place

De 9 Straatjes

Marketing en verkoop

De 9 Straatjes (ook wel: De Negen Straatjes) is een winkelgebied in Amsterdam-Centrum. De straatjes verbinden de Prinsengracht, de Keizersgracht, de Herengracht en de Singel met elkaar.

Fragment uit het Wikipedia-artikel De 9 Straatjes (Licentie: CC BY-SA 3.0, Auteurs).

De 9 Straatjes
Weesperplein, Amsterdam Centrum

Geografische coördinaten (GPS) Adres Website Nabijgelegen plaatsen
placeToon op kaart

Wikipedia: De 9 StraatjesLees verder op Wikipedia

Geografische coördinaten (GPS)

Breedte Lengte
N 52.37 ° E 4.8858333333333 °
placeToon op kaart

Adres

Grachtengordel van Amsterdam

Weesperplein
1018 XA Amsterdam, Centrum
Noord-Holland, Nederland
mapOpenen op Google Maps

Website
amsterdam.nl

linkWebsite bezoeken

Ervaringen delen

Nabijgelegen plaatsen

Roode Huys
Roode Huys

Het Roode Huys (ook Roode Huijs) is een grachtenpand aan de Keizersgracht nr 321 te Amsterdam. Het dateert uit de 17e eeuw. Het huis is waarschijnlijk in de eerste helft van de 17e eeuw gebouwd en was toen voorzien van een trapgevel in Amsterdamse renaissancestijl, met ontlastingsbogen. Deze voorgevel was opgetrokken uit geslepen bakstenen met een zeer smalle voeg. Doordat de gevel lange tijd bepleisterd was is hij zeer goed bewaard gebleven. Op 11 februari 1716 werd het pand gekocht door Christoffel van Brants. Volgens zijn testament woonde Van Brants er niet zelf; bewoner was Jean Bartholomeus Rietman. Na Van Brants overlijden werd het pand op 20 mei 1740 verkocht door zijn erfgenaam Johan Enno Brants. Rond 1740 werd het pand verhoogd, waarbij de trapgevel werd aangetast. In 1942 is het pand gerestaureerd. Tevens werden aan de achterkamer renaissancebetimmeringen toegevoegd en op de bovenverdieping werd een 16e-eeuwse plafondschildering uit Edam ingebracht. In het najaar van 1943 werd het pand gekocht door de kunstschilder en meestervervalser Han van Meegeren. Na diens dood in 1947 woonde zijn weduwe er nog tot 1954. Op 5 september 1950 is de inboedel van Van Meegeren in het pand geveild. Het pand werd gekocht door de Nederlandse Houtbond, die het in 1950 liet restaureren. De woning en bovenwoning werden ingericht als kantoor, en op de zolder werd een collectie houtmonsters ondergebracht. In 1958 werd de pleisterlaag verwijderd. Het Roode Huys is sinds 1970 rijksmonument. Tot de verhuizing in 2007 naar de Jollemanhof, eveneens in Amsterdam, was in het pand het kantoor van de Bond van Nederlandse Architecten gevestigd.

Marten Toonderbrug (brug 48)
Marten Toonderbrug (brug 48)

De Marten Toonderbrug (brug 48) is een gemetselde welfbrug in Amsterdam-Centrum. De brug vormt de verbinding tussen de Wolvenstraat en Berenstraat en overspant daar de Keizersgracht. Er lag hier al eeuwen een brug. De brug die er in 1902 lag kreeg te maken met mankementen door de hoeveelheid verkeer dat er overheen ging. Verrotte houten liggers werden vervangen door liggers van ijzer en ook het metselwerk moest hersteld worden. Er waren plannen gemaakt de brug te verlagen, zodat er geen sprake meer was van een “bochelbrug”. Er kwam een tegenadvies omdat met het verlagen van de brug een "kostbaar uitzicht" in Amsterdam verloren zou gaan. Dat tegenadvies werd door Burgemeester en Wethouders niet overgenomen, de brug werd verlaagd. Dat dat nodig was bleek nog in 1923, toen een paard (van paard en wagen) van de brug afgleed (toen de brug al verlaagd was) en te water raakte (ze werd met het reddingstoestel gered) en in 1925 kantelde er een vrachtauto. In 1926 kon opnieuw een paard een wagen met meelzakken niet in het gareel houden en liep met alles een pianowinkel van Goldschmeding binnen. Omdat het paard rustig enigszins trillend bleef staan kreeg het de bijnaam "Het muzikale paard". In het najaar van 1928 moest de gemeente beslissen dat zwaar vervoer niet meer over de brug mocht. In 1949/1950 moest de brug verbreed worden, waarbij Piet Kramer advies verstrekte. Beginjaren tachtig besloot de gemeente dat de oude brug in oude glorie hersteld moest worden en kreeg de brug drie gewelfde doorvaarten. De brug ging jaren officieus door het leven als Felix Meritisbrug, naar het nabijgelegen Felix Meritis. Die commerciële binding was een van de redenen dat de brug in 2016 ter sprake kwam bij het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam. Bij een controle over de brugnamen bleek dat de naam niet voldeed aan de richtlijnen, die gelden om opgenomen te kunnen worden in de Basisregistraties adressen en gebouwen. De brug kwam voor op lijst 2 van twee lijsten met aan te passen officieuze brugnamen (lijst 1 bevat officieuze brugnamen die officieel gemaakt zouden kunnen worden; lijst 2 bevat officieuze brugnamen, waarover na een inspraakronde beslist wordt of de naam officieel erkend wordt, dan wel officieel wordt afgekeurd). Sinds juni 2016 was de brug derhalve officieel (weer) naamloos; in 2022 is de brug vernoemd naar schrijver/tekenaar Marten Toonder, op initiatief van de heer M. Louis, een Amsterdamse inwoner.

