place

Kantongerecht Alkmaar

Geschiedenis van AlkmaarKantongerecht in Nederland
Leeuwen Justitia, Alkmaar
Leeuwen Justitia, Alkmaar

Het kantongerecht Alkmaar was van 1838 tot 2002 een van de kantongerechten in Nederland. Alkmaar was bij de oprichting het eerste kanton van het gelijknamige arrondissement Alkmaar. Het gerecht was lang gevestigd in het stadhuis. Pas in 1893 kreeg het een eigen gebouw samen met de rechtbank. Sinds 1993 zit het gerecht, nu als sector kanton, in het huidige gebouw.

Fragment uit het Wikipedia-artikel Kantongerecht Alkmaar (Licentie: CC BY-SA 3.0, Auteurs, Beeldmateriaal).

Kantongerecht Alkmaar
Kruseman van Eltenweg, Alkmaar

Geografische coördinaten (GPS) Adres Telefoonnummer Website Nabijgelegen plaatsen
placeToon op kaart

Wikipedia: Kantongerecht AlkmaarLees verder op Wikipedia

Geografische coördinaten (GPS)

Breedte Lengte
N 52.639677777778 ° E 4.744425 °
placeToon op kaart

Adres

Rechtbank Noord-Holland

Kruseman van Eltenweg 2
1817 BC Alkmaar
Noord-Holland, Nederland
mapOpenen op Google Maps

Telefoonnummer

call+31883616100

Website
rechtspraak.nl

linkWebsite bezoeken

Leeuwen Justitia, Alkmaar
Leeuwen Justitia, Alkmaar
Ervaringen delen

Nabijgelegen plaatsen

Wildemanshofje
Wildemanshofje

Het Wildemanshofje is een Nederlands hofje aan de Oudegracht in Alkmaar. Het hofje is vernoemd naar Gerrit Wildeman. Tijdens zijn leven was Gerrit Wildeman een van de rijkste Alkmaarders. Als reder en groothandelaar in koloniale waren had hij een enorm vermogen vergaard. Aan het eind van zijn leven waren zijn vrouw en twee kinderen inmiddels overleden. In zijn testament bepaalde hij dat zijn erfenis besteed moest worden aan een nieuw te stichten provenhuis. Het hofje moest tussen de 20 en 25 huisjes gaan tellen. Wildeman sprak ook zijn voorkeur uit voor het uiterlijk van het hofje: het moest lijken op Meermansburg in Leiden. Gerrit Wildeman overleed in 1702. Al snel daarna werd beslist dat het hofje gebouwd zou worden in de Spieringbuurt aan de Oudegracht 87. In een periode van enkele jaren werden er de nodige huizen en erven aangekocht, net zo lang tot er een aaneengesloten terrein was verworven. Rond 1707 was dit gerealiseerd, maar het begin van de bouw werd uitgesteld tot voorjaar 1713: in dat jaar werd de vrede van Utrecht gesloten en was de Republiek niet langer in oorlog met Frankrijk. De bouw duurde goed een jaar en stond onder supervisie van een tweetal 'stadstimmerbazen'. Het nieuwe provenhuis kreeg net als Meermansburg aan de voorkant een hoog poortgebouw met op de bovenverdieping een regentenkamer. De vier vleugels van het complex met in totaal 24 huisjes omringen een binnentuin. Daar zijn nog twee oude waterputten waar vroeger water werd gehaald voor de was. De leilinden die er nu staan zijn gepoot in 1758 om de huisjes te beschermen tegen de middagzon. In 1849 werd het hofje gemoderniseerd, de kruiskozijnen vervangen door de huidige vensters. Het plafond van de regentenkamer, die zich boven de hoofdingang bevindt, stamt uit 1849. Wildeman had zijn hofje bedoeld voor oude vrouwen. Van begin af aan was het hofje oecumenisch ingesteld: alle christelijke gezindten waren er vertegenwoordigd, zij het dat relatief veel huisjes waren gereserveerd voor doopsgezinde vrouwen en slechts een voor katholieke. Van de regenten waren er steeds twee doopsgezind, 1 remonstrants en 1 gereformeerd (hervormd). In de regentenkamer hangt al sinds de bouw van het hofje in 1713/1714 een portret van hem. Hierop voert Wildeman administratieve taken uit. Op het bureau achter hem staat een inktpot met ganzenveer, in zijn hand houdt hij een gezegelde akte. Sinds jaar en dag wijst hij de regenten op het belang van een goede administratie. Vandaag de dag wordt het hofje nog steeds door vrouwen bewoond. Op religie wordt niet meer gelet.

