place

Oudemanhuispoort

Oudezijds AchterburgwalPoort in AmsterdamRijksmonument in Amsterdam-CentrumUniversiteit van Amsterdam
2008 04 29 Oudemanhuispoort
2008 04 29 Oudemanhuispoort

Oudemanhuispoort (vaak afgekort als: OMHP) is een gebouwencomplex in Amsterdam, tussen het Spui en het Waterlooplein. Het is een van de hoofdlocaties van de Universiteit van Amsterdam, de faculteit der geesteswetenschappen is er gevestigd. Het is in de 17e eeuw gebouwd in carrévorm en werd oorspronkelijk gebruikt als Oude mannen en vrouwen gasthuis, het is beschermd als rijksmonument. In een van de vier vleugels is een doorgang die de Oudezijds Achterburgwal aan de westzijde verbindt met de Kloveniersburgwal aan de oostzijde, de poort aan de Oostzijde van deze doorgang is naamgever van het gebouwencomplex.

Fragment uit het Wikipedia-artikel Oudemanhuispoort (Licentie: CC BY-SA 3.0, Auteurs, Beeldmateriaal).

Oudemanhuispoort
Oudezijds Achterburgwal, Amsterdam Centrum

Geografische coördinaten (GPS) Adres Nabijgelegen plaatsen
placeToon op kaart

Wikipedia: OudemanhuispoortLees verder op Wikipedia

Geografische coördinaten (GPS)

Breedte Lengte
N 52.368888888889 ° E 4.8955555555556 °
placeToon op kaart

Adres

UvA Binnengasthuisterrein

Oudezijds Achterburgwal
1012 ZA Amsterdam, Centrum
Noord-Holland, Nederland
mapOpenen op Google Maps

2008 04 29 Oudemanhuispoort
2008 04 29 Oudemanhuispoort
Ervaringen delen

Nabijgelegen plaatsen

Athenaeum Illustre (Amsterdam)
Athenaeum Illustre (Amsterdam)