Cromhouthuizen
Cromhouthuizen

De Cromhouthuizen zijn vier aaneengesloten grachtenpanden aan de Herengracht in Amsterdam, tussen de Huidenstraat en de Leidsegracht, met de huisnummers 362-364, 366, 368 en 370. Tot 2020 was het Bijbels Museum in het Cromhouthuis gevestigd. Dat jaar kwamen de twee panden met publieke functie in handen van Stadsherstel. De panden zijn in de periode 1660-1662 in Hollands classicistische stijl gebouwd naar ontwerp van de Amsterdamse architect Philips Vingboons in opdracht van de handelaar Jacob Cromhout (1608-1669). Elk van de vier huizen heeft een halsgevel van Bentheimer zandsteen met driehoekige frontons (Vingboonsgevel) en met twee ovale oeil-de-boeuf-ramen. Jacob Cromhout woonde met zijn gezin in 366. Op de gevelsteen boven de deur van dit huis is in reliëf een krom stuk hout afgebeeld. De panden zijn sinds 1970 en 1972 beschermd als rijksmonument. Sinds 1975 is het Bijbels Museum in 366 en 368 gevestigd. Pand 368 heeft nog twee originele 17e-eeuwse keukens. In de grote zaal bevindt zich een plafondschildering van Jacob de Wit uit 1718 met mythologische voorstellingen van Romeinse goden en de dierenriem. De tuinkamers hebben stucplafonds van Ignatius van Logteren. De Engelse staatsietrap met houtsnijwerk, die vanuit de marmeren hal naar de bovenverdiepingen leidt, werd geplaatst tijdens een verbouwing in 1717. In 2000 werden de panden gerestaureerd. Van een ander pand (Herengracht 440) dat verbouwd werd, kwam toen een tweede zolderstuk van De Wit over, Apollo en de vier seizoenen uit 1750, dat een plaats kreeg in de Achterzaal van het voorhuis. Op het erf van nummer 368 stond het huis van de houthandelaar Cornelis Kerfbijl. Hij weigerde zijn grond te verkopen. Pas toen de tekeningen gereed waren en de bouw op punt van starten stond gaf hij toe. De tekeningen konden echter niet meer aangepast worden, waardoor het huisje van Kerfbijl werd opgenomen in het pand. Nummer 368 heeft daarom géén achterhuis, en nummer 366 een dubbel achterhuis. In de tuin staat een aantal planten en bomen die in de Bijbel genoemd worden, zoals de dadelpalm, oleander, vijgenboom en judasboom.

