place

Weteringpoort (brug)

Brug in Amsterdam-Centrum
Brug 90, Weteringpoort, in de Weteringsschans over de Schutsluis foto 1
Brug 90, Weteringpoort, in de Weteringsschans over de Schutsluis foto 1

De Weteringpoort is een vaste brug in Amsterdam-Centrum. De naam verwijst naar het watertje de Wetering, dat hier liep, waaraan de Weteringpoort stond, het was een van de kleinste toegangspoortjes tot de stad. De verkeersbrug is gelegen in de Weteringschans en overspant zowel het watertje als de Weteringwaterkering (sluis 209 in Amsterdam). Blikvangers in de buurt zijn het grachtenpand in gebruik bij Carl Denig aan de noordoostzijde van de brug, aan de zuidoostzijde staat het voormalige commiezenhuis aan Weteringschans 30, een rijksmonument. Aan de westzijde van de brug staat nieuwbouw, waarvan Peper en Zout gevierd en vervloekt werd. Een eerste brug kwam hier omstreeks 1866 te liggen, aldus Frank V. Smit. Het was van ijzer met houten balken. De Wetering Schans kreeg toen langzamerhand vorm met enkele bebouwing, zoals bijvoorbeeld het gebouw van Carl Denig. Op de plattegrond uit 1875 is nog wel te zien de dam in de Singelgracht. Bij een tekening van de schutsluis in 1878 is de brug te zien en is ook al de tramweg vermeld. Deze brug kon in de jaren tien van de 20e eeuw het verkeer niet meer aan, er kwam een nieuwe brug van ijzeren balken en een betonnen overspanning. Ongeveer tegelijkertijd werd het stuk Leidseplein tot en met Frederiksplein geasfalteerd. Vanaf juli 1958 vond er uitgebreide renovatie van de brug plaats, de Weteringschans werd gezien als ringweg en zou dus een drukke verkeersroute worden met als hoogtepunt het verderop gelegen Weteringcircuit. Dat de straat al druk was, bewees de aanpak; er werd in vier fasen gebouwd, waarbij de brug gedeeltelijk permanent in dienst bleef. Buizen die bij de brug uit 1910 aan de buitenzijde hingen, werden onder het wegdek verstopt. Gedurende de werkzaamheden werden de tramrails heen en weer geschoven zodat ook dat verkeer doorgang kon vinden, maar dat zorgde er wel voor dat ook het wegdek steeds aangepast moest worden. Er werd geschat dat er negen maanden aan de brug gewerkt moest worden. De brug werd daarbij zo ingericht dat er eventueel nog verbreding van de rijweg kon plaatsvinden, dan wel ten koste van de breedte van de voetpaden. Er moest een drijvende bok aan te pas komen om de brugdelen neer te leggen. In de jaren zeventig veranderde het beeld voor het gebruik van de Weteringschans (weer). Er werd gekozen voor eenrichtingsverkeer per huizenblok, hetgeen ervoor zorgde dat het verkeersaanbod op de brug sterk afnam. De indeling is sindsdien (van noord naar zuid) voetpad, ongescheiden fietspad en rijweg naar het westen, tram/taxibaan, fietspad en voetpad naar het oosten. Over de brug rijden sinds 22 juli 2018 tramlijnen 1, 7 en 19. De krappe bocht in de Lijnbaansgracht zorgt ervoor dat deze brug niet in veel rondvaartroutes zit.

Fragment uit het Wikipedia-artikel Weteringpoort (brug) (Licentie: CC BY-SA 3.0, Auteurs, Beeldmateriaal).