Het Amsterdamse Athenaeum Illustre was een illustere school gevestigd in de Agnietenkapel aan de Oudezijds Voorburgwal. Twee internationaal bekende humanistische geleerden, Gerardus Vossius en Caspar Barlaeus, hielden hier op respectievelijk 8 en 9 januari 1632 hun inaugurele redes. De achtste januari werd later als dies natalis van het Athenaeum gevierd en is nu nog steeds de dies natalis van de Universiteit van Amsterdam. Na de opening van het Athenaeum Illustre in 1632 werd de "bibliotheek van kerk en stad" overgebracht van de Nieuwe Kerk naar de nieuwe instelling. Dat bleek al snel een goede beslissing, want in 1645 ging de inboedel van de kerk bij een brand verloren. De bibliotheek vormt thans de basis van de Bijzondere Collecties van de Universiteit van Amsterdam. Het Athenaeum Illustre was de voorloper van de Universiteit van Amsterdam. Evenmin als andere illustere scholen, had het Amsterdamse Athenaeum het recht academische graden te verlenen. De wettelijke erkenning als instelling voor hoger onderwijs kreeg het Athenaeum Illustre in 1815. Het promotierecht (recht op het verlenen van de doctorsgraad) werd op 1 oktober 1877 toegekend toen het Athenaeum werd ingerigt tot eene Universiteit, genaamd de "Universiteit van Amsterdam" (tot ver in de jaren 1970 in de volksmond "de GU" genoemd). Hoogleraren aan de universiteit werden benoemd door het stadsbestuur, uit hoofde van zijn functie was de burgemeester voorzitter van het universiteitsbestuur. Dit bleef zo tot 1961, toen werd de financiële verantwoordelijkheid overgenomen door de nationale overheid. Het onderwijs dat gegeven werd op het Athenaeum Illustre was aanvankelijk humanistisch van aard, hoewel reeds twee jaar na de stichting, in 1634, Martinus Hortensius tot hoogleraar in de wiskunde werd benoemd. Nadat deze in 1639 gestorven was, werd hij in 1653 opgevolgd door Alexander de Bie, die tot zijn dood in 1690 aan de school verbonden bleef. De burgemeesters van Amsterdam waren nauwelijks geïnteresseerd in nieuwe wetenschappelijke ontwikkelingen, tenzij deze directe toepassing hadden, zoals in het geval van navigatie op zee. Het Amsterdamse stadsbestuur was liberaal ten opzichte van religie, maar zeker niet wetenschappelijk progressief. In latere jaren werd het onderwijsaanbod uitgebreid met Oosterse (d.w.z. semitische) talen, botanie, heelkunde, anatomie en natuurwetenschappen. In 1646 werd een lector in de botanie aangesteld (Johannes Snippendael). De eerste medische hoogleraar was Gerard Blasius, die in 1660 tot extraordinarius en in 1666 tot ordinarius werd benoemd. Een bekende orientalist, verbonden aan het Athenaeum van 1779 tot zijn dood in 1804, was Didericus Adrianus Walraven. Hij was in zijn tijd een van de vooraanstaandste kenners van het Hebreeuws en het Arabisch in Nederland. De waarschijnlijk internationaal bekendste Athenaeum hoogleraar was Jean Henri van Swinden, die van 1785 tot zijn dood in 1823 wis- en natuurkunde aan de instelling doceerde. Tussen 1826 en 1847 was Jacob van Lennep secretaris van curatoren van het Athenaeum Illustre, een onbezoldigde functie. Hij diende bij examens aanwezig te zijn en diploma's en ere-prijzen uit te reiken. Ter ere van het tweehonderd jarig bestaan van het Athenaeum in 1832 schreef hij het toneelstuk Een Amsterdamsche Winteravond, dat werd opgevoerd in de Stadsschouwburg. Het stuk speelt in 1632 en hij voert daarin historische figuren op, die een lans breken voor het subsidiëren van cultuur en wetenschap. Eén van de hoofdrollen was die van Vondel. Het stuk werd meerdere malen uitgevoerd. Na de Franse tijd werd het onderwijsaanbod aanzienlijk uitgebreid, speciaal in diverse medische richtingen. Hoogleraren in geneeskundige vakken waren Christiaan Bernard Tilanus, Pieter Hendrik Suringar, Leopold Lehmann, Jan Leonard Chanfleury van Ysselstein, Jan Willem Reinier Tilanus, Heinrich Daniël Johann Joachim Hertz. Al deze zijn in 1877 overgegaan naar de universiteit: alleen C.B. Tilanus was reeds 2 September 1873 emeritus geworden en opgevolgd door Carel Lambertus Wurfbain. In 1875 had het Athenaeum zo'n 400 studenten, voor het overgrote deel in de geneeskunde.

Brug 218
Brug 218

Brug 218 is een vaste brug in Amsterdam-Centrum. De brug is gelegen op de plaats waar de Oudezijds Achterburgwal overgaat in de Grimburgwal. Ten westen van deze overgang (de binnenbocht) staat het rijksmonument het Huis aan de Drie Grachten. Aan de buitenbocht staan al de gebouwen van het voormalige Binnengasthuis. Er ligt hier al eeuwen een brug. De geschilderde kaart van Cornelis Anthonisz. uit 1538 laat hier al een brug zien, maar vermoedelijk was er al eerder sprake van een overspanning. Het riviertje, beter slootje, de Grim was enige tijd de stadsgrens en men moest toch van de Oudezijds Voorburgwal de Oudezijds Achterburgwal kunnen bereiken, bovendien lag aan de overzijde van de brug enige tijd bierbrouwerij De Sleutel. De “moderne” geschiedenis van de brug gaat terug tot rond 1780. Toen tekende Jan Spaan hier een welfbrug met een enkele onderdoorvaart. Het jaartal kan kloppen want in de walmuur zijn nog twee jaarstenen terug te vinden "Anno" "1782". Bij een volgende vastlegging in tekening of foto is er sprake van een 19e-eeuwse liggerburg. In 1876 was de staat van de brug namelijk dermate slecht dat zij vervangen moest worden en tevens verlaagd en verbreed. De brug werd toen in opdracht van de Publieke Werken vervangen, net als andere bruggen over de Oudezijds Achterburgwal kwam er een brug van Bastiaan de Greef. Een groot gedeelte van de brug werd nog wel in 1955/1956 vernieuwd, waaronder het wegdek (met sindsdien van stalen liggers met gewapend beton) daarover. De brug wordt gedragen door een houten paalfundering met stalen buispalen. Die renovatie maakte deel uit van het vernieuwen van de kadewand van dit deel van de Grimburgwal tot voorbij de Sleutelbrug. In verband met de slechte toestand van de kade van de Oudezijds Achterburgwal is rond 2018 een vaarverbod ingesteld.

