place

Catacombe van Valentinus

Catacombe in Rome

De Catacombe van Valentinus of Valentinus-catacombe (Italiaans: Catacomba di San Valentino) is een van de catacombecomplexen in de Italiaanse stad Rome. De catacombe ligt op de tweede mijl van de Via Flaminia, tegenwoordig in viale Maresciallo Pilsudski, in de moderne wijk Pinciano.

Fragment uit het Wikipedia-artikel Catacombe van Valentinus (Licentie: CC BY-SA 3.0, Auteurs).

Catacombe van Valentinus
Salita dei Parioli, Rome Pinciano

Geografische coördinaten (GPS) Adres Nabijgelegen plaatsen
placeToon op kaart

Wikipedia: Catacombe van ValentinusLees verder op Wikipedia

Geografische coördinaten (GPS)

Breedte Lengte
N 41.924625 ° E 12.472861111111 °
placeToon op kaart

Adres

Salita dei Parioli

Salita dei Parioli
00196 Rome, Pinciano
Lazio, Italië
mapOpenen op Google Maps

Ervaringen delen

Nabijgelegen plaatsen

Santa Croce in Via Flaminia
Santa Croce in Via Flaminia

De Santa Croce in Via Flaminia is een basiliek in Rome, die - zoals de naam al aangeeft - gelegen is aan de Via Flaminia. De kerk is gewijd aan het Heilig Kruis. De opdracht tot de bouw van deze kerk kwam in 1912 van paus Pius X, die met de bouw van deze kerk de 1600ste verjaardag van het Edict van Milaan wilde herdenken. De paus zelf betaalde de bouwkosten. De kerk werd gebouwd op de plaats waar volgens de overlevering, het edict - dat godsdienstvrijheid schonk aan de Romeinen - in 313 werd afgekondigd. De bouw was in 1913 voltooid. De bediening van de kerk werd toevertrouwd aan de Stigmatijnen. In 1964 verhief paus Paulus VI deze kerk tot basilica minor. Een jaar later werd de basiliek een titelkerk. De kerk is gebouwd in neo-romaanse stijl. Aan de voorzijde is een portico met zes ionische zuilen. Op de fries erboven is de tekst aangebracht: An. Chr. MCMXIII Pius X P.M. in memor. pacis a Constantino eccl. datae Cruci SS. DD. ab edicto a. MDC (In het jaar des Heren 1913 heeft paus Pius X, ter nagedachtenis aan de vrede van Constantijn, deze kerk gewijd aan het Heiligste Kruis, ter gelegenheid van de zestienhonderdste jaardag van het Edict). Boven aan de voorgevel is een mozaïek te zien, waarop drie scènes zijn afgebeeld die te maken hebben met de stichting van de kerk. In het midden betreft dat de Triomf van het Kruis, ter linker zijde de afkondiging van het Edict, en ter rechterzijde de overwinning van Constantijn in de Slag bij de Milvische Brug.

Sant'Eugenio
Sant'Eugenio

De Sant'Eugenio is een basilikale kerk in Rome, gelegen in de wijk Pinciano, in Municipio III, in de Via delle Belle Arte. De kerk is gewijd aan de heilige paus Eugenius II. De kerk werd gebouwd op last van paus Pius XII, wiens doopnaam Eugenio was, ter gelegenheid van zijn vijfentwintigjarig bisschopsjublileum in 1942. De kerk kwam in 1951 gereed en werd op 2 juni van dat jaar, de feestdag van Sint Eugenius, gewijd door paus Pius XII zelf. De kerk doet vanaf de wijding dienst als parochiekerk. Sinds 1980 is de bediening van de kerk in handen van Opus Dei. Aan de kerk is een convikt verbonden voor Romeinse priesterstudenten. De façade van de kerk is opgetrokken uit travertijn. De kerk zelf is gebouwd in de stijl van de neobarok. De kerk bestaat uit een middenschip. Aan de linkerzijde hiervan bevinden zich drie kapellen, gewijd aan de heiligen Nicolaas van Flüe, Catharina van Siena en Filippus Neri. Tussen deze kapellen bevinden zich glas-in-loodramen met de afbeeldingen van de pausen Marcellus I, Silvester I en Damasus I. De twee kapellen ter rechterzijde zijn gewijd aan Francisca Xaveria Cabrini en Franciscus van Assisi. Op het raam tussen deze beide kapellen staat paus Gregorius VII afgebeeld. In het transept zijn de ramen gewijd aan de pausen Martinus I, Hormisdas, Leo IV en Agatho. Aan de linkerzijde in het transept is een altaar gewijd aan Onze-Lieve-Vrouw van Fátima, een geschenk van de regering van Portugal, aan de rechterzijde is een altaar gewijd aan de apostelen Petrus en Paulus dat geschonken werd door de regering van Libanon. In de kerk zijn verschillende bronzen beelden te zien van verschillende Italiaanse beeldhouwers. Een ervan, geplaatst bij het hoofdaltaar, stelt de Heilige Eugenius voor.