Weteringpoort (brug)
Stadhouderskade, Amsterdam Zuid

Geografische coördinaten (GPS) Adres Nabijgelegen plaatsen
placeToon op kaart

Wikipedia: Weteringpoort (brug)Lees verder op Wikipedia

Geografische coördinaten (GPS)

Breedte Lengte
N 52.359977777778 ° E 4.8870166666667 °
placeToon op kaart

Adres

Judith Leysterbrug

Stadhouderskade
1072 AG Amsterdam, Zuid
Noord-Holland, Nederland
mapOpenen op Google Maps

Brug 90, Weteringpoort, in de Weteringsschans over de Schutsluis foto 1
Brug 90, Weteringpoort, in de Weteringsschans over de Schutsluis foto 1
Ervaringen delen

Nabijgelegen plaatsen

Polderhuis (Boerenwetering)
Polderhuis (Boerenwetering)

Het Café-Biljart Polderhuis was onder meer een horeca-etablissement aan de Stadhouderskade hoek Ruysdaelkade te Amsterdam-Zuid, De Pijp. Het terrein eromheen heet sinds 1999 Carel Willinkplantsoen. Vergaderingen van het polderbestuur van de Binnendijkse Buitenvelderse polder vonden plaats in het Polderhuis dat gelegen was tussen de schutsluis en de overhaal voor groenteschuiten aan het eind van de Boerenwetering bij de Buitensingel. Het polderhuis werd door de poldermeesters verhuurd. De huurder had zijn inkomsten uit inning van schutgelden en de 'tapnering'. Het gebouw stond er waarschijnlijk al in de 17e eeuw. Het had toen vrij zicht op alles wat zich ten zuiden van de Buitensingel bevond. Eerst grote sta-in-de-weg wat dat uitzicht betreft was het Rijksmuseum Amsterdam dat hier na 1880 verrees. Het toenmalige adres werd Stadhouderskade 43 tot en met 46, een adres dat thans niet meer bestaat. De plaats werd aangeduid met termen als Wetering Barriere of Weteringpoort. Opvallend aan het Polderhuis was de theekoepel. Het bouwwerk werd vanaf 1870 echter steeds meer ingebouwd door de nieuwe bebouwing aan de Stadhouderskade en de achterliggende buurt De Pijp. In 1875 kwamen de eerste tekenen dat sloop onvermijdelijk was. Er vond veel onteigening plaats om de stadsuitbreiding mogelijk te maken. Het werd niet meer goed onderhouden en dat heeft geleid tot besluit tot sloop. Zelfs Jan ter Gouw kon dit niet tegenhouden. Het huis maakte op 1 mei 1924 plaats voor wat Rioolgemaal F zou worden. De plannen voor definitieve sloop dateerden al van vijf jaar daarvoor, toen men zich nog druk maakte om het verloren gaan van dit stukje Amsterdamse geschiedenis. In 1916 werd het opnieuw aangekaart, maar pas op 26 maart 1924 werd de voordracht van burgemeester en wethouders aangenomen. In april 1924 viel de beslissing dat op 1 mei 1924 alle resten van het huisje, de schutsluis en de overhaal weg moest zijn. Schutsluis en overhaal waren onnodig geworden doordat het peil in de Boerenwetering in 1923 was aangepast aan dat van Amsterdam. Ter hoogte van de huidige Diepenbrockstraat was een nieuwe overhaal gemaakt. Zoals gebruikelijk bij openbare werken in Amsterdam duurde het langer, pas in februari 1925 was alles afgebroken. Toen werd geconstateerd dat er alleen nog bouwpuin lag. Saillant detail bij de teloorgang was dat in het Polderhuis ook aanbestedingen hebben plaatsgevonden voor "vernieuwingen en reparatiën van polderwerken, volgens bestek" (1888 en 1889). Het gebouw en omgeving golden als feeëriek ten tijde dat er nog niet zo veel bebouwing was. Er zijn talloze tekeningen, schilderijen en foto's van. Een van degenen die het vastgelegd hebben is Martin Monnickendam van Stadhouderskade 92; hij had er meerdere voorstudies voor nodig. Andere kunstenaars zoals Hendrik Jan Wolter, Jan ten Compe, Sal Meijer en Frans Schikkinger legden het eveneens vast. Anderen zagen het liever afgebroken worden; de Boerenwetering had een tijd gediend als open riool en rook dus niet bepaald fris.

