place

De Titaantjes

Beeld in Amsterdam-Oost
2020 De Titaantjes (1)
2020 De Titaantjes (1)

De Titaantjes of wel Hommage aan Nescio is een artistiek kunstwerk in Amsterdam-Oost. Het is een eerbetoon aan de schrijver Nescio door beeldhouwer Hans Bayens. Van Bayens zijn meer beelden van schrijvers bekend; zo portretteerde hij Multatuli op de Torensluis en staan Aagje Deken en Betje Wolff aan Nes aan de Amstel. Bayens maakte het werk naar aanleiding van het overlijden van Jan Hendrik Frederik Grönloh, de man achter pseudoniem Nescio. Het eerbetoon bestaat uit een bronzen beeld waarin (van links naar rechts) Hoyer, Bavink en Koekebakker, drie personages uit Titaantjes van Nescio, die onderuit hangend op een bankje het Oosterpark overzien. Ze bekijken net zoals hun bedenker de personen die door het park lopen. Het oorspronkelijke beeld, door Grönlohs weduwe onthuld op 9 oktober 1971, werd in 1985 gestolen, maar in 1988 werd een nieuw afgietsel geplaatst. In 2006 werd het met verf beklad. Op de sokkel staat de begintekst van genoemde novelle: Jongens waren we-maar aardige jongens Net buiten het park, op gebouw Linnaeusstraat 7 is een uitgebreidere tekst van Nescio te lezen.

Fragment uit het Wikipedia-artikel De Titaantjes (Licentie: CC BY-SA 3.0, Auteurs, Beeldmateriaal).

De Titaantjes
Amsterdam Oost

Geografische coördinaten (GPS) Adres Nabijgelegen plaatsen
placeToon op kaart

Wikipedia: De TitaantjesLees verder op Wikipedia

Geografische coördinaten (GPS)

Breedte Lengte
N 52.358777777778 ° E 4.9194 °
placeToon op kaart

Adres


1092 AP Amsterdam, Oost
Noord-Holland, Nederland
mapOpenen op Google Maps

2020 De Titaantjes (1)
2020 De Titaantjes (1)
Ervaringen delen

Nabijgelegen plaatsen

Spelende kinderen (Gerda Rubinstein)
Spelende kinderen (Gerda Rubinstein)

Spelende kinderen is een artistiek kunstwerk in Amsterdam-Oost. Het is een bronzen beeld van Gerda Rubinstein dat staat in het Oosterpark. Het beeld stelt een rennende jongen met een meisje op zijn rug voor. Rubinstein maakt het in opdracht van gemeente Amsterdam ter gelegenheid van vijftig jaar Amsterdamse Vacantie Kindercomité. In 1957 had de kunstenares een kleien exemplaar klaar. In 1958 werd het geplaatst op een stenen sokkel. In 2006 constateerde Lida Goede, beheerder van de site Buitenbeeldinbeeld.nl, dat op het voetstuk het naambordje Kattinka van Rood-Limpers prijkte, het beeld toewijzend aan Katinka van Rood. Behalve dat er een spelfout in de naam zat, bleek de genoemde kunstenares nooit onder de vermelde naam gewerkt te hebben. Eerdere afbeeldingen in Goedes bezit lieten de naam Gerda Rubinstien zien. In 2008 kwam de kunstenares vanuit Engeland naar Nederland en moest ook zien dat haar beeld aan een ander toegewezen was. Ze kon middels artikelen in Het Parool aantonen, dat zij wel degelijk de maakster was en het Stadsdeel Amsterdam corrigeerde het in de zomer van 2010. Het beeld inspireerde dichter Méland Langeveld tot het gedicht Vertraagde wind. Het Oosterpark is aangelegd op de voormalige begraafplaats De Ooster. In dat park staat tevens het beeld Bokkenrijder van Gerrit Bolhuis. Bolhuis maakte voor De Nieuwe Ooster, waarheen sommige graven van De Ooster naar toe verhuisden, een beeld onder de titel Spelende kinderen.

