place

Brug 40

Brug in Amsterdam-Centrum
Brug 40 in de Keizersgracht over de Reguliersgracht foto 2
Brug 40 in de Keizersgracht over de Reguliersgracht foto 2

Brug 40 is een brug in de zuidelijke kade van de Keizersgracht over de Reguliersgracht in de Amsterdamse grachtengordel. De brug beschikt over een doorvaartopening van 6,80 meter breed en met een doorvaarthoogte van 2,38 meter. Er zijn meerdere plannen geweest van de demping van de Reguliersgracht, maar deze zijn uiteindelijk nooit uitgevoerd. Deze welfbrug is evenals enkele andere bruggen in de Reguliersgracht niet origineel maar een 20ste-eeuwse constructie. De geschiedenis van de brug is vermoedelijk vanaf de bouw gelijk aan die van brug 38. Tussen brug 40 en 38 was een steen gemetseld met "1729", tussen brug 38 en brug 39, aan de overzijde van de Keizersgracht een steen met "Anno". Beide stenen zijn bij de renovatie in 1908/1909 verwijderd. De brug, zelf geen monument, wordt omringd door rijksmonumenten.

Fragment uit het Wikipedia-artikel Brug 40 (Licentie: CC BY-SA 3.0, Auteurs, Beeldmateriaal).

Brug 40
Brug 40, Amsterdam Centrum

Geografische coördinaten (GPS) Adres Externe links Nabijgelegen plaatsen
placeToon op kaart

Wikipedia: Brug 40Lees verder op Wikipedia

Geografische coördinaten (GPS)

Breedte Lengte
N 52.363205555556 ° E 4.8959805555556 °
placeToon op kaart

Adres

Brug 40

Brug 40
1017 LK Amsterdam, Centrum
Noord-Holland, Nederland
mapOpenen op Google Maps

linkWikiData (Q38066816)
linkOpenStreetMap (74042049)

Brug 40 in de Keizersgracht over de Reguliersgracht foto 2
Brug 40 in de Keizersgracht over de Reguliersgracht foto 2
Ervaringen delen

Nabijgelegen plaatsen

Brug 74
Brug 74

Brug 74 is een vaste brug in Amsterdam-Centrum. Ze is gelegen in de Kerkstraat en overspant de Reguliersgracht in de Amsterdamse grachtengordel. De brug, zelf per 1995 een gemeentelijk monument wordt omringd door rijksmonumenten waarvan de Amstelkerk op het Amstelveld het bekendst is. Er ligt hier al eeuwen een brug. Daniël Stalpaert, de stadsarchitect, tekende op zijn plattegrond in 1662 al een brug. Er is dan nog vrijwel geen bebouwing hier, maar het noodgebouw van de Amstelkerk staat er al wel. Frederik de Wit tekende op zijn kaart uit 1688 wel bebouwing en ook dan is de brug zichtbaar in de Amstel Kerck Straet over de Reguliers Graft. Er is een tekening bekend uit circa 1760, waarop nog een houten brug zichtbaar is zonder boog. Een van de walkanten werd daarbij nog gebruikt als opslag. De huidige brug stamt vermoedelijk uit 1780, het jaartal wordt aan de noordkant vermeld in twee gevelstenen met “Anno” “1780”. De brug viel als een van de weinige bruggen niet ten prooi aan verlaging en verbreding. Eind 19e eeuw begin 20e eeuw werden veel bruggen in de Amsterdamse binnenstad afgetopt om het wegverkeer makkelijker op en af de brug te laten rijden. Echter er is hier relatief weinig verkeer, vandaar dat lang gewacht kon worden met aanpassing. Het heeft dus de overgang naar ijzeren ligger/balkbrug en weer terug naar boogbrug doorstaan. Pas in 1981 was de oude brug aan de beurt voor vervanging. Daarbij werd gekozen om het brugdek van gewapend beton te maken en wellicht de fundering te vernieuwen, maar de rest lijkt toch vooral bij het oude gelaten te zijn. De brug had als officieuze aanduiding de Kerksluis, Kerk verwijzend naar de straat, sluis naar “stenen brug”. De Amstelkerk was in die dagen slechts een houten loods dienende tot noodkerk, er waren toen voorlopig geen plannen daar een permanente kerk te bouwen. De loods hield het heel lang vol als bedehuis. Een andere naam in de volksmond is Ronde brug. De boog reflecteert in bijzondere omstandigheden in het water en boog en reflectie laten een hele cirkel zien. De brug beschikt over een doorvaartopening met een hoogte van 2.60 meter.

