat was een dubbele ophaalbrug, maar verdween later uit het grachtenbeeld; de Ridderstraat verdween eveneens (Amsterdam kent alleen nog een Nieuwe Ridderstraat). De brug voor de Korte Keyser Straet was een houten brug op dito pijlers. De kaart van Gerrit de Broen uit 1737 laat op beide plaatsen een enkele ophaalbrug zien, genaamd Scheepjesbrug (Ridderstraat) en Uylenburgs Brug (Korte Keizerstraat). Ook in 1835 liggen beide bruggen er nog. Op een kaart uit 1866 zijn beide bruggen verdwenen en ligt er een brug op de huidige plaats. In 1864 werd namelijk een nieuwe brug aangelegd; in plaats van de houten ophaalbrug kwam er een dubbele basculebrug. Deze kwam te liggen voor de Korte Koningsstraat, maar Amsterdam had al een Koningssluis (sluis is stenen brug), zo bleef de brug verwijzen naar de plek waar ze ooit voor lag. De brug werd vergezeld van een flink aantal aanbruggen en was van het type waarvan alleen nog de Bullebak over is gebleven. Zoals gebruikelijk kwam het ontwerp voor nieuwe bruggen destijds van de Dienst der Publieke Werken, waar toen Bastiaan de Greef en Willem Springer verantwoordelijk waren voor de bruggen. Vooralsnog is niet bekend of zij daadwerkelijk de brug heeft ontworpen, maar de “doppen” op de pijlers verraden wel hun bemoeienis. In 1895 werd het beweegbare deel vervangen door ijzeren liggers, dus al te hoge schepen konden hier niet meer komen. Reden voor het vervangen van de beweegbare delen lag hem in het feit, dat hoge schepen voortaan via de Nieuwe Herengracht moesten varen. Dat er een basculebrug had gelegen kon nog herkend worden aan de extra stevige landhoofden aan de basculekant; bovendien waren de fundamenten met elkaar verbonden. Die brug hield het vol tot 1982. Toen werd aan de toenmalige bruggenman Dirk Sterenberg gevraagd voor deze plek een nieuwe brug te ontwerpen (1978). Hij kwam met een brug die het midden houdt tussen een welfbrug en plaatbrug. De aanbruggen laten welfconstructies zien; het voormalige beweegbare deel kreeg een jaren tachtig uiterlijk. De brug laat een mengeling zien van baksteen en natuursteen, die aan een andere bruggenbouwer doen denken, Piet Kramer. Het middenstuk wordt gedragen door robuuste pijlers in de vorm van rondelen. Sterenbergs hand is terug te vinden in de lantaarns, die hij ook toepaste bij brug 13 voor het Centraal Station Amsterdam. Ook de afwerking van de betonnen ligplaat verraadt zijn hand, want hij paste die ook toe bij de Steenvoetsluis (brug 291). Dat de brug uit die jaren dateert is te zien aan de hoeveelheid zoutschade, die terug te vinden is bij de brug. De naam van de brug is niet zoals gebruikelijk terug te vinden in de ijzeren leuningen. Zij is net als het jaar van bouw uitgefreesd in een deksteen van een van de pijlers.