Klaartje de Zwarte-Walvischbrug
Klaartje de Zwarte-Walvischbrug

De Klaartje de Zwarte-Walvischbrug (brug 1925) is een bouwkundig kunstwerk in Amsterdam-Oost. Het vormt met brug 159 en de Jaap Kunstbrug (brug 1926) de verbinding tussen de noord- en zuidkant van het Oosterpark dat door midden gesneden lijkt door een vijver. De brug komt al voor op de tekeningen van de parkarchitect Leonard Springer uit 1893 en ook op de stadsplattegrond uit 1913 is een brug te zien. Echter, zo veelvuldig als brug 159 nabij uitgang Linnaeusstraat en Muiderkerk is gefotografeerd, zo weinig beelden zijn er van de bruggen 1925 en 1926 die meer centraal in het park liggen. In 1988 werd het Oosterpark gerenoveerd en werden ook de twee bruggen opnieuw gelegd. Zij kregen het uiterlijk mee van bruggen die elders in de stad in parken werden neergelegd; leuningen van zware houten balken vermoedelijk naar een ontwerp van Dirk Sterenberg werkend voor de Dienst der Publieke Werken. In 2016 werd die brug gerenoveerd en kreeg simpeler balustrades. Tijdens de uitwerking van de renovatieplannen van het park in de termijn 2010-2020 door Buro Sant en Co kregen de bruggen een nieuw uiterlijk, die teruggrijpt naar het ontwerp van de oorspronkelijke bruggen, maar de brugleuningen werden van moderne materialen gemaakt. Op 28 september 2017 besloot de gemeente Amsterdam de brug te vernoemen naar mantelnaaister en oorlogsslachtoffer Klaartje de Zwarte-Walvisch, die in maart 1943 opgepakt werd wonende aan de Tweede Oosterparkstraat.

Dansende beer
Dansende beer

Dansende beer is een kunstwerk in Amsterdam-Oost. Dansende beer is te zien op de voorgevel van het gebouw Derde Oosterparkstraat 159. De eerste bebouwing op dat adres kwam rond 1888. In de jaren zeventig en tachtig van de 20e eeuw vond rond dat adres grootschalige sloop plaats, waarbij op deze plek lang een gat tussen de nieuwbouw te zien was. Op de plek werd eind jaren tachtig een nieuw buurtcentrum gebouwd. Ter verfraaiing werden twee kunstwerken aan de voorgevel bevestigd. Ze zijn beide afkomstig van kunstenares Merina Beekman (1961-2009). Zij is vooral bekend van kunst met zwarte inkt. Dit is in het kunstwerk aan de Derde Oosterparkstraat terug te vinden in de beer, die oorspronkelijk inktzwart is maar door vandalenverf enigszins verkleurd is. De beer moet wijzen op het vermaak in het gebouw; inspiratie haalde Beekman uit getempte, geketende en mishandelde beren die elders in de wereld voor vermaak worden gebruikt. De beer is alleen in silhouetvorm te zien, maar vestigt door haar zwarte kleur de aandacht op de gehele gevel, die wordt gekenmerkt door veel baksteen met een beperkt aantal rechthoekige ramen. Rechtsboven de beer is nog een tableau te zien, dat lijkt op een geelkleurig kamerscherm met doorkijk, maar in wezen een uitgevouwde leporello is (boek in harmonicavorm). Deze drukvorm hanteerde Beekman vaak bij haar kunstboeken. De opengelaten vormen lijken op Arabische doorkijken of grafzerken in grillige vorm (in tegenstelling tot de strak rechthoekige ramen van het gebouw) en geven alleen een doorkijk op de achterliggende baksteenwand. Beekm constateerde aan het eind van haar leven dat ze door middel van haar kunstwerken het “kwaad” wilde weghouden.