Museumbrug (Amsterdam)
Museumbrug (Amsterdam)

De Museumbrug (brugnummer 82) is een vaste brug op de grens van Amsterdam-Centrum en Amsterdam-Zuid, het Museumkwartier. De brug verbindt de Weteringschans met de Stadhouderskade en overspant daarbij de Singelgracht. Voor voetgangers en fietsers is het de schakel tussen de Spiegelgracht en de Passage Rijksmuseum. De brug, zelf een gemeentelijk monument, wordt omringd door een aantal gemeentelijke monumenten en twee rijksmonumenten, te weten villa Weteringschans 24 en het Rijksmuseum Amsterdam tevens naamgever van de brug. Eind 1876 werd besproken waar het "Rijks-museum voor Schilderijen" kwam te staan: Het wordt opgetrokken op 60 meter afstand van de Singelgracht, die zal worden overbrugd. Er werd 34.500 gulden voor de brug vrijgemaakt, in januari 1878 werd vermeld, dat men nog druk doende was met "den nieuwen uitgang der stad voor de Spiegelgracht tegenover het in aanbouw zijnde Rijksmuseum". Het ontwerp kwam van de Dienst der Publieke Werken. In hoeverre de stadsarchitect Bastiaan de Greef en zijn assistent Willem Springer bij dat ontwerp betrokken waren is niet duidelijk, de tekening vermeldt geen handtekening (de projecten werden als door een gehele afdeling opgeleverd). Kenmerkend voor de brug zijn de hardstenen halfronde brugpijlers, ijzeren balusters en balustrades. Voorts heeft de brug net als de Blauwbrug boogvormige ijzeren spanten. Die ijzeren spanten werden tijdens de bouw als mooie versieringen beschouwd, maar daarna wisselde het inzicht over dergelijke versieringen. Bij een aantal bruggen in de stad verdwenen ze, of de brug werd in haar totaal vervangen door een historiserende welfbrug. Dat bleef deze brug bespaard. De brug werd wel diverse malen gerenoveerd (1913: bovenbouw en 1990: liggers en betondek). Sinds 1913 lagen er tramsporen op de brug die aanvankelijk werden bereden door tramlijn 15 en vanaf 1922 door tramlijn 6, tot de opheffing in 1942. Daarna was deze route alleen in gebruik voor omleidingen. Door de komst van een extra verbindingsboog langs het Hirschgebouw op het Leidseplein in 1977 waren de sporen niet meer noodzakelijk en werden vanaf het Leidsebosje afgesloten. Bij de aanleg van de Binnenring werd de aansluiting vanaf de Weteringschans ook afgesloten. De buiten gebruik gestelde sporen hebben nog geruime tijd op de brug gelegen. Van 1967-1981 reden staduitwaarts de buslijnen naar Buitenveldert en Amstelveen over de brug. In 1980 kwam de brug terecht in het strijdtoneel behorende bij de ontruiming van krakersbolwerk Grote Wetering, de brug stond vol met politieauto’s en busjes van de Mobiele Eenheid. In 2023 wordt de brug heringericht, met eenrichtingsverkeer voor auto's en meer ruimte voor de fiets.

Ruysdaelkade 11-25
Ruysdaelkade 11-25

Het complex Ruysdaelkade 11-25 bestaat uit gebouwen aan de Ruysdaelkade in De Pijp te Amsterdam-Zuid. Het is een van de vier gemeentemonumenten aan de kade, het Moppesgebouw niet meegerekend. Het complex staat op een hoek, waarbij de Ruysdaelkade, die begint als gewone straat aansluiting vindt bij de Boerenwetering om daar als kade verder te gaan. De huizen zijn gebouwd volgens een ontwerp van architect J.F. Schutte, wiens voornaamste broodwinning kwam uit de makelaardij. Het vermoeden bestaat dat hij dit blok had gekocht om het zelf te exploiteren. In de bestemming van de gebouwen is sinds de bouw niets veranderd. De gebouwen dienen tot woonhuizen. Schutte ontwierp de gebouwen in een niet te benoemen stijl. Hij gebruikte allerlei stijlelementen, hetgeen in de architectuur (net als in andere kunststromingen) aangeduid wordt met eclecticisme. Zo zijn aan de gebouwen lisenen en hoofdgestellen te zien, net als balkons. Dat laatste is opmerkelijk voor woningen in de Oude Pijp, waar de straten meestal te smal waren voor toepassing van balkons. Het blok kent drie bijzonderheden: woningen aan de Ruysdaelkade hebben een luxer uiterlijk meegekregen dan andere gebouwen in de Oude Pijp; Koning Willem III der Nederlanden was aanwezig bij de leg van de eerste steen, net als mevrouw H.M. Schutte-Wenz, waarschijnlijk de vrouw van makelaar/architect; kunstenaar Carel Willink woonde en werkte in het hoekpand op nr. 15; dat nu uitkijkt op het kleine Carel Willinkplantsoen.

