place

Oppidum Caestert

Bouwwerk in WezetFort in BelgiëIJzertijdvindplaats in BelgiëKeltenRiemst
Romeins bouwwerk in België
2021 Kanne, Castertweg (03)
2021 Kanne, Castertweg (03)

Het Oppidum Caestert is een archeologische vindplaats van een oppidum of hoogteversterking uit de late ijzertijd en de vroege Gallo-Romeinse tijd op het Belgische deel van de Sint Pietersberg (Plateau van Caestert). De circa 35 hectare grote vindplaats ligt op de grens van de Vlaamse gemeente Riemst en de Waalse gemeente Wezet (Visé), vlak bij de Nederlandse stad Maastricht. De versterking is een van de voorgestelde locaties van het door Julius Caesar vermelde Atuatuca, waar hij, naar eigen zeggen, de Eburonen verpletterend verslagen zou hebben in 54 voor Chr. tijdens de Gallische Oorlogen.

Fragment uit het Wikipedia-artikel Oppidum Caestert (Licentie: CC BY-SA 3.0, Auteurs, Beeldmateriaal).

Oppidum Caestert
Silexweg,

Geografische coördinaten (GPS) Adres Nabijgelegen plaatsen
placeToon op kaart

Wikipedia: Oppidum CaestertLees verder op Wikipedia

Geografische coördinaten (GPS)

Breedte Lengte
N 50.807197222222 ° E 5.6862388888889 °
placeToon op kaart

Adres

Hoogtenederzetting Plateau van Caestert (Plateau van Caestert)

Silexweg
3770
Limburg, België
mapOpenen op Google Maps

2021 Kanne, Castertweg (03)
2021 Kanne, Castertweg (03)
Ervaringen delen

Nabijgelegen plaatsen

Kunstbunker Sint-Pietersberg
Kunstbunker Sint-Pietersberg

De kluis in de Sint-Pietersberg was een opslagplaats in het Noordelijk Gangenstelsel in de Sint-Pietersberg in de Nederlandse provincie Limburg waar in de Tweede Wereldoorlog Nederlandse kunst lag opgeslagen. Een dag nadat op 24 augustus 1939 in Nederland de voormobilisatie werd afgekondigd werd het Rijksmuseum Amsterdam uit voorzorg gesloten. Er werden maatregelen bedacht om het nationaal kunstbezit te beschermen. Daartoe werden voor de Nederlandse kunst speciale opslagplaatsen gebouwd in het duingebied. Tot deze bunkers klaar waren werden de kunstschatten ondergebracht in kerken, scholen, kastelen en gemeentehuizen in Noord-Holland. Eind 1941 diende het duingebied echter op last van de Duitsers te worden ontruimd voor de bouw van de Atlantikwall. Na overleg met Otto Schumann, de opperbevelhebber van de Ordnungspolizei in Nederland, werd daarop besloten in de staatsbossen bij Paasloo een nieuwe bovengrondse kunstbunker te bouwen; de kunstbunker bij Paasloo. De Rijksgebouwendienst besloot tevens om een kluis van 360 m³ uit te houwen in de Sint Pietersberg bij Maastricht, 35 meter onder de grond. De werkzaamheden werden tussen 15 december 1941 en 1 maart 1942 uitgevoerd. Het eerste transport vond plaats op 24 maart en bestond uit een lange reeks treinwagons met op elke wagon een vrachtwagen beladen met schilderijen. In totaal werden in de Sint-Pietersberg 800 waardevolle kunstschatten opgeslagen, waaronder Het straatje van Johannes Vermeer en De stier van Paulus Potter. Tot de kunstschatten hoorde ook De Nachtwacht van Rembrandt. Door de omvang van dit schilderij moest het doek opgerold worden bewaard in een cilinder. De bunker was bereikbaar via de reeds bestaande mergelmijnen en lag aan de Van Schaïktunnel. De officiële naam was Rijksbewaarplaats nr. 9, maar hij was beter bekend als 'de kluis'. De wanden waren maar 50 cm dik, maar de bovenliggende mergelsteen van 33 meter dikte bood voldoende bescherming.

Fort Eben-Emael
Fort Eben-Emael

Fort Eben-Emael, gelegen nabij het Belgische dorp Eben-Emael, even ten zuiden van de Nederlandse stad Maastricht, is een voormalig militair verdedigingswerk dat deel uitmaakte van de buitenste oostelijk gelegen fortengordel rond Luik, gebouwd in het Interbellum. Dit uniek gelegen en uitstekend bewapend sperfort, met zeventien ondergronds met elkaar verbonden bunkers beschouwde men destijds als oninneembaar. Het Fort Eben-Emael maakte als belangrijke schakel in de Fortengordel rond Luik en de Belgische voorverdediging, naast de KW-stelling en de Stelling van Antwerpen, tot 1940 deel uit van de Belgische verdediging tegen een militaire dreiging uit het oosten. De praktijk toonde dat de hoge Belgische verwachtingen van het fort onterecht waren. Op 10 mei 1940 slaagden 86 goed geoefende Duitse Fallschirmjäger erin door verrassing, snelheid en innovatieve militaire technieken (gebruik van zweefvliegtuigen en toepassing van een nieuw wapen: de holle lading) om in een "dode hoek" (namelijk boven op het fort) te landen en de eerste dag een gedeelte van het geschut van het fort in vijftien minuten uit te schakelen. Na anderhalve dag belegering moest het fort (1200 manschappen) capituleren. De slag om het Fort Eben-Emael gaf het startsein voor de Achttiendaagse Veldtocht en ruimer gezien de Slag om Frankrijk (van Duitse zijde Fall Gelb en Fall Rot genoemd). Op 22 juni 1940, na amper zes weken strijd, leidde dit tot de capitulatie van Frankrijk. In de militaire literatuur spreekt men van De meidagen van '40.