Catacombe ad clivum Cucumeris

De Catacombe ad clivum Cucumeris (Italiaans: Catacomba ad clivum Cucumeris) is een van de catacombecomplexen in de Italiaanse stad Rome. De catacombe ligt aan de Via Salaria ten noorden van de door de Aureliaanse Muur omgeven stadskern. Oude bronnen situeren deze catacombe aan de Via Salaria vetus, die overeenkomt met de huidige route Via Paisiello-Via Bertoloni-Via Oriani, en plaatsen deze als de laatste in topografische volgorde wanneer men Rome verlaat, na de Catacombe van Pamphilus en de Catacombe van Hermes. De Notitia ecclesiarum urbis Romae, een gids voor pelgrims uit de zevende eeuw, nodigde de gelovigen uit om, na een bezoek aan de Catacombe van Valentinus aan de Via Flaminia, naar de Via Salaria te gaan en, alvorens Catacombe van Hermes te bereiken, naar de begraafplaats van Sint-Johannes ad clivum cucumeris (letterlijk "bij de beklimming van de watermeloen" of "komkommer") te gaan. De catacombe wordt op verschillende manieren aangeduid: sancti Ioannes ad clivum cucumeris, septem palumbae, coemeterium ad caput sancti Iohannis. De verwijzing is naar de priester Johannes, die naar verluidt het martelaarschap van onthoofding heeft ondergaan ten tijde van Julianus Apostata: het hoofd werd bewaard in een basiliek boven de grond, terwijl de rest van het lichaam werd begraven in de catacombe. Naast Johannes getuigen oude bronnen van de aanwezigheid van andere martelaren: Liberato, Diogenes en Bonifatius, Festus en Basto en Longinus. Pasquale Testini veronderstelde een positie in overeenstemming met het Acqua Acetosa-gebied, terwijl anderen de catacombe identificeren met Via Francesco Denza, een weg met een steile helling, die aftakt van de weg die overeenkomt met de Salaria vetus, en draait in de richting van de Via Flaminia. Het onderzoek dat tussen 1954 en 1955 werd uitgevoerd door pater Umberto Maria Fasola, in een gebied tussen de straten Denza, Bertoloni en Mercalli, bracht hem ertoe aan te kondigen dat hij de catacombe had ontdekt. Nieuwe studies plaatsen het op een deverticulum van de Via Salaria vetus ter hoogte van Via Denza en Via Oriani.