Amstelkerk (Amsterdam)
Amstelkerk (Amsterdam)

De Amstelkerk is een houten kerkgebouw in Amsterdam. De kerk is gelegen op het Amstelveld in het centrum van Amsterdam en is tussen 1668 en 1670 gebouwd als onderdeel van de tweede uitleg van de Grachtengordel. Het ontwerp is van Daniël Stalpaert. Het zou een tijdelijke "houten predikschuur" worden, waarbij men zich voornam om "het plein of veld aan die Kerk egter groot genoeg te laaten, om op het zelve, t'eenigen tyde, eene steenen Kerk te konnen zetten", aldus het Bureau Monumenten & Archeologie. Het centrale deel van de kerk kreeg de vorm van een kubus. Oorspronkelijk hadden de wanden van de Amstelkerk een verticale grenen beplanking die met de kopse einden in de aarde stonden. De buitenzijde was ossenbloedrood geschilderd. De ramen waren voorzien van glas-in-lood. De toegangsdeuren waren geplaatst in het midden van de buitenwanden. De vloer bestond uit eenvoudige bakstenen klinkers. Aan de binnenzijde keek men tegen de ongeverfde achterkant van de buitenwand aan. De kansel, omgeven door de dooptuin,stond in het midden aan de noordzijde. Tegenover de preekstoel stond de overkapte bank voor de notabelen. Tot 1985 werd de kerk gebruikt door de Hervormde Kerk en de Amsterdamse Studentenekklesia. Sinds 1986 is de kerk eigendom van Stadsherstel Amsterdam, dat er ook kantoor houdt en de ruimte verhuurt voor sociaal-culturele activiteiten en voor recepties en bruiloften. In het souterrain aan de zuidzijde is een restaurant gevestigd. De verbouwing daartoe verstoorde de klassieke maatverhoudingen. Sinds 2006 wordt het gebouw ook weer op zondag gebruikt voor kerkdiensten van de Christelijke Gereformeerde Kerk. De kerk heeft een vierkant grondplan van 28,3 x 28,3 meter, wat neerkomt op 100 bij 100 voet, dezelfde maat als de Oosterkerk die ook door Stalpaert is ontworpen. In 1840 is de kerk in neo-gotische stijl verbouwd onder leiding van Hendrik Springer.

Keizersgracht 609
Keizersgracht 609

Keizersgracht 609 is een gebouw aan de Keizersgracht, Amsterdam-Centrum. In de Amsterdamse grachtengordel werd al in de 17e eeuw gebouwd. Bebouwing is dan ook al ingetekend in de kaart van Frederik de Wit uit 1688. Op een prent uit circa 1768 van Jan Caspar Philips is hier een gebouw te zien, dat eruitziet als een standaard pakhuis, met aan de enerzijds drie koopmanshuizen en aan de andere kant een koetshuis. Cornelis Bors van Waveren is enige tijd eigenaar geweest van een rijtje panden alhier, maar onduidelijk is of nummer 609 daar ook onder viel. Op 24 december 1860 overleed Carel Joseph Fodor, de eigenaar van het gebouw (en de panden met halsgevels ernaast op 611 en 613). Hij liet het gebouw na aan de stad Amsterdam met de bepaling dat het omgebouwd moest worden tot museum, ter onderbrenging van zijn uitgebreide verzameling van toen moderne kunst (collectie Levende Meesters). De gemeente nam het legaat aan. Fodor had bepaald dat het gebouw voor maximaal 60.000 gulden verbouwd mocht worden. Rond 18 juni 1861 besteedde de gemeente echter aan "het bouwen van een museum aan de Keizersgracht nabij de Vijzelstraat". Overeenkomstig de wens van de overledenen werd het een "gaanderij voor schilderijen en teekeningen". De gemeente benaderde in eerste instantie (stads)architect Willem Springer, die het budget en de opdracht te beperkt vond en daarmee niet lastig gevallen wilde worden. Cornelis Outshoorn kwam met een ontwerp dat in goede aarde viel. Zeker de voorgevel van het gebouw werd dermate gewijzigd, dat de vraag rijst of er alleen verbouwd is of dat er werkelijk een nieuw gebouw is neergezet. In april 1862 was het gebouw dermate gevorderd dat koning Willem III der Nederlanden op bezoek kwam. De officiële opening van het museum vond plaats op 18 april 1863 (Fodor was geboren op 18 april 1803). Het Algemeen Handelsblad meldde op 21 april 1863 naar aanleiding van die opening dat het gebouw een grote entree had, rijk voorzien van marmer en stucwerk met een bewerkt plafond. Een brede mahoniehouten trap met bronzen leuningen leidde naar een kleine kunstzaal, waar in de hoeken twee beelden stonden. De volgende zaal was een grote zaal die mede verlicht werd door een dubbele glazen kap. Die grote vierkante zaal was eenvoudig, doch rijk versierd. Vanuit deze zaal waren nog enkele zalen in de naburige panden te betreden. Alle zalen hadden toch vooral de vorm van een galerij/gaanderij, zodat uitgebreid genoten kon worden van de kunstwerken. De eerste gebruiker was natuurlijk Museum Fodor, vanaf 1948 als dependance van het Stedelijk Museum. Daarna volgde in 1993 het Nederlands Vormgevingsinstituut, dat in 2000 werd opgeheven. Sinds 2001 heeft het gebouw weer een museale functie, met de komst van Foam Fotografiemuseum Amsterdam. De verbouwing daartoe werd begeleid door Benthem Crouwel Architekten. Het gebouw is sinds 9 juni 1970 vermeld als rijksmonument in het monumentenregister. De omschrijving is daarbij uiterst summier: een ouder pakhuis verbouwd gebouw met zandstenen Italianiserende gevel onder een rechte lijst naar een ontwerp van Outshoorn. In 2017 staat er een symmetrisch gebouw van drie verdiepingen achter een voorgevel bijna geheel opgetrokken uit zandsteen. Elke verdieping wordt afgesloten met een lijst. De begane grond heeft twee ruiten aan weerszijden van de deur onder een bovenlicht in een hoog uitgesneden boogconstructie. Boven die deur een sluitsteen met versiering. In de boog staat in (blad)gouden letters "MUSEUM FODOR". Aan beide zijden daarvan twee datumstenen "ANNO" en "1861". Net onder de eerste lijst treft men nog enkele versieringen aan, gelijk als daar net boven. Het middelste raam op de eerste etage is enigszins teruggetrokken geplaatst tussen pilasters, voor het raam zijn kandelaberzuiltjes te zien. Boven alle drie de ramen zijn schilden te zien. Onder de tweede lijst zijn er weer uitgebreide versieringen te zien. De ramen op de tweede etage zijn gelijkvormig, maar ook hier is het middelste raam enigszins teruggetrokken geplaatst. Daarboven bevindt zich de bovenst lijst, die ondersteund wordt door vier versieringen.. Daarop is een soort balkonafscheiding te zien.