De Jaren
De Jaren

De Jaren is een grandcafé in de Nieuwe Doelenstraat 20-22 in Amsterdam. Op 4 juli 1990 opende Joseph Jansen in dit pand café De Jaren. Hij drukte een duidelijk stempel op de zaak, onder meer door te bepalen dat eten en drank vers moesten zijn en er geen frituur mocht komen omdat het café anders naar vet en patat ging ruiken. De leestafel werd bestemd de betere Nederlandse tijdschriften en een reeks van buitenlandse kranten. Een bijzondere attractie bij de opening was het onbeperkte saladebuffet, dat sindsdien kenmerkend voor de zaak is gebleven. Het hoge interieur met grote ramen is modern ingericht. Aan de achterzijde, pal aan de Amstel, is een wat lager gelegen terras dat zich op een steiger bevindt waar boten kunnen aanmeren. Op de bovenverdieping is een restaurant met een terras op het balkon. Gezien de uitstraling wordt De Jaren vaak een grand-café genoemd, maar dat wordt vanuit de zaak zelf te pretentieus gevonden. In 1994 werd De Jaren overgenomen door René en Fred Boerdam, sinds 2013 met Remco Poelmans als mede-eigenaar. De Jaren trekt zo'n 500.000 bezoekers per jaar, van oudsher met name mensen die voor het eerst in Amsterdam komen, waaronder winkelend publiek, toeristen en studenten die pas nieuw zijn in de stad. Wie later de vele andere Amsterdamse uitgaansgelegenheden leert kennen komt niet zo gauw meer bij De Jaren. De bediening, waarin aanvankelijk veel studenten van de Gerrit Rietveld Academie werkten, gold jarenlang als chagrijnig en langzaam, maar bij dat laatste speelde ook de grootte van de zaak mee. Tegenwoordig worden bestellingen elektronisch doorgegeven.

