place

Nijlpaardenbrug

Bouwwerk van Dirk SterenbergBrug in Amsterdam-Centrum
2020 Brug 1907, zijaanzicht (2)
2020 Brug 1907, zijaanzicht (2)

De Nijlpaardenbrug (brug 1907) is een ophaalbrug voor voetgangers en fietsers uit 1987 in Amsterdam-Centrum. De brug ligt over het Entrepotdok en werd aangelegd in de periode dat de pakhuizen van het dok werden omgebouwd tot woningen. Er kwam toen ook een wandel- en fietsroute tussen de Plantage en Oostelijke Eilanden. De bruggen in deze omgeving hebben dierennamen, zo is er de Ezelsbrug, de Witte Katbrug, de Pelikaanbrug en de Zebrabrug. Ontwerper van de Nijlpaardenbrug is Dirk Sterenberg, die na een periode bij de Dienst der Publieke Werken als zelfstandig (brug-)architect was gaan werken. Er werd bezuinigd, daarom moest Sterenberg een bovenbouw van elders hergebruiken. (Duivendrechtsevaart en Haarlemmertrekvaart). De naamgeving is bijzonder. Een bewoner uit de omgeving wist te vertellen dat hier ooit nijlpaarden hadden gelopen van een schip bij het Entrepotdok naar Artis aan de Plantage Kerklaan. Hij opperde de naam en wilde die aanschouwelijk maken door nabij de brug een nijlpaardengroep van graniet te plaatsen. De naam is er gekomen, de beeldengroep niet. Voor de naamborden van de dierenbruggen ontwierp graficus Piet Schreuders het lettertype. Voor voetgangers en fietsers is de brug vrij steil vanaf de kade van het Entrepotdok. Sterenberg diende rekening te houden met de waterbus waarmee in die jaren korte tijd geëxperimenteerd is; de doorvaarthoogte werd gesteld op 2,89 meter. Die hoogte bleek later onnodig; de waterbus werd lager uitgevoerd dan voorzien. De brug is geschilderd in de kleuren geel, rood, blauw en zwart; het ondersteunde beton is lichtgrijs. De brug aan het andere eind van de Plantage Kerklaan, de Lau Mazirelbrug, is eveneens versierd met beelden van nijlpaarden uitgevoerd door Adrianus Remiëns. In IJburg werd in de 21e eeuw de Nijlpaardenschutsluis gebouwd; deze kreeg wel het beeld van een nijlpaard als blikvanger.

Fragment uit het Wikipedia-artikel Nijlpaardenbrug (Licentie: CC BY-SA 3.0, Auteurs, Beeldmateriaal).

Nijlpaardenbrug
Nijlpaardenbrug, Amsterdam Centrum

Geografische coördinaten (GPS) Adres Nabijgelegen plaatsen
placeToon op kaart

Wikipedia: NijlpaardenbrugLees verder op Wikipedia

Geografische coördinaten (GPS)

Breedte Lengte
N 52.368591666667 ° E 4.9138055555556 °
placeToon op kaart

Adres

Nijlpaardenbrug

Nijlpaardenbrug
1018 ZD Amsterdam, Centrum
Noord-Holland, Nederland
mapOpenen op Google Maps

