place

Langestraat (Alkmaar)

Straat in Alkmaar
Overzicht voorgevel met vijf natuurstenen dakkapellen Alkmaar 20396668 RCE
Overzicht voorgevel met vijf natuurstenen dakkapellen Alkmaar 20396668 RCE

De Langestraat is een van de oudste straten in het centrum van de Nederlandse stad Alkmaar. De Langestraat loopt van de Koorstraat en de Sint Laurensstraat tot de Kraanbuurt en de Mient. Zijstraten van de Langestraat zijn de Boterstraat (deze kruist de Langestraat), Payglop (deze kruist de Langestraat), Pastoorsteeg, Van den Bochstraat (deze kruist de Langestraat), Hoogstraat (deze kruist de Langestraat) en de Lange Augustijn. De straat is ongeveer 410 meter lang.

Fragment uit het Wikipedia-artikel Langestraat (Alkmaar) (Licentie: CC BY-SA 3.0, Auteurs, Beeldmateriaal).

Langestraat (Alkmaar)
Sickter Weg,

Geografische coördinaten (GPS) Adres Nabijgelegen plaatsen
placeToon op kaart

Wikipedia: Langestraat (Alkmaar)Lees verder op Wikipedia

Geografische coördinaten (GPS)

Breedte Lengte
N 52.631480555556 ° E 4.747125 °
placeToon op kaart

Adres

Sickter Weg 1
38162
Niedersachsen, Deutschland
mapOpenen op Google Maps

Overzicht voorgevel met vijf natuurstenen dakkapellen Alkmaar 20396668 RCE
Overzicht voorgevel met vijf natuurstenen dakkapellen Alkmaar 20396668 RCE
Ervaringen delen

Nabijgelegen plaatsen

Huis van Achten
Huis van Achten

Het Huis van Achten of het Provenhuis van Johan van Nordingen is een hofje / provenhuis in Alkmaar. Het bevindt zich net als het naastgelegen Hof van Sonoy op het oorspronkelijke terrein van het zogenaamde ‘Witte Hof’ of Sint Maria Magdalena Klooster. Het hofje werd gesticht in 1656. Johan van Nordingen de Jonge, de stichter van het Huis van Achten, verloor zijn vrouw Maria van Steenhuysen, nadat hij drie weken met haar gehuwd was geweest. Hij stierf als weduwnaar in 1656, nog geen 31 jaar oud. Een jaar eerder was zijn vader overleden. Johan jr. erfde drie grote vermogens, van zijn vader, van een oom en van zijn vrouw. Johan bepaalde in zijn testament van 11 november 1654 - hij was toen al ziek - dat op de plaats van het huis op de hoek Nieuwesloot-Lombardsteeg dat hij van zijn vader had geërfd, een nieuw provenhuis gebouwd moest worden voor zes tot acht oude mannen. Een ‘vroupersoon’ zou voor de mannen moeten koken en ze verder verzorgen. De regenten van het te stichten huis mochten niet op religie letten. Vanaf het begin streefde men naar evenwicht tussen katholieke en gereformeerd (hervormde) bewoners. De reden dat Johan zijn provenhuis voor oude mannen bestemde, was bijzonder. De meeste Alkmaarse hofjes waren bedoeld voor vrouwen. Er was in Alkmaar één ander gesticht voor mannen, het Huis van Zessen. Maar dit provenhuis nam alleen katholieke mannen op. Het nieuwe hofje werd nog in het overlijdensjaar van Johan van Nordingen de Jonge gebouwd in maar enkele weken. Naast acht kamers voor de bewoners, beschikte het huis over een regentenkamer, een kamer voor de ‘moeders’, een kamer voor de meid, een provisiekamer, een keuken en een eetkamer voor de proveniers. Het Huis van Achten, zoals het veelal werd genoemd, behoorde tot de grootste van de tot dan toe gebouwde hofjes. Als geheel was het Provenhuis Paling en Van Foreest groter, maar dat bestond uit losse kamers.