Oosterparkbuurt (Amsterdam)
Oosterparkbuurt (Amsterdam)

De Oosterparkbuurt in Oud-Oost is het deel van de Nederlandse stad Amsterdam dat begrensd wordt door de Wibautstraat, Mauritskade, Linnaeusstraat en de spoorlijn Amsterdam - Utrecht. De wijk maakt deel uit van het stadsdeel Oost. De Oosterparkbuurt in zijn huidige vorm is aangelegd aan het eind van de negentiende eeuw. Voor die tijd liep in de polder het Oetgenspad op de plaats van de huidige Eerste Oosterparkstraat. In het Plan Kalff dat de stedenbouwkundige J. Kalff in 1876 tekende voor de Oosterparkbuurt en de meeste negentiende-eeuwse wijken, volgen de straten de oude verkavelingslijnen. Het Oetgenspad, de Oetewalerweg (Linnaeusstraat) en het Rhijnspoor (Wibautstraat) zijn in dat plan een gegeven. Vanaf 1881 werd begonnen met de uitgifte van bouwterreinen, en vanaf 1886 begon men met de aanleg van het Oosterpark in de plaats van het oude Muiderbosch, dat iets oostelijker lag. Het definitieve ontwerp voor het park is gemaakt door Leonard Springer. In 1926 werd in een hoek van het park, waar voorheen de (oude) Oosterbegraafplaats lag, het Koloniaal Instituut gerealiseerd, nu bekend als het Koninklijk Instituut voor de Tropen. De eerste (paarde)tramlijn naar het Oosterpark voerde in 1884 van het Alexanderplein naar de Linnaeusstraat. In 1903 werd deze lijn geëlektrificeerd en werd het tramlijn 9. De Oosterparkbuurt kreeg in 1906 een tweede tramverbinding, tramlijn 11 van het Weesperpoortstation via het 's-Gravesandeplein en het Oosterpark naar het Muiderpoortstation. In 1942 werd de verbinding langs het Weesperpoortstation vervangen door die via de Ruyschstraat. Sinds 1945 rijdt tramlijn 3 door de buurt. De aanvankelijke bedoeling om een wijk op stand te realiseren, mislukte door steeds voortgaande bezuiniging op de bouwbudgetten. Wel werden er fraaie huizen gerealiseerd aan het Oosterpark. Hier woonde ook de bekende schilder Willem Witsen, in het naar hem genoemde huis. Aan het Oosterpark kwam ook de uitbreiding van het Onze Lieve Vrouwe Gasthuis (Anna Paviljoen), oorspronkelijk gevestigd aan de Keizersgracht. Het katholieke ziekenhuis en de Bonifatiuskerk trokken veel katholieken naar de buurt. Ook vestigden zich er veel joden uit de binnenstad. In de Tweede Wereldoorlog werden veel joden tijdens razzia's uit hun huizen gehaald. Tekorten aan brandstof in de Hongerwinter leidden ertoe dat veel leeggehaalde huizen werden geplunderd ter wille van brandhout. Na de oorlog restte een trieste buurt, zowel in menselijk als in bouwkundig opzicht. In de jaren zeventig vond veel stadsvernieuwing plaats. In het algemeen werden huizenblokken met ruimere woningen op de plaats van afgebroken huizen neergezet, in hetzelfde stratenpatroon. Hier en daar leidde het slopen van oude woningen tot verzet van huurders en krakers. De laatste jaren zijn woningprijzen in de buurt gestegen, net als in de rest van de Amsterdamse negentiende-eeuwse ring. Het Oosterpark blijft een centrale ruimte voor recreatie. Het park kent verschillende beelden, waaronder het grote Nationaal Monument Slavernijverleden van Erwin de Vries.