2020 Brug 1907, zijaanzicht (2)
2020 Brug 1907, zijaanzicht (2)
Ervaringen delen

Nabijgelegen plaatsen

Gebouw Plancius
Gebouw Plancius

Gebouw Plancius is een voormalige joodse repetitieruimte en sociëteit aan de Plantage Kerklaan 61 te Amsterdam, tegenover Artis. In het rijksmonument uit 1876 is sinds 1999 het Verzetsmuseum Amsterdam gevestigd. De naam verwijst naar de Amsterdamse dominee en geograaf Petrus Plancius (1550-1622). Het werd tussen 1874 en 1876 gebouwd op initiatief van de joodse mannenzangvereniging Oefening Baart Kunst, naar een ontwerp van Nicolaas Vos. Voor de bouw moest een huis worden afgebroken dat Plancius heette, waarna werd besloten het nieuwe gebouw eveneens Plancius te noemen. Gebouw Plancius ging op 24 mei 1876 open en was tot 1894 in gebruik bij Oefening Baart Kunst. In 1881 werd er een wintertuin bij gebouwd, en in 1883 volgde een verbouwing door architect Dolf van Gendt. Na het vertrek van de zangvereniging was Plancius nog in gebruik als zalencentrum. Vanaf 1900 werd het gebouw minder rendabel en in 1913 werd het verkocht aan de Taxi-Auto-Maatschappij (TAM) die er een taxicentrale begon. Door architect Harry Elte werd achter het pand een garage met overkapping gebouwd. In 1919 werd de TAM overgenomen door de Amsterdamsche Rijtuig Maatschappij (ARM), die het taxibedrijf voortzette. Toen tijdens de Tweede Wereldoorlog weer paardentractie werd gebruikt was Plancius een tijdje een paardenstal. In 1944-1945 werden er Duitse voertuigen neergezet. De ARM verhuurde vanaf 1955 een deel van het gebouw aan een lingeriefabriek. In 1970 vertrokken beide bedrijven uit het gebouw dat vervolgens werd gebruikt door de Ongevallendienst van de Amsterdamse verkeerspolitie. In 1998 verhuisde het Verzetsmuseum naar gebouw Plancius. Het museum ging op 1 mei 1999 open. In 2001 werd gebouw Plancius aangewezen als rijksmonument.

Zeemanshuis (Amsterdam)
Zeemanshuis (Amsterdam)

Het Zeemanshuis (Zeemans-huis) te Amsterdam was gevestigd aan het Kadijksplein 17-18 in Amsterdam-Centrum. Het rechthoekige gebouw heeft zijgevels aan de Nieuwevaart/Prins Hendrikkade en Hoogte Kadijk. Het idee van het Zeemanshuis ontstond in het midden van de 19e eeuw. Men wilde toen zeemannen in havens niet meer over straat laten dolen alwaar ze met allerlei obscure zaken te maken kregen. Het eerste zeemanshuis zou staan in Londen, Wallstreet London Docks op welk terrein net het Brunswick Theater was afgebrand. Het was er tevens de bedoeling de vaak niet geschoolde zeelui (matrozen en dekknechten) op te stuwen in de vaart der volkeren, zo waren er een bibliotheek, een verenigingsruimte en werden er godsdienstoefeningen gehouden. Na Londen volgden andere havensteden zoals Portsmouth, Bristol en het nog Britse Cork. Een van de grootste stond in Liverpool, een gebouw waaraan vijf jaar was gewerkt (1846-1851). De positieve berichten omtrent de instelling zeemanshuis leidde in Nederland tot de oprichting van een vereniging om tot een soortgelijke instelling in Amsterdam te komen. Het Bestuur van het Zeemanshuis (W.C. van Vollenhoven van brouwerij De Gekroonde Valk om de hoek gevestigd en D.L.W. Hooglandt) besteedde in maart 1854 de eerste bouwwerken aan bestaande uit paalfundering en grondwerken in gelegenheid Het Wapen van Amsterdam aan de Kloveniersburgwal, hoek Rusland. Het adres was toen nog niet geheel uitgekristalliseerd: hoek van de Hoogte van den Kadijk en het Plein; de naam Kadijksplein was echter al eeuwen in gebruik. De aanbesteding gebeurde nog op basis van het ontwerp van architect Albert Jan Sevenhuijsen (1827-1876; bekend van het weeshuis in Den Helder). Die vertrok uit Amsterdam en de aannemer ging vervolgens failliet. Uitwerking duurde dus relatief lang, want pas twee jaar later volgde de aanbesteding van de “bouw op bestaande fundering” met een “eerstesteenlegging” op 18 maart 1856. Het ontwerp (bovenbouw) en de bouwbegeleiding was toen in handen van Abraham Nicolaas Godefroy. Dat gebeurde rond het tijdstip dat het Zeemanshuis in Rotterdam geopend werd. Rond 18 maart 1858 werd het gebouw geopend. Het gebouw was rond een centrale binnenplaats opgetrokken. In de 19e eeuw was het een dusdanig succes dat er in de loop der jaren steeds bijgebouwd werd, in 1915 nog onder leiding van architectenbureau Baanders met een extra verdieping kwam. Dat bureau gaf ook leiding aan grootscheepse verbouwingen in 1921 en 1935. Het bood toen ook onderdak aan de Zeevaartschool en de Electro Technische School. In de 20e eeuw liep het aantal bezoekers sterk terug, hetgeen deels werd opgevangen door ook vluchtelingen en drugsverslaafden in het pand onder te brengen. Een fusie met de Hogere Zeevaartschool Amsterdam (om de hoek) mocht niet baten. Men wilde dit tevens uitbreiden met een hotelgelegenheid voor de kleine beurs, maar werd slachtoffer van hokjesgeest. De ene instantie gaf er subsidie voor, maar er kwam niemand omdat de plaatselijke VVV het geen hotel vond. Dit leidde er toe dat de subsidie aan "Stichting Zeemans Welzijn Nederland" op 1 januari 1985 door het Ministerie van Sociale Zaken werd stopgezet. Bij de sluiting bleek dat er in de loop der jaren vaste bewoners in het gebouw waren getrokken, sommigen “woonden” er al acht jaar. Sluiting werd ook aangewakkerd doordat Amsterdam de haven verplaatste van het Oostelijk Havengebied naar het Westelijk Havengebied en de verplaatsing van de schippersbeurs naar Rotterdam. Tijdelijke krachten konden alleen daar nog een contract verkrijgen en aldaar was nog een functionerend zeemanshuis. In 1984 werd er nog gehoopt dat het een derde Jeugdherberg zou kunnen worden, maar dat ketste af. Het gebouw kreeg al vroeg een andere bestemming; er kwamen zendelingen wonen die vanuit Christian Urban Mission (Youth with a mission/Jeugd met een Opdracht) probeerden buurtbewoners waar nodig te bekeren. Alhoewel het geen Zeemanshuis meer is, staat het als gemeentelijk monument (202016) wel als zodanig op papier. Het betreft voor wat betreft de architectuur een sober gebouw in eclectische stijl. Die sobere stijl wordt nog benadrukt doordat het kasteelachtige uiterlijk met torens op de hoeken verloren ging toen tijdens de verbouwingen onder Baanders die torens verdwenen. Vlak voor de definitieve sluiting werd op het pleintje voor de deur het beeld Zeeman van Joost Barbiers neergezet. Van 1965 tot 1975 was Gerardus Jacobus Cornelis Hoff (1908 - 2000) directeur van het Zeemanshuis.