Aluminiumbrug
Aluminiumbrug

De Aluminiumbrug (brug 222) is een ophaalbrug in Amsterdam-Centrum. Ze overspant de Kloveniersburgwal in Amsterdam en verbindt zo de Nieuwe Doelenstraat met de Staalstraat. Er ligt hier al eeuwen een brug. Pieter Bast tekende hier al een brug in op zijn stadsplattegrond van 1599. Deze brug is in dezelfde uitvoering te zien op de plattegrond van Balthasar Florisz. van Berckenrode uit 1625: Een houten brug met een beweegbaar middendeel. Voor de westelijke toegang tot de brug lagen de Clovereniers Doelen, de naamgever van de Nieuwe Doelenstraat en het latere hotel. In die tijd stond er nog de Svych Toren Utrecht, die toren, een dwinger genaamd, was destijds ook naamgever van de brug Dwingerbrug. Ten oosten van de brug lagen stadstimmertuinen. De gracht waar de brug overheen lag heette toen nog de Oude Cingel. De moderne geschiedenis van de brug begint in september 1875. Toen besteedde de gemeente Amsterdam aan het vervangen van het houten basculerende deel van de houten brug, die nog werd vastgelegd door Pieter Oosterhuis. Die brug, geplaatst voor 8888 gulden hield het niet lang uit. In december 1896 volgde een nieuwe aanbesteding. Er moest een brug komen, een ijzeren ophaalbrug en bijbehorende werken ter vervanging van de bestaande dubbele basculebrug no. 222. Er moest daarvoor overlegd worden met de ingenieur, chef van het hoofdbureau van de Publieke Werken waar op dat moment stadsarchitect Adriaan Willem Weissman werkte. Die brug had drie doorvaarten (twee aanbruggen) en een stalen hameipoort. In 1936 moest de scheepvaart deels voor een dag gestremd worden; er moesten werkzaamheden aan de brug verricht worden. Een aantal maanden later werd het rijdek vervangen, er kon geen rijverkeer over de brug. In 1955 begonnen de werkzaamheden om de brug opnieuw te verbreden, de bestaande brug was zo roestig, dat het een gevaar voor relatief zwaar verkeer vormde. Door te kiezen voor een val van aluminium kon ongeveer 150.000 gulden bespaard worden. Er werd vanaf 29 augustus 1955 aan de brug gewerkt, waarbij voor het eerst in Nederland een aluminium brugdek werd geplaatst. De verbreding geschiedde van 7,40 tot 8,60 meter, bovendien schatte men in, dat het brugdek van 13,5 ton nauwelijks zwaarder was dan het origineel (13 ton) maar wel vijf keer steviger. Het brugdek alleen woog 10 ton, de uiteindelijke besparing was 130.000 gulden. Bij oplevering was de brug kennelijk al ingehaald; er zouden er al zes van dergelijke bruggen (aluminium overspanning) verspreid over de wereld liggen, maar werd wel vernoemd naar het metaal waarvan het brugdek gemaakt is. De brug, alhoewel ophaalbrug, is eind 20e eeuw/begin 21e eeuw uit de bediening gehaald. In de 21e eeuw wordt de brug geplaagd door toeristen, die er liefdesslotjes aanhangen. Deze relatief zware sloten vormen een bedreiging voor de relatief lichte constructie van de brug. Het monumentenregister omschreef de brug in 2017, als zijnde een brug tussen land- en waterhoofden van baksteen met boog- en dekstukken van natuursteen. De val is geconstrueerde met stalen randliggers en een aluminium brugdek. Geklonken stalen hameipoort en balans met vakwerk maken het uiterlijk compleet. Het bewegingswerk is uitgevoerd in de vorm van kwadranten. De ophaalbrug heeft stalen hefkettingen en stalen brughekken. De balustraden vormen een mengeling van figuraties uit staal en smeedijzer.

Swych Utrecht
Swych Utrecht

Swych Utrecht (ook wel geschreven als Swygh Utrecht, Svygh Utrecht, Swijgh Utrecht, Swyght Utrecht, Zwigt Utrecht of Utrecht Swijgh) was een toren in de stenen stadsmuur van Amsterdam. De toren werd in 1882 gesloopt om plaats te maken voor het huidige Doelen Hotel aan de Nieuwe Doelenstraat. Swych Utrecht werd in 1482 gebouwd, tegelijkertijd met de stadsmuur die op bevel van Maximiliaan van Oostenrijk werd aangelegd. De naam van de toren ("zwijg Utrecht") refereert aan het primaire doel van de toren en de gehele stadsmuur: het verdedigen van de stad tegen mogelijke aanvallen door troepen van de bisschoppen van Utrecht. De toren werd ergens tussen 1650 tot 1655 geschetst door Rembrandt van Rijn. Deze tekening is nu in de collectie van het Rijksmuseum. De toren diende als de oorspronkelijke Kloveniersdoelen. In 1638 werd het doelencomplex uitgebreid met een moderne nieuwe vleugel die tegen de toren aan werd gebouwd. In de grote feestzaal op de eerste verdieping van dit gebouw hing De Nachtwacht van Rembrandt, tot dit doek in 1715 naar het Stadhuis op de Dam (het huidige Koninklijk Paleis) verhuisde. Het was een groepsportret van een van de schutterscompagnieën die in de doelen bijeenkwamen. Swych Utrecht werd gesloopt om plaats te maken voor het nieuwe Doelen Hotel. De gevelsteen van dit hotel, van de hand van J.H. Teixeira de Mattos, toont de voormalige toren Swych Utrecht. Ook het koepeltorentje van het hotel is een verwijzing naar het vroegere gebouw.