Museum Fodor
Museum Fodor

Museum Fodor was een museum aan de Keizersgracht in Amsterdam, dat heeft bestaan van 1863 tot en met 1993. Naamgever van het museum was Carel Joseph Fodor (1803-1860), die rijk was geworden door de handel in steenkool. Bij testament liet hij zijn uitgebreide kunstverzameling na aan de stad (men dacht eerst aan de staat) onder een aantal voorwaarden: Het museum moest worden ingericht in drie panden aan de Keizersgracht, die in zijn bezit waren. De drie panden moesten daartoe aangepast worden voor een bedrag van maximaal 60.000 gulden. De beheerder moest benoemd worden door de executoren en diens opvolgers door het bestuur van de stad, in overleg met de Koninklijke Academie van Beeldende Kunsten, waar Fodor jarenlang een bestuursfunctie had. Het museum moest Museum Fodor gaan heten. In januari 1861 accepteerde de gemeenteraad het legaat, waarna de planning tot de inrichting van het museum begon. Het museum werd, ondanks gemopper hier en daar omdat de belangrijke werken niet naar het Rijksmuseum konden worden overgebracht, ingericht in het "Pakhuis Het Spook" aan de Keizersgracht 609, waar een “gaanderij voor schilderijen en teekeningen” moest komen. De collectie omvatte 161 schilderijen, 877 tekeningen en 302 prenten. Fodor had bepaald dat het pand verbouwd moest worden voor maximaal 60.000 gulden, maar na aanbesteding gunde de gemeente Amsterdam op 18 juni 1861 de bouw voor een bedrag van 89,748 gulden voor een museum voor de schilderijen, nagelaten door den heer Fodor, op de Keizersgracht bij de Vijzelstraat. De bouw en inrichting stond onder supervisie van Arie Johannes Lamme, die later benoemd werd tot honorair lid der commissie van bestuur over het Museum Fodor. Het ontwerp van het gebouw was van Cornelis Outshoorn. In maart 1862 was het gebouw in zoverre gevorderd dat koning Willem III der Nederlanden het gebouw kon komen bezichtigen. Op 18 april 1863, de geboortedag van de stichter, werd Museum Fodor officieel geopend. Het museum werd later aangevuld met de Atlas Splitgerber (1879) en de Jan en Caspar Luyken-collectie (1889). De belangstelling voor het museum liep in de jaren daarna terug, waarschijnlijk te wijten aan de terugloop in de interesse in 19e-eeuwse kunst. In 1948 werd het museumgebouw als dependance door het Stedelijk Museum in gebruik genomen, met voornamelijk werk van Amsterdamse kunstenaars. Het Stedelijk behield de schilderijen, de tekeningen en prenten werden ondergebracht bij het Rijksprentenkabinet. In 1963 kwam de Fodor-collectie onder het beheer van het Amsterdams Historisch Museum. Op 1 januari 1993 hield Museum Fodor op te bestaan. In 1994 werd het Nederlands Vormgevingsinstituut in het voormalig museumgebouw gevestigd. In 2001 kreeg het pand weer een museale functie, toen het Foam Fotografiemuseum Amsterdam erin trok.