place

Athenaeum Illustre (Amsterdam)

Geschiedenis van AmsterdamGeschiedenis van het hoger onderwijsGouden Eeuw (Nederland)School in AmsterdamUniversiteit van Amsterdam
Het Athenaeum Illustre te Amsterdam in 1650 (entrance)
Het Athenaeum Illustre te Amsterdam in 1650 (entrance)

Het Amsterdamse Athenaeum Illustre was een illustere school gevestigd in de Agnietenkapel aan de Oudezijds Voorburgwal. Twee internationaal bekende humanistische geleerden, Gerardus Vossius en Caspar Barlaeus, hielden hier op respectievelijk 8 en 9 januari 1632 hun inaugurele redes. De achtste januari werd later als dies natalis van het Athenaeum gevierd en is nu nog steeds de dies natalis van de Universiteit van Amsterdam. Na de opening van het Athenaeum Illustre in 1632 werd de "bibliotheek van kerk en stad" overgebracht van de Nieuwe Kerk naar de nieuwe instelling. Dat bleek al snel een goede beslissing, want in 1645 ging de inboedel van de kerk bij een brand verloren. De bibliotheek vormt thans de basis van de Bijzondere Collecties van de Universiteit van Amsterdam. Het Athenaeum Illustre was de voorloper van de Universiteit van Amsterdam. Evenmin als andere illustere scholen, had het Amsterdamse Athenaeum het recht academische graden te verlenen. De wettelijke erkenning als instelling voor hoger onderwijs kreeg het Athenaeum Illustre in 1815. Het promotierecht (recht op het verlenen van de doctorsgraad) werd op 1 oktober 1877 toegekend toen het Athenaeum werd ingerigt tot eene Universiteit, genaamd de "Universiteit van Amsterdam" (tot ver in de jaren 1970 in de volksmond "de GU" genoemd). Hoogleraren aan de universiteit werden benoemd door het stadsbestuur, uit hoofde van zijn functie was de burgemeester voorzitter van het universiteitsbestuur. Dit bleef zo tot 1961, toen werd de financiële verantwoordelijkheid overgenomen door de nationale overheid. Het onderwijs dat gegeven werd op het Athenaeum Illustre was aanvankelijk humanistisch van aard, hoewel reeds twee jaar na de stichting, in 1634, Martinus Hortensius tot hoogleraar in de wiskunde werd benoemd. Nadat deze in 1639 gestorven was, werd hij in 1653 opgevolgd door Alexander de Bie, die tot zijn dood in 1690 aan de school verbonden bleef. De burgemeesters van Amsterdam waren nauwelijks geïnteresseerd in nieuwe wetenschappelijke ontwikkelingen, tenzij deze directe toepassing hadden, zoals in het geval van navigatie op zee. Het Amsterdamse stadsbestuur was liberaal ten opzichte van religie, maar zeker niet wetenschappelijk progressief. In latere jaren werd het onderwijsaanbod uitgebreid met Oosterse (d.w.z. semitische) talen, botanie, heelkunde, anatomie en natuurwetenschappen. In 1646 werd een lector in de botanie aangesteld (Johannes Snippendael). De eerste medische hoogleraar was Gerard Blasius, die in 1660 tot extraordinarius en in 1666 tot ordinarius werd benoemd. Een bekende orientalist, verbonden aan het Athenaeum van 1779 tot zijn dood in 1804, was Didericus Adrianus Walraven. Hij was in zijn tijd een van de vooraanstaandste kenners van het Hebreeuws en het Arabisch in Nederland. De waarschijnlijk internationaal bekendste Athenaeum hoogleraar was Jean Henri van Swinden, die van 1785 tot zijn dood in 1823 wis- en natuurkunde aan de instelling doceerde. Tussen 1826 en 1847 was Jacob van Lennep secretaris van curatoren van het Athenaeum Illustre, een onbezoldigde functie. Hij diende bij examens aanwezig te zijn en diploma's en ere-prijzen uit te reiken. Ter ere van het tweehonderd jarig bestaan van het Athenaeum in 1832 schreef hij het toneelstuk Een Amsterdamsche Winteravond, dat werd opgevoerd in de Stadsschouwburg. Het stuk speelt in 1632 en hij voert daarin historische figuren op, die een lans breken voor het subsidiëren van cultuur en wetenschap. Eén van de hoofdrollen was die van Vondel. Het stuk werd meerdere malen uitgevoerd. Na de Franse tijd werd het onderwijsaanbod aanzienlijk uitgebreid, speciaal in diverse medische richtingen. Hoogleraren in geneeskundige vakken waren Christiaan Bernard Tilanus, Pieter Hendrik Suringar, Leopold Lehmann, Jan Leonard Chanfleury van Ysselstein, Jan Willem Reinier Tilanus, Heinrich Daniël Johann Joachim Hertz. Al deze zijn in 1877 overgegaan naar de universiteit: alleen C.B. Tilanus was reeds 2 September 1873 emeritus geworden en opgevolgd door Carel Lambertus Wurfbain. In 1875 had het Athenaeum zo'n 400 studenten, voor het overgrote deel in de geneeskunde.