Wildemanshofje
Wildemanshofje

Het Wildemanshofje is een Nederlands hofje aan de Oudegracht in Alkmaar. Het hofje is vernoemd naar Gerrit Wildeman. Tijdens zijn leven was Gerrit Wildeman een van de rijkste Alkmaarders. Als reder en groothandelaar in koloniale waren had hij een enorm vermogen vergaard. Aan het eind van zijn leven waren zijn vrouw en twee kinderen inmiddels overleden. In zijn testament bepaalde hij dat zijn erfenis besteed moest worden aan een nieuw te stichten provenhuis. Het hofje moest tussen de 20 en 25 huisjes gaan tellen. Wildeman sprak ook zijn voorkeur uit voor het uiterlijk van het hofje: het moest lijken op Meermansburg in Leiden. Gerrit Wildeman overleed in 1702. Al snel daarna werd beslist dat het hofje gebouwd zou worden in de Spieringbuurt aan de Oudegracht 87. In een periode van enkele jaren werden er de nodige huizen en erven aangekocht, net zo lang tot er een aaneengesloten terrein was verworven. Rond 1707 was dit gerealiseerd, maar het begin van de bouw werd uitgesteld tot voorjaar 1713: in dat jaar werd de vrede van Utrecht gesloten en was de Republiek niet langer in oorlog met Frankrijk. De bouw duurde goed een jaar en stond onder supervisie van een tweetal 'stadstimmerbazen'. Het nieuwe provenhuis kreeg net als Meermansburg aan de voorkant een hoog poortgebouw met op de bovenverdieping een regentenkamer. De vier vleugels van het complex met in totaal 24 huisjes omringen een binnentuin. Daar zijn nog twee oude waterputten waar vroeger water werd gehaald voor de was. De leilinden die er nu staan zijn gepoot in 1758 om de huisjes te beschermen tegen de middagzon. In 1849 werd het hofje gemoderniseerd, de kruiskozijnen vervangen door de huidige vensters. Het plafond van de regentenkamer, die zich boven de hoofdingang bevindt, stamt uit 1849. Wildeman had zijn hofje bedoeld voor oude vrouwen. Van begin af aan was het hofje oecumenisch ingesteld: alle christelijke gezindten waren er vertegenwoordigd, zij het dat relatief veel huisjes waren gereserveerd voor doopsgezinde vrouwen en slechts een voor katholieke. Van de regenten waren er steeds twee doopsgezind, 1 remonstrants en 1 gereformeerd (hervormd). In de regentenkamer hangt al sinds de bouw van het hofje in 1713/1714 een portret van hem. Hierop voert Wildeman administratieve taken uit. Op het bureau achter hem staat een inktpot met ganzenveer, in zijn hand houdt hij een gezegelde akte. Sinds jaar en dag wijst hij de regenten op het belang van een goede administratie. Vandaag de dag wordt het hofje nog steeds door vrouwen bewoond. Op religie wordt niet meer gelet.

Provenhuis van Cornelis van Eyck
Provenhuis van Cornelis van Eyck

Het Provenhuis van Cornelis van Eyck was een hofje in de Doelenstraat in Alkmaar. In zijn testament van maart 1750 bepaalde de zeer vermogende Alkmaarse oud-burgemeester en dijkgraaf Cornelis van Eyck dat een deel van zijn erfenis besteed moest worden voor de bouw en exploitatie van een provenhuis. Van Eyck had geen kinderen en wilde graag een goede bestemming geven aan zijn erfenis. Hij wist waar hij het over had: zelf was hij jarenlang regent geweest van de provenhuizen van Helena van Oosthoorn en Geertruid Bijlevelt. Het nieuw te stichten hofje was in de eerste plaats bedoeld voor bloedverwanten of relaties van de stichter en diens familieleden. Als die er niet (meer) waren, moest het provenhuis ‘soulaes en onderstant’ bieden aan een viertal ‘vervalle bejaarde dogteren off weduwen’. Drie van de vrouwen moesten hervormd zijn, de vierde doopsgezind. Het testament regelde ook precies de samenstelling van het tweehoofdige regentencollege. Een van beide plaatsen was gereserveerd voor de oudste predikant van de gereformeerde gemeente en diens opvolgers. De andere bestuursfunctie was voorbehouden aan de oudste mannelijke afstammeling van de Alkmaarse regent Adriaen Jacobsz. Baert, die gehuwd was met een nicht van Van Eyck. In 1751 overleed Van Eyck en nog in hetzelfde jaar ging het provenhuis van start. Het werd gevestigd in een bestaand huis in de Doelenstraat, ten zuiden van de Nieuwe Doelen. In oude stukken is sprake van een regentenkamer, links naast de ingang. Behalve kamers voor de bewoonsters, beschikte het huis ook over een gemeenschappelijke tuinkamer, een keuken en een voorkamer. Achter het pand bevond zich een grote tuin, grenzend aan het Doelenveld. De ingang van het provenhuis in de Doelenstraat bestond uit een vroeg-17e-eeuwse poort, met erboven een marmeren plaquette met de naam van het provenhuis en het stichtingsjaar. Een binnenpoort daarachter gaf toegang tot de vertrekken. Het provenhuis was erg naar binnen gericht: een groot deel van de voorgevel bestond uit een blinde muur. In 1873 was het pand dermate vervallen, dat het vervangen moest worden door nieuwbouw. De huidige, vrij eenvoudige gevel aan de Doelenstraat dateert uit dit jaar. De poort werd vervangen door een brede, dubbele deur met aan weerszijden twee ramen. Na de herbouw waren er alleen nog woonkamers in het provenhuis: twee aan de voorkant en twee in het langgerekte achterhuis. Er werd vanaf die tijd elders vergaderd. Tot aan de Tweede Wereldoorlog is het provenhuis in gebruik gebleven en werd het conform het testament van Van Eyck bestuurd door een predikant en iemand uit de familie Baert. De verdere geschiedenis van het provenhuis is in nevelen gehuld. Archief is niet of nauwelijks bewaard gebleven. Het is zeer waarschijnlijk dat het pand, dat inmiddels in slechte staat verkeerde, na de oorlog niet lang meer bewoond is geweest. Later ging het deel uitmaken van het gebouwencomplex van het Stedelijk Museum Alkmaar. Het langgerekte achterhuis is toen afgebroken, zodat er achter het pand in het verlengde van de Doelen een ruime binnenplaats ontstond.