Aanslag op het Amsterdams bevolkingsregister
Aanslag op het Amsterdams bevolkingsregister

De aanslag op het Amsterdams bevolkingsregister door leden van het verzet in de Tweede Wereldoorlog vond plaats in de nacht van 27 maart 1943 in het gebouw van de gemeente Amsterdam aan de Plantage Kerklaan 36. In de voormalige concertzaal van Artis aan de Plantage Kerklaan 36-38 bevond zich tijdens de Tweede Wereldoorlog het bevolkingsregister van Amsterdam, met daarin onder andere de gegevens van circa 70.000 Amsterdamse Joden. Een verzetsgroep, met als leiders Gerrit van der Veen en Willem Arondéus (schuilnaam Smit), pleegde in de nacht van 27 maart 1943 een aanslag op het Amsterdamse bevolkingsregister om de gegevens te vernietigen. De aanslag lukte, hoewel het uiteindelijke effect minder was dan verwacht. Alle plegers van de aanslag werden niet veel later opgepakt. Gerrit van der Veen werd kort na zijn arrestatie op 10 juni 1944 in de duinen bij Overveen geëxecuteerd. De andere deelnemers aan de aanslag op het bevolkingsregister waren Frieda Belinfante, Johan Brouwer, Sam van Musschenbroek, Karl Gröger, Henri Halberstadt, Rudi Bloemgarten, Guus Reitsma, Cornelis Roos, Koen Limperg, Sjoerd Bakker, Cornelis Leendert Barentsen en Coos Hartogh. De enigen van de groep die de oorlog overleefden, waren Frieda Belinfante, Cees Honig, Jan Roovers en Willem Beck. Ook Willem Sandberg, die wel aan de voorbereiding had meegewerkt maar niet aan de aanslag zelf, overleefde de oorlog. De dichter Martinus Nijhoff, die als explosievendeskundige had meegewerkt aan de voorbereidingen voor de aanslag, overleefde eveneens de oorlog. Maarten van Gilse, die eveneens bij de voorbereidingen betrokken was, werd op 1 oktober 1943 met achttien andere leden van de opgerolde verzetsgroep CS-6 gefusilleerd.