Fragment uit het Wikipedia-artikel Athenaeum Illustre (Amsterdam) (Licentie: CC BY-SA 3.0, Auteurs, Beeldmateriaal).

Athenaeum Illustre (Amsterdam)
Oudemanhuispoort, Amsterdam Centrum

Geografische coördinaten (GPS) Adres Nabijgelegen plaatsen
placeToon op kaart

Wikipedia: Athenaeum Illustre (Amsterdam)Lees verder op Wikipedia

Geografische coördinaten (GPS)

Breedte Lengte
N 52.369444444444 ° E 4.8955555555556 °
placeToon op kaart

Adres

UvA Oudemanhuispoort

Oudemanhuispoort
1012 CN Amsterdam, Centrum
Noord-Holland, Nederland
mapOpenen op Google Maps

Het Athenaeum Illustre te Amsterdam in 1650 (entrance)
Het Athenaeum Illustre te Amsterdam in 1650 (entrance)
Ervaringen delen

Nabijgelegen plaatsen

Brug 218
Brug 218

Brug 218 is een vaste brug in Amsterdam-Centrum. De brug is gelegen op de plaats waar de Oudezijds Achterburgwal overgaat in de Grimburgwal. Ten westen van deze overgang (de binnenbocht) staat het rijksmonument het Huis aan de Drie Grachten. Aan de buitenbocht staan al de gebouwen van het voormalige Binnengasthuis. Er ligt hier al eeuwen een brug. De geschilderde kaart van Cornelis Anthonisz. uit 1538 laat hier al een brug zien, maar vermoedelijk was er al eerder sprake van een overspanning. Het riviertje, beter slootje, de Grim was enige tijd de stadsgrens en men moest toch van de Oudezijds Voorburgwal de Oudezijds Achterburgwal kunnen bereiken, bovendien lag aan de overzijde van de brug enige tijd bierbrouwerij De Sleutel. De “moderne” geschiedenis van de brug gaat terug tot rond 1780. Toen tekende Jan Spaan hier een welfbrug met een enkele onderdoorvaart. Het jaartal kan kloppen want in de walmuur zijn nog twee jaarstenen terug te vinden "Anno" "1782". Bij een volgende vastlegging in tekening of foto is er sprake van een 19e-eeuwse liggerburg. In 1876 was de staat van de brug namelijk dermate slecht dat zij vervangen moest worden en tevens verlaagd en verbreed. De brug werd toen in opdracht van de Publieke Werken vervangen, net als andere bruggen over de Oudezijds Achterburgwal kwam er een brug van Bastiaan de Greef. Een groot gedeelte van de brug werd nog wel in 1955/1956 vernieuwd, waaronder het wegdek (met sindsdien van stalen liggers met gewapend beton) daarover. De brug wordt gedragen door een houten paalfundering met stalen buispalen. Die renovatie maakte deel uit van het vernieuwen van de kadewand van dit deel van de Grimburgwal tot voorbij de Sleutelbrug. In verband met de slechte toestand van de kade van de Oudezijds Achterburgwal is rond 2018 een vaarverbod ingesteld.