Eikenplein 2-22
Eikenplein 2-22

Eikenplein 2-22 is een gebouw aan het Eikenplein in Amsterdam-Oost. Het is het enige pand aan de westzijde van het plein, ook aan de oostzijde van het plein staat slechts één gebouw, een school. Eikenplein 2-22 vormt een geheel met gebouwen aan de Tweede (200-242) en Derde Oosterparkstraat (201-235). Het complex is eigendom van de Elisabeth Otter-Knoll Stichting (EOKS), vernoemd naar Elisabeth Otter-Knoll. Zij had bij de exploitatie van de gronden in de Oosterparkbuurt gronden aangekocht. Deze gronden ruilde ze om aan een van haar idealen te voldoen in voor de grond waarop het gebouw zou komen. Zij wilde een opvanghuis stichten voor alleenstaande dames van gefortuneerde aard en ouder dan 55 jaar. De aanbesteding vond plaats in oktober 1904 in het American Hotel. In november 1904 zouden de eerste heipalen de grond in zijn gegaan. De bouw liep aanmerkelijke vertraging op door een staking van circa een half jaar van bouwvakkers. Deze staking kwam ook nog eens klimatologisch ongelukkig uit. Tijdens de staking werd het slecht weer en vocht maakte zich meester van bouwmaterialen en de reeds aanwezige inrichting. In 1908 kwam het gebouw gereed, maar de vocht was er maar moeilijk uit te krijgen. Men moest twee jaar flink kolen stoken om al het vocht uit het gebouw te krijgen, tapijt en kleden moesten weer verwijderd worden. In 1910 was het gebouw dermate droog dat verdere inrichting kon plaatsvinden; de inrichting zou luxueus moeten zijn. De dames op leeftijd kregen een zit- en een slaapkamer tot hun beschikking; in eerste instantie ging het om achttien weduwen, ongehuwde vrouwen of gescheiden vrouwen (het werden zeventien kamers aangevuld met een kamer voor een regent). Voor die laatste categorie moest echter gelden dat zij geen schuld hadden aan de scheiding. Er werd destijds een minimum inkomen geëist van 500 gulden per jaar. Het tehuis gaf een aanvullend inkomen van 300 gulden. Er was mogelijkheid betaalde maaltijden te nuttigen, maar alleen op de kamers; van een gezamenlijke maaltijd was geen sprake; men wilde nabootsing van het gestichtsleven. Er waren 700 gegadigden. De opening werd steeds uitgesteld. De architect van het geheel Jan van Looy, maakte de opening net niet mee. Hij overleed op 14 april 1911. Pas op 28 februari 1912 was het zover, dat intrek in het gebouw kon worden genomen. De journalist van Het nieuws van den Dag keek zijn ogen uit bij een bezoekje vooraf. De kamers waren van alle gemakken voorzien. Serviesgoed was van Limogesporselein. Betimmeringen en inrichting waren zoveel mogelijk in Lodewijk XVI-stijl en waren geleverd door de bekendste leveranciers. Er was bijzondere aandacht gegeven aan plafonds en schoorsteenmantels; kristallen kroonluchters werden uit Brussel aangevoerd; de firma Gunters & Meuser leverde verguld raam- en deurbeslag. Er waren conversatie-, lees- en uiteindelijk ook eetzalen. De regentenkamer was dan weer ingericht in empirestijl. In het gebouw hingen portretten van Elisabeth Knoll en haar eerste man Adolph Fortgens Otter, in 1884 vervaardigd door Jozef Israëls. In mei 1912 kwam koningin-moeder Emma van Waldeck-Pyrmont op bezoek. Een van de bekendste inwoonsters was de gepensioneerde harpiste Rosa Spier, naar wie later het Rosa Spier Huis zou worden genoemd, met opvang van kunstenaars. Pas in 1982 kreeg het gebouw een andere bestemming, het voldeed niet meer aan de moderne eisen van bejaardenverzorging. De Stichting verhuisde naar Loowaard 3 in Amsterdam Buitenveldert. Het gebouw aan het Eikenplein werd in 1983 omgebouwd tot woon- en werkruimte. Later volgde onder leiding van architecten Henk Duijzer en Nicole Bemer-Weve een nieuwe renovatie en werd het omgebouwd tot zelfstandige wooneenheden, nog steeds in de gedachte van de stichtster. Op 13 januari 2017 werd het geopend. Op 8 juli 1983 werd het gebouw tot gemeentelijk monument verklaard vanwege de eclectische bouwstijl met elementen uit de jugendstil. Tevens vond men de bouwvorm (U-vormig rond de binnentuin) en voorname uitstraling (entree, afzonderlijke daken en de vele dakkapellen) redenen om het de monumentenstatus te geven.