Cromhouthuis
Cromhouthuis

Het Cromhouthuis is een patriciërswoning en een van de Cromhouthuizen aan Herengracht te Amsterdam. Het huis herbergde tot 2020 het Bijbels Museum en een dependance van het Amsterdam Museum. Het pand werd dat jaar overgenomen door Stadsherstel. Het huis is gebouwd voor de familie Cromhout, maar van hun inventaris is niets meer over. Objecten in het huis komen voornamelijk uit het depot van het Amsterdam Museum. Het is een reconstructie van het interieur van een grachtenpand uit de zeventiende eeuw. De Cromhouts behoorden in de tijd van de Gouden Eeuw tot de hoogste kringen van Amsterdam. Diverse leden hebben de functie van burgemeester vervuld. Jacob Cromhout gaf in 1660 opdracht tot de bouw van het huis aan de Herengracht. Toen de Cromhouts katholiek werden, daalde de status van de familie in het protestantse Amsterdam. Ze trouwden zich wel enkele malen in bij de katholieke adel. Bij de ingang van het huis op de bel-etage hangt een portret van Albert Cromhout, het enige portret dat is overgebleven uit de familie. Verder staat er in de hal een eettafel met rijkversierd servies om bezoekers bij binnenkomst meteen een idee te geven hoe de elite woonde in de Gouden Eeuw. Vervolgens is er de antichambre, waar toentertijd een bezoeker mocht wachten alvorens uitgenodigd te worden de salon te betreden. In deze kamer hingen vroeger portretten van de familie Cromhout; tegenwoordig zijn dat afbeeldingen van leden van de familie Backer. Ze zijn uit die tijd en geven een idee hoe de kamer er ooit eruit gezien moet hebben. De belangrijkste ruimte op de bel-etage is de salon. Hier werden feesten gegeven en hingen de prominentste kunstwerken van de Cromhouts. De inrichting van de salon toonde de status van de familie. De nog aanwezige, door Jacob de Wit voor deze ruimte gemaakte, plafondstukken zijn letterlijk en figuurlijk het hoogtepunt van de zaal. Toen De Wit ze vervaardigde was hij een jonge, net opkomende schilder. De schilderingen laten de twaalf olympische goden zien, omringd door tekens van de dierenriem en personificaties van de seizoenen en windstreken. Een typisch fenomeen uit de zeventiende en achttiende eeuw is het rariteitenkabinet. Veel rijke grachtenhuisbewoners bezaten zo'n uitstalling. Het was een kamer met daarin een speciaal gemaakte kast vol deurtjes en laatjes, die verzamelde zeldzaamheden verborgen: bijzondere natuurverschijnselen, exotische voorwerpen en buitengewone menselijke maaksels. De nieuwsgierigheid naar zaken uit verre oorden en vreemde streken was groot in de tijd van overzeese handels- en ontdekkingsreizen. De inhoud van het rariteitenkabinet weerspiegelde de wereld zoals die toen bekend was. Nu is in deze ruimte een steeds wisselende verrassende tentoonstelling te zien. In het Cromhouthuis zijn op de benedenverdieping twee keukens aanwezig: de kleine en de grote keuken. De grote keuken is al sinds de zeventiende eeuw als keuken in gebruik. De kleine keuken is nog iets ouder, hij dateert waarschijnlijk nog van voor de bouwtijd van de huidige woning. In de tuin staat sinds de jaren negentig een aantal planten en bomen die in de Bijbel genoemd worden, zoals de dadelpalm, oleander, vijgenboom en judasboom.

Brug 47
Brug 47

Brug 47 is een welfbrug in Amsterdam-Centrum. De brug verbindt de Huidenstraat met de Runstraat en voert daarbij over de Keizersgracht in het gebied van de Negen Straatjes in de Amsterdamse grachtengordel. De brug, vanwege haar jonge leeftijd zelf geen monumenten, wordt omringd door rijksmonumenten, behalve aan de zuidoostkant, daar staat (relatieve) nieuwbouw uit het begin van de 20e eeuw. Er ligt hier al eeuwen een brug. Joan Blaeu tekende de brug in op zijn kaart uit 1649, maar ook Pieter Bast en Balthasar Florisz. van Berckenrode hadden de brug al ingetekend op hun kaarten van respectievelijk 1599 en 1625. Ze werd ingetekend als een brug met vijf doorvaarten over de Keysers Graft tussen de Huyde Straet en Run Straet. Reinier Vinkeles schilderde de brug in circa 1762, in een avondgezicht toen op Keizersgracht 384 nog de schouwburg gevestigd was, deze brandde op 11 mei 1772 af. De moderne geschiedenis van de brug begint in 1889. Dan wordt er een verzoek gedaan om de brug te verlagen, ze zou te steil zijn voor het toenmalige verkeer, denk daarbij aan paard en wagen. In 1892 werd gemeld dat de ijzeren liggers van de brug gesteld zijn, zodat zij spoedig open kon voor verkeer. In 1913 werd geopperd om een tram te laten lopen over deze brug, waarbij op de brug een passeerhalte zou worden gelegd; het plan ging niet door. Die brug hield het vol totdat 1981 de gemeente begon aan vervanging van de brug en een brug liet neerleggen, die meer paste bij het historische centrum van de stad. Er werd weer een boogbrug neergelegd. Daartoe moesten wel de houten fundamenten vervangen worden door betonnen palen en kwam er een gewapend betonnen overspanning. De brug beschikt dan over drie doorvaartopeningen, de breedste is 6.70 meter breed en heeft een hoogte van 2,27 meter.