place

Hofrust

Landgoed in RijswijkRijksmonument in Rijswijk
Huize Hofrust in Rijswijk
Huize Hofrust in Rijswijk

De buitenplaats Hofrust in de Nederlandse plaats Rijswijk (provincie Zuid-Holland) heeft door de eeuwen heen verschillende namen gehad. De hofstede was in de 15e eeuw in bezit van Mathijs de Buyser, heer van Reyerwaard. In 1656 werd de grond verkocht aan mr. Gerrit Graswinckel, secretaris van Den Haag. Hij maakte er een buitenplaats van. Zijn schoondochter verkocht het in 1725 na de dood van diens zoon voor 10.200 gulden aan de Rotterdamse advocaat mr. François Pielat de Blagny. In de akte was het grondstuk naamloos, maar honderd jaar later werd het Veldzicht genoemd. In 1855 werd het buiten Masthof genoemd, vanaf circa 1874 moet de naam Hofrust in gebruik zijn genomen toen de buitenplaats in bezit kwam van het echtpaar Blaauw-Koch. In 1845 werd aan de noordkant van het hoofdgebouw een vleugel bijgebouwd. Generaal Josef Jacobus Baron van Geen sleet er zijn oude dag. Nadat hij in 1846 stierf wisselde het nog verschillende malen van eigenaar, onder anderen oud-minister van oorlog Johan Hendrik Voet, en de uitbaters van het Haagse hotel "De Twee Steden". In 1922 werd het als raadhuis door de gemeente Rijswijk in gebruik genomen. Nadat in 1967 het nieuwe stadhuis was opgeleverd werd Hofrust gerestaureerd. In de tuin staat een laat-18e-eeuwse theekoepel.

Fragment uit het Wikipedia-artikel Hofrust (Licentie: CC BY-SA 3.0, Auteurs, Beeldmateriaal).

Geografische coördinaten (GPS)

Breedte Lengte
N 52.057552777778 ° E 4.3356361111111 °
placeToon op kaart

Adres

Laan Hofrust 2
2282 AL
Zuid-Holland, Nederland
mapOpenen op Google Maps

Huize Hofrust in Rijswijk
Huize Hofrust in Rijswijk
Ervaringen delen

Nabijgelegen plaatsen

Te Blotinghe
Te Blotinghe

Te Blotinge, Te Blote of Hodenpijl was oorspronkelijk een landgoed in Rijswijk, Zuid-Holland. Aan het begin van de 13e eeuw woonde er al een Gerrit de Blote in Rijswijk. Hertog Albrecht verkocht 1359 een geesttiend aan Jan de Blote, een ander deel van de grond ging naar Gerrit van Heemstede. Toen Gerrits dochter Machteld zijn bezit erfde stond er een hofstede op met de naam Te Blote of Blotinge. Machtelds echtgenoot Dirk van Hodenpijl liet op de grond een burcht bouwen, een 19 x 19 meter groot kasteel om een donjon van 12 x 12 meter met muren van 2,5 meter dik. Niet lang na de bouw werd de burcht als represaille weer afgebroken (1394), omdat de broer van Machteld van Heemstede en Dirk van Hodenpijl beschuldigd werden van betrokkenheid bij de moordaanslag op Aleid van Poelgeest, de minnares van Hertog Albrecht. Nadat er een verzoening had plaatsgevonden, bouwde Jan van Hodenpijl, een kleinzoon van Dirk, een nieuw kasteel met een gracht (1434) op de plek van de voorburcht. Prenten uit de 17e eeuw tonen een vierkant kasteel met meerdere torens binnen een gracht. Het feit dat er ramen in de muren voorkomen geeft aan dat het niet meer als verdedigingwerk was aangelegd. Dit kasteel, dat Hodenpijl werd genoemd, maar vanaf 1509 Blotinghe ging heten, is daarna in verschillende handen geweest. Vanaf 1590 tot 1715 woonde er de familie Nobelaer. In de tweede helft van de 18e eeuw kocht Jacob van Meede het goed, maar na zijn dood werd de toen al vervallen burcht afgebroken. Op het terrein werd in 1792 een boerderij gebouwd. Een deel werd bij Welgelegen getrokken. In 1955 vond men bij opgravingen de funderingen van het in 1394 gesloopte kasteel.

