place

's-Gravelandseveer

Straat in Amsterdam-Centrum
Sgravelandseveer01b
Sgravelandseveer01b

Het 's-Gravelandseveer is een straat in het centrum van Amsterdam. De straat is gelegen aan de noordzijde van de Amstel en vormt het zuidelijke gedeelte van het schiereiland tussen de Groenburgwal en Kloveniersburgwal. Vanuit het oosten gezien loopt de Groenburgwal over in de straat. In het westen bij de Halvemaansbrug, die een verbinding met de andere Amsteloever geeft, gaat de straat met een bocht naar rechts over in de Kloveniersburgwal. De naam van de straat verwijst naar de vroegere ligplaats van de beurtschepen die voeren naar in het Gooise dorp 's-Graveland waar een aantal Amsterdamse regentenfamilies hun buitenverblijf had. De naam van de straat is bij een raadsbesluit van 2 september 1913 gegeven. Voor deze tijd heette de kade Binnen-Amstel.

Fragment uit het Wikipedia-artikel 's-Gravelandseveer (Licentie: CC BY-SA 3.0, Auteurs, Beeldmateriaal).

's-Gravelandseveer
's-Gravelandse Veer, Amsterdam Centrum

Geografische coördinaten (GPS) Adres Nabijgelegen plaatsen
placeToon op kaart

Wikipedia: 's-GravelandseveerLees verder op Wikipedia

Geografische coördinaten (GPS)

Breedte Lengte
N 52.367727777778 ° E 4.8967694444444 °
placeToon op kaart

Adres

's-Gravelandse Veer 7-2
1011 KN Amsterdam, Centrum
Noord-Holland, Nederland
mapOpenen op Google Maps

Sgravelandseveer01b
Sgravelandseveer01b
Ervaringen delen

Nabijgelegen plaatsen

Staalhof (Amsterdam)
Staalhof (Amsterdam)

Het Staalhof was een 17e-eeuws gebouwencomplex op de hoek van de Staalstraat en de Groenburgwal in Amsterdam. Het is vooral bekend van Rembrandts schilderij De Staalmeesters, dat hier tot 1771 hing. Het Staalhof was het centrum van de lakenindustrie, de textielindustrie die de omgeving rond het gebouw domineerde. Hier werden de stoffen gekeurd door keurmeesters, de "staalmeesters", zo genoemd omdat ze gebruik maakten van stalen (proeflappen). Al in de 18e eeuw kwam de uitdrukking "staalmeesters" in zwang. Het vijfkoppige college van keurmeesters werd ieder jaar op Goede Vrijdag aangesteld. Het Staalhofcomplex bestond uit een zijdehal, een lakenhal en een saaihal (saai was een licht gekeperde wollen stof, dat wil zeggen met een diagonaal patroon). Van de Saaihal (1641) aan Staalstraat 7 is de gevel van Pieter de Keyser intact gebleven. De lakenhal aan Groenburgwal 42 werd in 1827-1829 drastisch verbouwd tot de Engelse Episcopale Kerk, het eerste neogotische bouwwerk in Nederland. In dit gebouw kwam de anglicaanse gemeenschap echter al sinds 1771 bijeen. In 1662 voltooide Rembrandt een portret van de vijf waardijns van het Staalmeestersgilde en hun bediende, Dit beroemde schilderij, later bekend geworden als De Staalmeesters, heeft tot 1771 in de vergaderkamer van de lakenhal gehangen. In deze zaal hingen ook andere groepsportretten die uit de 16e eeuw stamden. De schilderstijl van het portret duidt aan dat Rembrandt precies wist waar het zou komen te hangen – hoog boven de schouw, met lichtinval van links – want hij paste de lichtval en het perspectief er aan aan. Zelfs de lambrisering op de achtergrond van het doek kwam vermoedelijk overeen met de muren van de vergaderkamer in het Staalhof. Toen het gebouw in 1771 haar functie verloor, verhuisde het schilderij naar het stadhuis op de Dam. Het hangt nu in het Rijksmuseum.