Mauritskade 57 (Amsterdam)
Mauritskade 57 (Amsterdam)

Mauritskade 57, Amsterdam is een gebouw met een adres aan de Mauritskade te Amsterdam, maar ligt in wezen tegen of in het Oosterpark. Het gebouw werd neergezet op het dan net geruimde gedeelte van de Oosterbegraafplaats dat dan nog wel van botten etc. geschoond moet worden. De nabijgelegen terreinen waren in erfpacht gegeven aan het Koloniaal Instituut onder de voorwaarde dat zij financieel zou bijdragen aan het Laboratorium van Gezondheidsleer van de gemeente Amsterdam. De bouw werd een gezamenlijke operatie omdat het KI er een afdeling tropische hygiëne wilde vestigen. Aan de architect Bernard Springer van de Dienst der Publieke Werken werd om een ontwerp gevraagd. Namens de Universiteit van Amsterdam vertrokken Rudolph Hendrik Saltet, dr. J.J. van Loghem, W.J. de Groot en Springer naar Hamburg, Berlijn, Parijs en Londen om de daar reeds gevestigde laboratoria te bekijken. Daarna verliep de oplevering traag. Pas in 1913 begon Amsterdam met het schoonmaken van de terreinen; in 1914 ging de paalfundering de grond in. Vervolgens wilde geen bouwbedrijf zich wagen aan dit werk tegen de opgegeven prijs. Omdat geld en materiaal schaars was tijdens de Eerste Wereldoorlog werd een soberder ontwerp gemaakt. Vermoed wordt dat architect Jo van der Mey (ook van PW) zich er daarmee bemoeid heeft en ook Allard Remco Hulshoff als chef gebouwen aldaar. De invloeden zouden terug te vinden in de bouwstijl die niet (meer) past in/bij de klassieke stijl van Springer. Pas eind 1917 is het gebouw klaar. In de jaren twintig werd het gebouw te klein en werd er een verdieping op geplaatst. Ook het Zoölogisch Museum Amsterdam was er enige tijd gevestigd. De extra verdieping verdwijnt weer in begin 21e eeuw en werd vervangen door twee nieuwe bouwlagen. Het laboratorium etc. is dan vertrokken en maakt rond 2013 plaats voor het Generator Hostel, een budgethotel. Alhoewel het een monumentaal gebouw is, is het nog niet tot gemeentelijk monument dan wel rijksmonument verklaard.

Limietpalen Oosterpark
Limietpalen Oosterpark

De Limietpalen Oosterpark zijn twee zuilen in Amsterdam-Oost. In het Oosterpark staan twee bijna identieke limietpalen (die de grens tussen twee gemeenten aangaven) of banpalen (1,5 mijl buiten de gemeente grens; de grens tot waar bannelingen de stad mochten naderen). Beide zuilen vermelden limietpaal en 1838 in het steen, maar één vermeldt ook Kom der Gemeente Amsterdam en laat een zwarte pijl zien. Beide palen zijn van elders afkomstig. De twee zuilen belandden in 1947 in de tuinen van het Stedelijk Museum Amsterdam. Toen dat museum een deel van haar tuin opofferde voor een nieuwe vleugel (1954) verhuisden de twee zuilen naar het Beatrixoord dat aan de noordzijde van het Oosterpark gevestigd was. Ze kregen daarbij gezelschap van de Banpaal Spaarnwouderdijk. De twee palen vormden een soort poort in een hekwerk tussen sanatorium en park. Een soortgelijke limiet- of banpaal is te zien op een schilderij van Mattheus Ignatius van Bree (Intocht van Napoleon te Amsterdam, 9 oktober 1811). Van Bree schilderde het moment dat Napoleon Bonaparte de stadssleutels van Amsterdam overhandigd krijgt in de buurt van de Linnaeusstraat die langs het Oosterpark loopt. De gemeentegrens van Amsterdam lag tussen wat later de Derde Oosterparkstraat en de Vrolikstraat werden, die eveneens in de buurt van het Oosterpark liggen. Gerrit Lamberts tekende even later ook een soortgelijke limiet of banpaal. De palen in het Oosterpark dateren echter van voor 1810 of na 1813. In de periode tussen 1810 en 1813 werd het Wapen van Amsterdam dat de palen dragen afgesloten met een vogel (zie Van Bree); daarvoor en daarna met een gravenkroon (zie Lamberts).