Welgelegen (Rijswijk)
Welgelegen (Rijswijk)

Welgelegen is een landgoed in de Nederlandse plaats Rijswijk (provincie Zuid-Holland). Het landgoed is, als veel Rijswijkse landgoederen, ontstaan op de strandwal die min of meer parallel aan de kust loopt, over het tracé Geestbrugweg-Herenstraat-Van Vredenburchweg. De historie van Welgelegen gaat terug tot 1384 toen een woning op die locatie eigendom was van Gerrit van Oudshoorn, en in 1473 stond er een woning van Gerard van Poelgeest. De eerste vermelding van de buitenplaats Welgelegen dateert uit 1711 bij de verkoop aan Richard van der Kun door Margaretha de Nobelaer. Het was toen nog een boerderij, waarschijnlijk met herenkamer. Het terrein van Welgelegen werd in de loop van de 18e eeuw uitgebreid met grond van Te Blotinghe. Rond 1790 werd de boerderij vervangen door een herenhuis. In de 19e eeuw was de buitenplaats in het bezit van verschillende eigenaren. In 1877 kocht de Nederlandse koning Willem III het landgoed voor een bedrag van 85.000 gulden om er zijn Franse maîtresse Emilie Ambre te installeren. Na het verbreken van de verhouding verkocht de koning een jaar later Welgelegen weer. In de twintigste eeuw werd het huis gesplitst in appartementen en bewoond door verschillende families. Na een brand rond 1995 is het pand aangekocht door een particulier waarna het voor een groot deel in oude luister is hersteld. Het is nu weer in gebruik als woonhuis. Het is daarmee het enige van de meer dan veertig Rijswijkse landgoederen dat door één particulier wordt bewoond. Achter het huis bevindt zich momenteel op het voormalige grondgebied van het landgoed een tennispark en een paviljoen. Het tennispark is rond 1959/1960 aangelegd. Daarvoor was het grootste deel van wat nu het tennispark is, een totaal verwilderde fruitboomgaard.

Sint-Bonifatiuskerk (Rijswijk)
Sint-Bonifatiuskerk (Rijswijk)

De Sint-Bonifatiuskerk is een rooms-katholieke kerk aan de Van Vredenburchweg 69 in de Nederlandse plaats Rijswijk (Zuid-Holland). De kerk heeft een kenmerkende met koper gedekte spits die groen is verweerd. De oorspronkelijke Bonifatiusparochie werd in de 13e eeuw gesticht. De in het centrum gelegen Oude Kerk ging tijdens de reformatie over naar de protestanten. In 1784 werd voor de Rijswijkse katholieken een kleine schuilkerk gebouwd, die in 1855 werd vergroot. Aan het einde van de 19e eeuw bleek de kerk echter te klein en in 1889 werd gestart met de bouw van een nieuwe Bonifatiuskerk, die in 1897 werd ingewijd. Architect Nicolaas Molenaar sr. ontwierp een driebeukige kruiskerk in neogotische stijl. Het schip bestaat uit vijf traveeën, gevolgd door het transept dat wordt afgesloten met een vijfzijdige apsis. De ongeveer 75 meter hoge toren bestaat uit vier geledingen met een groen uitgeslagen koperen spits. Binnen wordt het schip overdekt door kruisribgewelven. Het hoofdaltaar uit 1907 is afkomstig uit het atelier van Friedrich Wilhelm Mengelberg. De kruiswegstaties werden tussen 1908 en 1916 geschilderd door Molkenboer. Een groot deel van het oorspronkelijke interieur is tijdens de Tweede Beeldenstorm na het Tweede Vaticaans Concilie verdwenen. Glas-in-loodramen werden vervangen door simpele grijze ramen, de muurschilderingen werden met grijs overschilderd en de beelden, de preekstoel en de communiebanken werden uit de kerk verwijderd. In 1998 werden in de apsis echter weer glas-in-loodramen geplaatst. De kerk wordt tot op heden gebruikt door de parochie "Sint-Bonifatius". Het kerkgebouw en aangebouwde pastorie zijn erkend als rijksmonument. De twee grote transeptramen zijn van de hand van Eugene Laudy en in december 1965 geplaatst