Provenhuis van Cornelis van Eyck
Provenhuis van Cornelis van Eyck

Het Provenhuis van Cornelis van Eyck was een hofje in de Doelenstraat in Alkmaar. In zijn testament van maart 1750 bepaalde de zeer vermogende Alkmaarse oud-burgemeester en dijkgraaf Cornelis van Eyck dat een deel van zijn erfenis besteed moest worden voor de bouw en exploitatie van een provenhuis. Van Eyck had geen kinderen en wilde graag een goede bestemming geven aan zijn erfenis. Hij wist waar hij het over had: zelf was hij jarenlang regent geweest van de provenhuizen van Helena van Oosthoorn en Geertruid Bijlevelt. Het nieuw te stichten hofje was in de eerste plaats bedoeld voor bloedverwanten of relaties van de stichter en diens familieleden. Als die er niet (meer) waren, moest het provenhuis ‘soulaes en onderstant’ bieden aan een viertal ‘vervalle bejaarde dogteren off weduwen’. Drie van de vrouwen moesten hervormd zijn, de vierde doopsgezind. Het testament regelde ook precies de samenstelling van het tweehoofdige regentencollege. Een van beide plaatsen was gereserveerd voor de oudste predikant van de gereformeerde gemeente en diens opvolgers. De andere bestuursfunctie was voorbehouden aan de oudste mannelijke afstammeling van de Alkmaarse regent Adriaen Jacobsz. Baert, die gehuwd was met een nicht van Van Eyck. In 1751 overleed Van Eyck en nog in hetzelfde jaar ging het provenhuis van start. Het werd gevestigd in een bestaand huis in de Doelenstraat, ten zuiden van de Nieuwe Doelen. In oude stukken is sprake van een regentenkamer, links naast de ingang. Behalve kamers voor de bewoonsters, beschikte het huis ook over een gemeenschappelijke tuinkamer, een keuken en een voorkamer. Achter het pand bevond zich een grote tuin, grenzend aan het Doelenveld. De ingang van het provenhuis in de Doelenstraat bestond uit een vroeg-17e-eeuwse poort, met erboven een marmeren plaquette met de naam van het provenhuis en het stichtingsjaar. Een binnenpoort daarachter gaf toegang tot de vertrekken. Het provenhuis was erg naar binnen gericht: een groot deel van de voorgevel bestond uit een blinde muur. In 1873 was het pand dermate vervallen, dat het vervangen moest worden door nieuwbouw. De huidige, vrij eenvoudige gevel aan de Doelenstraat dateert uit dit jaar. De poort werd vervangen door een brede, dubbele deur met aan weerszijden twee ramen. Na de herbouw waren er alleen nog woonkamers in het provenhuis: twee aan de voorkant en twee in het langgerekte achterhuis. Er werd vanaf die tijd elders vergaderd. Tot aan de Tweede Wereldoorlog is het provenhuis in gebruik gebleven en werd het conform het testament van Van Eyck bestuurd door een predikant en iemand uit de familie Baert. De verdere geschiedenis van het provenhuis is in nevelen gehuld. Archief is niet of nauwelijks bewaard gebleven. Het is zeer waarschijnlijk dat het pand, dat inmiddels in slechte staat verkeerde, na de oorlog niet lang meer bewoond is geweest. Later ging het deel uitmaken van het gebouwencomplex van het Stedelijk Museum Alkmaar. Het langgerekte achterhuis is toen afgebroken, zodat er achter het pand in het verlengde van de Doelen een ruime binnenplaats ontstond.

Provenhuis Paling en Van Foreest
Provenhuis Paling en Van Foreest

Het bij de Bergerbrug gelegen provenhuis van Paling en Van Foreest is het oudste hofje van Alkmaar dat nog steeds als zodanig functioneert. Al honderden jaren wordt het hofje bestuurd door een regentencollege waarin leden van de familie Van Foreest zitting hebben. Het provenhuis moet zijn ontstaan in of kort na 1522. De stichters waren het echtpaar Pieter Claesz. Paling en Josina van Foreest. In de Grote of Sint-Laurenskerk in Alkmaar is hun koperen grafplaat nog aanwezig. Paling, lange jaren burgemeester en rentmeester van de abdij Egmond, was in zijn tijd de rijkste Alkmaarder. Het provenhuis bestond al tijdens hun leven en bevond zich naast hun woning buiten de Geestpoort. Na hun dood werd ook hun ‘groote huys’ onderdeel van het hofje. Het provenhuis kreeg later nog belangrijke legaten uit de erfenis van de enige dochter van het echtpaar, Wilhelmina, en haar man Andries Willemsz. van Sonnevelt. Na de aanleg van de nieuwe vestingwerken rond 1573 kwam het hofje binnen de stadswallen te liggen, naast de nieuwe Geester- of Bergerpoort. Rond 1600 bestond het complex uit het al eerder genoemde ‘groote huys’, twee aangrenzende woningen aan de Geest en een vijftal huisjes om de hoek, aan de Kanisstraat, waaronder ook het pand op nummer 1. Alle woningen hadden hun voordeur aan de straat. Het provenhuis werd vanouds bewoond door oude vrouwen. Het oudst overgeleverde reglement van het hofje stamt uit de late 16de eeuw. De bewoonsters dienden te leven in ‘die heilige vreese Gods’, en in ‘goede vreede, liefde ende eendrachticheit’. Op zondag moesten ze in hun huisjes bidden en het evangelie lezen. Ze mochten geen honden hebben en hun goederen niet naar de lommerd brengen. Al sinds de jaren tachtig van de 16de eeuw woonden er zowel katholieke en gereformeerde (hervormde) vrouwen. Het hofje van Paling en Van Foreest is daarmee het oudste voorbeeld in Alkmaar van een hofje met een religieus gemengde bevolking, een voorbeeld dat door andere provenhuizen zou worden gevolgd. Het verschil in religie veroorzaakte wel problemen. In 1634 werd daarom in de tuin een schutting neergezet om het bleekveld van de gereformeerde vrouwen te scheiden van dat van de katholieke. Pas in 1715 verdween de schutting weer. De bewoonsters van het hofje woonden gratis en kregen bovendien eens per kwartaal, later eens per week, een geldbedrag. Daar kwamen nog allerlei extra uitkeringen bij, deels in natura. Het bestuur van het hofje bestond uit een college van regenten, bestaande uit familieleden van de stichters. Vanaf het midden van de 18de eeuw hadden bijna alleen vertegenwoordigers van de familie Van Foreest zitting in het college.