Provenhuis van Helena van Oosthoorn
Provenhuis van Helena van Oosthoorn

Het Provenhuis Helena van Oosthoorn is een voormalig 'hofje' aan de Koningsweg 70 in Alkmaar. Helena was de oudere zus van Laurens van Oosthoorn. Ze trouwde in 1646 met de bekende Alkmaarse schilder Caesar Boëtius van Everdingen. Tijdens zijn leven was hij al een beroemdheid. Hij kreeg prestigieuze opdrachten, zo werkte hij mee aan de schilderingen in de Oranjezaal van Huis ten Bosch. In Alkmaar beschilderde hij de luiken van het hoofdorgel in de Grote Kerk. Het huwelijk met Helena bleef kinderloos. Caesar en Helena waren allebei diepreligieus. In 1655 stichtten ze een opleidingsfonds voor predikanten, dat tot 1806 heeft bestaan. De studenten moesten recht in de leer zijn en blijven, anders konden ze hun toelage wel vergeten. Na de dood van haar man in 1678 leefde Helena nog tot halverwege 1694, ze was toen ruim zeventig jaar oud. In haar laatste testament, dat ze opstelde twee maanden voor haar dood, legde ze vast dat er een provenhuis gesticht moest worden voor een of twee oude vrouwen; in het huis moesten ook de 'conterfeitsels' van haar man en zijn voorouders komen te hangen. In 1695 werd een huis op de Koningsweg aangekocht, waarin het provenhuis van start ging. Er woonden van meet af aan drie oude vrouwen. Het huis kreeg rond 1738 de nu nog bestaande gevel. De gevelsteen met de naam van het provenhuis dateert uit dezelfde tijd. Onder het fraai weergegeven woord 'ProvenHuys' is de naam van de stichtster te lezen. De ruimte voor het woord 'Oosthoorn' had de steenhouwer te krap bemeten: hij schoof daarom de o's in elkaar en hakte een minuscule slot-n. Het provenhuis grensde met siertuin annex bleekveld aan de stadsvest. Pas in 1867 werd de wal afgegraven en ontstond de Kanaalkade. Terwijl elders in de tuinen nieuwe huizen werden gebouwd, bleef de oude tuin van het provenhuis intact. Een mooi hekwerk sluit vandaag de dag de tuin af. Het tweehoofdige regentencollege behoorde tot de stadselite. In 1896 was de veelbelovende jeugdige stadssecretaris Joachim Nuhout van der Veen een van de regenten. Grote opschudding veroorzaakte in dat jaar zijn ontslag en veroordeling tot een gevangenisstraf van anderhalf jaar. Samen met de gemeenteontvanger Dirk Poll had hij gemeentelijke gelden achterover gedrukt. Ook bij allerlei besturen waarin hij zitting had, had hij geld verduisterd. Hij werd echter niet ontslagen als regent van provenhuis. Wel nam zijn broer gedurende een aantal jaren de functie waar. Of er geld is verdwenen bij het provenhuis van Helena van Oosthoorn is niet bekend. In het archief is het niet meer na te gaan, stukken uit deze periode ontbreken. Er is in ieder geval nooit aangifte gedaan. Na 1920 waren verschillende leden van de familie Ringers regenten van het hofje. De familie voelde zich zeer betrokken bij het wel en wee van het provenhuis. Zo schonken vier gebroeders Ringers in 1944 elk een flink bedrag om het huis te verbouwen en verbeteren. Een nieuwe restauratie in de jaren zeventig bleek te kostbaar. In 1972 werd de woning verkocht aan de voorganger van woningstichting Van Alckmaer. De hoogbejaarde regent Theo Ringers verrichtte nog een laatste goed daad: hij schonk de schilderijen van Van Everdingen en zijn familie aan het Stedelijk Museum Alkmaar.