Koninklijk Nederlands Instituut Rome
Koninklijk Nederlands Instituut Rome

Het Koninklijk Nederlands Instituut Rome (KNIR) is het oudste en grootste van de vijf Nederlandse Wetenschappelijke Instituten in het Buitenland (NWIB). Het Instituut faciliteert hoogwaardig onderzoek en onderwijs in de geesteswetenschappen (archeologie, kunstgeschiedenis, geschiedenis, taal- en cultuurstudies, filosofie, religiestudies) en wetenschap in bredere zin ('liberal arts and sciences', economie, rechten, sociale wetenschappen). Het Instituut is in 1904 opgericht met als oorspronkelijk doel: de bestudering van stukken in de sinds 1880 opengestelde Vaticaanse archieven die over de Nederlandse geschiedenis handelen. Sinds 1933 is het Instituut gevestigd in een eigen gebouw aan de Via Omero (bij het park van de Villa Borghese), dat onderdak biedt aan een grote bibliotheek, werkruimtes en gastenverblijven. Het gebouw kwam tot stand onder het directeurschap van Godefridus Johannes Hoogewerff, uit een samenwerking van de Italiaanse ingenieur Gino Cipriani en de Haagse architect Jan Stuyt, en werd destijds in het bijzijn van Benito Mussolini geopend. In de loop der jaren heeft het gebouw een aantal ingrijpende aanpassingen en uitbreidingen ondergaan. De missie van het Instituut is in de loop van de tijd aanzienlijk verbreed. Sinds 1991 is het een interuniversitair instituut, dat wordt bestuurd door vertegenwoordigers van zes Nederlandse universiteiten en twee ministeries. De Rijksuniversiteit Groningen is beheerder van het KNIR. In 2004 heeft koningin Beatrix ter gelegenheid van het honderdjarig bestaan aan het instituut het predicaat Koninklijk toegekend.

Milvische Brug
Milvische Brug

De Milvische Brug (Latijn: Pons Milvius of Pons Mulvius, Italiaans: Ponte Milvio of Ponte Mollo) is een brug in Rome over de rivier de Tiber. In de oudheid lag de brug buiten Rome, een kleine drie kilometer ten noorden van de Porta Flaminia. De brug vormde de overgang over de Tiber voor de Via Flaminia, die naar Ariminum (Rimini) liep. Vanaf de brug begon ook de Via Cassia, die naar Toscane voerde. De bronnen noemen de brug voor het eerst in verband met het jaar 207 v.Chr. De brug was toen waarschijnlijk nog van hout. De bouw ervan moet misschien worden toegeschreven aan een verder onbekende Molvius, omdat een gens Molvia uit die tijd bekend is. In 109 v.Chr. liet Marcus Aemilius Scaurus, een oud-consul die op dat moment censor was, de brug herbouwen in baksteen. In 63 v.Chr., tijdens de samenzwering van Catilina, liet Cicero op de Milvische brug een val zetten waardoor Volturcius, een handlanger van Catilina, toen hij met de gezanten van de Allobrogen de stad verliet, kon worden opgepakt. Bij deze brug vond ook in 312 na Chr. de beroemde Slag bij de Milvische brug plaats tussen Constantijn de Grote en Maxentius. In de middeleeuwen kreeg de brug de naam Ponte Mollo, een naam die wel verklaard wordt uit het feit dat de brug zou ‘veren’ (Italiaans: mollegiare), maar waarschijnlijk eerder met de erbarmelijke staat van de brug (Italiaans: molle = slap) te maken had. In de middeleeuwen werd de brug meerdere keren gerestaureerd. In 1450 werd onder paus Nicolaas V een restauratie begonnen die in 1457 onder paus Calixtus III werd voltooid. Houten onderdelen (mogelijk van middeleeuwse reparaties) werden verwijderd, evenals een driehoekig middeleeuws fort (Tripizzone genaamd) aan de noordkant. De brug kreeg vier grote bogen en twee kleinere. Een oude wachttoren aan de noordkant, die oorspronkelijk stamde uit de derde eeuw, werd gerestaureerd. De brug werd een geliefd onderwerp bij schilders uit de Lage Landen. Jan Both, een kunstschilder uit de groep Italianisanten uit de 17e eeuw heeft bijvoorbeeld de Ponte Mollo meerdere malen in zijn arcadische landschappen vereeuwigd. 1805 werd de brug door Valadier in opdracht van paus Pius VII opnieuw gerestaureerd, waarbij de wachttoren zijn huidige boogvorm kreeg. In 1849 werd de brug door Garibaldi opgeblazen om de opmars van Franse troepen tot stilstand te brengen. Zijn huidige vorm kreeg de brug bij een nieuwe reconstructie in 1850 onder paus Pius IX. De brug is nu een voetgangersbrug van 132 meter lang. Aan de zuidelijke opgang staat links een standbeeld van l’Immacolata (door Domenico Pigiani uit 1840) en rechts een standbeeld van Sint-Johannes Nepomucenus, die gold als beschermheilige tegen het verdrinken en van mensen die een geheim moeten bewaren.