Weteringschans 93
Weteringschans 93

Weteringschans 93 is een gebouw in Amsterdam-Centrum. Het gebouw aan de Weteringschans werd gebouwd door of op initiatief van (dan) aannemer F.L. Janssen. Het gebouw, dat nog zonder huisnummer gebouwd werd, dateert van begin 1899, toen de Inspecteur van het Bouwtoezicht constateerde dat het conform de afgegeven richtlijnen gebouwd was (13 februari 1899). In maart 1898 werd het nog aangeduid als “het pand naast nr. 91"; in januari 1899 kreeg het haar nummer. De eigenaar werd toen ook verplicht het huisnummer te plaatsen op het gevelvlak, twee meter boven het maaiveld, bij de toegang. Janssen woonde toen aan de Stadhouderskade 82-83. Ernst Roest is de architect van dit geheel. Het gebouw diende in eerste instantie tot woning van gegoede burgers, later werd de begane grond in gebruik genomen door bedrijven. De gemeente bestempelde het in 2005 tot gemeentelijk monument vanwege haar ensemblewaarde samen met Weteringschans 91, Weteringschans 95-97 en Weteringschans 99, de enige originele bebouwing van het stuk Weteringschans tussen de ingang naar de Spiegelgracht en de ingang naar de Weteringstraat. In 2017 zag het gebouw er als volgt uit. De asymmetrische voorgevel is gebouwd in grove rode strengperssteen, waarbij de raam- en deuropeningen en de spaarvelden geaccentueerd zijn met donkergroene, geglazuurde stenen, die her en der ook in versieringen terugkomen. Het gebouw bestaat uit een souterrain, een bel-etage en twee bouwlagen, alle met ramen met ontlastingsbogen. Daarop staat een verdieping die gedekt is met een afgeknot zadeldak, waarvan aan de voorzijde een dakschild te zien is. De rechter raamgang bestaat uit een toegang met bovenlicht naar de trap naar de groene houten en bewerkte toegangsdeur. Boven die toegang ziet men een uitkragende constructie (consoles) voor de bovenliggende stenen erker voor de eerste etage. De raamgedeelte doet hier met haar kleine raampjes en grove houtconstructies enigszins aan de Amsterdamse School denken (Roest zou later meer gebouwen in die stijl ontwerpen). Boven de erker, gescheiden door een witte uitkragende lijst, ligt het balkon van de tweede etage, deze heeft een balustrade bestaande uit stenen kolommen waartussen ijzeren versieringen zijn aangebracht. De raamgang zet vervolgens door met een zolderetage (ook uitgevoerd in rood en grijs baksteen) met rechthoekige ramen en een torenachtige constructie. De middelste raamgang begint onderaan met de natuurstenen borstwering van het gebouw. Daarboven drie ramen met wederom de kleurwisseling rood en grijs. De dikke houtconstructies en relatief smalle ramen vertonen weer overeenkomst met de Amsterdamse School. De buitengevel wordt hier afgesloten met een zolderetage achter een gedeeltelijk trapgeveltje. Het raam is daarbij rechthoekig. De zolderetage inclusief trapgevel en toren wordt van het onderstuk visueel gescheiden door een plint met boogconstructies waaronder ook uitkragingen te zien zijn. De linker raamgang is gelijk aan de middelste raamgang, behalve dat de zolderetage hier direct achter het dakschild schuilgaat. In dat schild is nog wel een soort oeil de boeuf verwerkt.