Brug 216
Brug 216

Brug 216 is een vaste brug in Amsterdam-Centrum. De brug overspant de Oudezijds Achterburgwal en vormt de verbinding tussen de Sint Agnietenstraat en Rusland. Opvallend aan de brug is dat zij schuin over de gracht ligt. Daar waar elders in de binnenstad van Amsterdam werd geopteerd om een haaks liggende brug dan maar niet te laten aansluiten op de doorgaande route is er hier voor gekozen om de brug wel aan te laten sluiten. Het laat van boven dan zien dat de brug eigenlijk kuist niet goed aansluit, noch op de Agnietenstraat, noch op het Rusland. Hier ligt al eeuwen een brug. Op de kaarten van Pieter Bast (1599) en Balthasar Florisz. van Berckenrode (1625) is hier een brug ingetekend naar ’t Rus-landt. De moderne geschiedenis begint hier in 1870. Toen besteedde de gemeente Amsterdam het verlagen van de steenen wulfbrug no. 216 aan, met het overdekken met ijzeren brugleggers en een houten dek met zinkbekleding. De brug was een ontwerp van Bastiaan de Greef, toen stadsarchitect bij de Timmertuin der gemeente. Hier werd een welfbrug uit rond 1766 vervangen door een liggerbrug. Een aantal jaren na de oplevering kwam fotograaf Pieter Oosterhuis langs en legde de brug vast. Deze brug met lantaren midden op de brug en 19e-eeuwse balustrades hield het bijna een eeuw vol. De brug kreeg te maken met een toenemend verkeersaanbod, waaronder een steeds grotere stoet aan trouwauto’s die via deze route het stadhuis op de OZ Achterburgwal probeerden te bereiken. De liggerbrug werd daarbij steeds onderhoudsgevoeliger; van het terugleggen van een liggerbrug werd daarom afgezien. Er kwam in 1971 een nieuwe welfbrug, er werd hier deels teruggerestaureerd. Een opmerkelijke keus, want de noordelijker gelegen Paulusbroedersluis bleef bij restauratie een liggerbrug, net als de zuidelijker gelegen brug 218 met daartussen dus een klassiek uitziende welfbrug van jaren-zeventigbeton. Tot april 2016 stond de brug bekend als Ruslandbrug dan wel Russchenbrug. In die maand trok de gemeente Amsterdam alle officieuze benamingen van bruggen in en ging de brug anoniem door het leven.

Makelaarsbruggetje
Makelaarsbruggetje

Het Makelaarsbruggetje (brug 105) is een vaste brug in Amsterdam-Centrum. De voetgangersbrug is gelegen in het verlengde van de Sint Barberenstraat en voert over de Oudezijds Voorburgwal. De brug dateert uit 1893 toen tabaksmakelaar Frederik (Frits) Olie hier op eigen initiatief een brug liet bouwen. Hij wilde een kortere route tussen de kantoren van tabakshandelaren staande aan de oneven zijde van de Oudezijds Voorburgwal en de tabaksveiling, dan gehouden in Frascati aan de Nes (de Sint Barberenstraat leidt naar de Nes). Olie en zijn collegae moesten zelf de brug betalen, onderhouden en vrijhouden voor voetverkeer. Ze betaalden verder jaarlijks huur aan de gemeente Amsterdam voor het in gebruik hebben van de grond en het wateroppervlak waar de pijlers in stonden. De brug kreeg een apart uiterlijk; ze ligt relatief hoog boven het water omdat er ten tijde van de aanleg nog scheepvaartverkeer onderdoor moest kunnen. Tegelijkertijd liggen hier de walkanten vrij laag, daarom kreeg de brug aan beide zijden een aantal traptreden. De gemeente nam de brug in 1907 over van de tabakshandelaar. De brug heeft diverse renovaties ondergaan. In eerste instantie was de gehele brug van gietijzer met houten planken. Niet alleen de liggers en balustrades waren van gietijzer, maar ook de brugpijlers en dat is vrij zeldzaam. In 1991 was de brug dermate versleten dat een grote renovatie nodig was. Het werd toen verstandig geacht de overspanning en leuningen uit tevoeren in staal. De overige delen konden worden hergebruikt en bleven ongewijzigd. Door deze herstelwijze kon de brug in 2001/2002 benoemd worden tot rijksmonument. In 2014 was een volgende opknapbeurt noodzakelijk. De naam is een vernoeming naar de tabaksmakelaars. De overspanning kreeg als officieuze benamingen ook 'Tabaksbruggetje' en 'Brug der Tabakieten' mee.

Sleutelbrug (Amsterdam)
Sleutelbrug (Amsterdam)

De Sleutelbrug is een vaste brug in Amsterdam-Centrum. De welfbrug met drie doorvaarten is gelegen in de zuidelijke kade van de Grimburgwal en overspant de Oudezijds Voorburgwal. Vanaf de brug heeft men vol zicht op de gebouwen van het voormalige Binnengasthuis. De brug wordt omringd door gemeentelijke en rijksmonumenten. De grote blikvanger daaronder is het uit 1610 stammende Huis aan de Drie Grachten (de derde gracht is Oudezijds Achterburgwal). De brug zelf is vanaf 1995 een gemeentelijk monument. Naamgever van de brug is de Brouwerij De Sleutel, die in de 16e eeuw gevestigd was op het terrein van het Binnengasthuis en het Oudezijds Herenlogement. Er ligt hier al eeuwen een brug. Op de vroegst bekende plattegrond van Amsterdam van Cornelis Anthonisz. uit 1538 is al een brug ingetekend. De brouwerij was er toen nog niet, er lagen hier stadstimmertuinen. De brug wordt op de tekening van Claes Jansz. Visscher nog gedragen door houten jukken, maar een halve eeuw later op het schilderij van Gerrit Berckheyde is er al een stenen brug te zien. De brug is daarna nog wel verlaagd om het vervoer over de brug makkelijker te maken, maar sinds circa 1860 is er eigenlijk niets meer veranderd, zo valt uit een foto van Pieter Oosterhuis te zien. Een groot gedeelte van de brug werd nog wel in 1955/1956 vernieuwd, waaronder de middenboog en het wegdek (met sindsdien gewapend beton) daarover. De brug wordt gedragen door een houten paalfundering met stalen buispalen. Die renovatie maakte deel uit van het vernieuwen van de kadewand van dit deel van de Grimburgwal tot voorbij de brug 218. De brug ligt als een parallellogram over het water. De brug kreeg in 1995 de status van gemeentelijk monument en wordt omringd door gemeentelijke en rijksmonumenten. In die laatste categorie is het Huis aan de Drie Grachten het bekendst.

Aluminiumbrug
Aluminiumbrug

De Aluminiumbrug (brug 222) is een ophaalbrug in Amsterdam-Centrum. Ze overspant de Kloveniersburgwal in Amsterdam en verbindt zo de Nieuwe Doelenstraat met de Staalstraat. Er ligt hier al eeuwen een brug. Pieter Bast tekende hier al een brug in op zijn stadsplattegrond van 1599. Deze brug is in dezelfde uitvoering te zien op de plattegrond van Balthasar Florisz. van Berckenrode uit 1625: Een houten brug met een beweegbaar middendeel. Voor de westelijke toegang tot de brug lagen de Clovereniers Doelen, de naamgever van de Nieuwe Doelenstraat en het latere hotel. In die tijd stond er nog de Svych Toren Utrecht, die toren, een dwinger genaamd, was destijds ook naamgever van de brug Dwingerbrug. Ten oosten van de brug lagen stadstimmertuinen. De gracht waar de brug overheen lag heette toen nog de Oude Cingel. De moderne geschiedenis van de brug begint in september 1875. Toen besteedde de gemeente Amsterdam aan het vervangen van het houten basculerende deel van de houten brug, die nog werd vastgelegd door Pieter Oosterhuis. Die brug, geplaatst voor 8888 gulden hield het niet lang uit. In december 1896 volgde een nieuwe aanbesteding. Er moest een brug komen, een ijzeren ophaalbrug en bijbehorende werken ter vervanging van de bestaande dubbele basculebrug no. 222. Er moest daarvoor overlegd worden met de ingenieur, chef van het hoofdbureau van de Publieke Werken waar op dat moment stadsarchitect Adriaan Willem Weissman werkte. Die brug had drie doorvaarten (twee aanbruggen) en een stalen hameipoort. In 1936 moest de scheepvaart deels voor een dag gestremd worden; er moesten werkzaamheden aan de brug verricht worden. Een aantal maanden later werd het rijdek vervangen, er kon geen rijverkeer over de brug. In 1955 begonnen de werkzaamheden om de brug opnieuw te verbreden, de bestaande brug was zo roestig, dat het een gevaar voor relatief zwaar verkeer vormde. Door te kiezen voor een val van aluminium kon ongeveer 150.000 gulden bespaard worden. Er werd vanaf 29 augustus 1955 aan de brug gewerkt, waarbij voor het eerst in Nederland een aluminium brugdek werd geplaatst. De verbreding geschiedde van 7,40 tot 8,60 meter, bovendien schatte men in, dat het brugdek van 13,5 ton nauwelijks zwaarder was dan het origineel (13 ton) maar wel vijf keer steviger. Het brugdek alleen woog 10 ton, de uiteindelijke besparing was 130.000 gulden. Bij oplevering was de brug kennelijk al ingehaald; er zouden er al zes van dergelijke bruggen (aluminium overspanning) verspreid over de wereld liggen, maar werd wel vernoemd naar het metaal waarvan het brugdek gemaakt is. De brug, alhoewel ophaalbrug, is eind 20e eeuw/begin 21e eeuw uit de bediening gehaald. In de 21e eeuw wordt de brug geplaagd door toeristen, die er liefdesslotjes aanhangen. Deze relatief zware sloten vormen een bedreiging voor de relatief lichte constructie van de brug. Het monumentenregister omschreef de brug in 2017, als zijnde een brug tussen land- en waterhoofden van baksteen met boog- en dekstukken van natuursteen. De val is geconstrueerde met stalen randliggers en een aluminium brugdek. Geklonken stalen hameipoort en balans met vakwerk maken het uiterlijk compleet. Het bewegingswerk is uitgevoerd in de vorm van kwadranten. De ophaalbrug heeft stalen hefkettingen en stalen brughekken. De balustraden vormen een mengeling van figuraties uit staal en smeedijzer.