Aluminiumbrug
Aluminiumbrug

De Aluminiumbrug (brug 222) is een ophaalbrug in Amsterdam-Centrum. Ze overspant de Kloveniersburgwal in Amsterdam en verbindt zo de Nieuwe Doelenstraat met de Staalstraat. Er ligt hier al eeuwen een brug. Pieter Bast tekende hier al een brug in op zijn stadsplattegrond van 1599. Deze brug is in dezelfde uitvoering te zien op de plattegrond van Balthasar Florisz. van Berckenrode uit 1625: Een houten brug met een beweegbaar middendeel. Voor de westelijke toegang tot de brug lagen de Clovereniers Doelen, de naamgever van de Nieuwe Doelenstraat en het latere hotel. In die tijd stond er nog de Svych Toren Utrecht, die toren, een dwinger genaamd, was destijds ook naamgever van de brug Dwingerbrug. Ten oosten van de brug lagen stadstimmertuinen. De gracht waar de brug overheen lag heette toen nog de Oude Cingel. De moderne geschiedenis van de brug begint in september 1875. Toen besteedde de gemeente Amsterdam aan het vervangen van het houten basculerende deel van de houten brug, die nog werd vastgelegd door Pieter Oosterhuis. Die brug, geplaatst voor 8888 gulden hield het niet lang uit. In december 1896 volgde een nieuwe aanbesteding. Er moest een brug komen, een ijzeren ophaalbrug en bijbehorende werken ter vervanging van de bestaande dubbele basculebrug no. 222. Er moest daarvoor overlegd worden met de ingenieur, chef van het hoofdbureau van de Publieke Werken waar op dat moment stadsarchitect Adriaan Willem Weissman werkte. Die brug had drie doorvaarten (twee aanbruggen) en een stalen hameipoort. In 1936 moest de scheepvaart deels voor een dag gestremd worden; er moesten werkzaamheden aan de brug verricht worden. Een aantal maanden later werd het rijdek vervangen, er kon geen rijverkeer over de brug. In 1955 begonnen de werkzaamheden om de brug opnieuw te verbreden, de bestaande brug was zo roestig, dat het een gevaar voor relatief zwaar verkeer vormde. Door te kiezen voor een val van aluminium kon ongeveer 150.000 gulden bespaard worden. Er werd vanaf 29 augustus 1955 aan de brug gewerkt, waarbij voor het eerst in Nederland een aluminium brugdek werd geplaatst. De verbreding geschiedde van 7,40 tot 8,60 meter, bovendien schatte men in, dat het brugdek van 13,5 ton nauwelijks zwaarder was dan het origineel (13 ton) maar wel vijf keer steviger. Het brugdek alleen woog 10 ton, de uiteindelijke besparing was 130.000 gulden. Bij oplevering was de brug kennelijk al ingehaald; er zouden er al zes van dergelijke bruggen (aluminium overspanning) verspreid over de wereld liggen, maar werd wel vernoemd naar het metaal waarvan het brugdek gemaakt is. De brug, alhoewel ophaalbrug, is eind 20e eeuw/begin 21e eeuw uit de bediening gehaald. In de 21e eeuw wordt de brug geplaagd door toeristen, die er liefdesslotjes aanhangen. Deze relatief zware sloten vormen een bedreiging voor de relatief lichte constructie van de brug. Het monumentenregister omschreef de brug in 2017, als zijnde een brug tussen land- en waterhoofden van baksteen met boog- en dekstukken van natuursteen. De val is geconstrueerde met stalen randliggers en een aluminium brugdek. Geklonken stalen hameipoort en balans met vakwerk maken het uiterlijk compleet. Het bewegingswerk is uitgevoerd in de vorm van kwadranten. De ophaalbrug heeft stalen hefkettingen en stalen brughekken. De balustraden vormen een mengeling van figuraties uit staal en smeedijzer.

Halvemaansbrug (Amsterdam)
Halvemaansbrug (Amsterdam)

De Halvemaansbrug (brug 221) is een vaste brug in Amsterdam-Centrum. Hij vormt de verbinding tussen de twee kaden van de Amstel (hier Binnen Amstel genoemd) in de binnenstad van Amsterdam. Aan de noordzijde ligt nog een kade van de Kloveniersburgwal en 's-Gravelandseveer (kade van de Amstel). Aan de zuidkant heet de kade van de Amstel gewoon naar de rivier. Hier leidt de brug rechtstreeks in de Halvemaansteeg. Ten zuidoosten van de brug ligt het theater De Kleine Komedie. De oorspronkelijke brug werd gebouwd in de 17e eeuw, vermoedelijk 1626. De brug werd in 1863 (met een noodbrug naast de bouwput) vernieuwd naar een ontwerp van toen stadsarchitect Bastiaan de Greef. De brug bestond uit vier vaste overspanningen. De vijfde, middelste, overspanning was een dubbele basculebrug. De brug overleefde toen een wijziging in tenaamstelling aangevraagd door koning Willem III der Nederlanden naar Oranjebrug (de naam werd niet overgenomen). Ook in 1904 werd de brug vernieuwd. De laatste grote aanpassing volgde in 1939/1940, toen er een vaste plaatbrug naar ontwerp van architect Piet Kramer werd neergelegd. Ook deze brug was nodig in verband met het toenemende en zwaarder wordende verkeer. Kramer had te maken met het feit dat de brug ingekort moest worden. De zuidelijke kade van de Amstel werd onderdeel van de binnenring en werd ter plaatse aanmerkelijk verbreed, hetgeen de brug deed “krimpen” tot circa 50 meter. Kramers brug heeft vier overspanningen. Hoewel ze gebouwd werd met geld uit het werkfonds, is ze toch nog enigszins versierd. Er zijn zeediervormige granieten sluitstenen, het jaartal 1939 is uit een van de sluitstenen gebeiteld, zijn granieten blokjes ontbreken niet. Ook zijn de balustrades versierd (een serie aan elkaar gesmede metalen staven). De naam van de brug is anders dan bij andere Amsterdamse bruggen niet aangebracht op de leuningen, maar uit twee van de sluitstenen gebeiteld. Tijdens de aanleg voer een pontje (voetveer) heen en weer. De verklaring van de naam is niet eenduidig, er zijn een aantal verklaringen in omloop: Stadatlas van Amsterdam: een vroege versie van de brug had de vorm van een halve maan, de brug is in deze versie dus tevens de naamgever van de straat; Sebas Baggelaar en Simon van Schaik: "de vorm van het halfront aan den Aemstel", waarop nu Hotel de l'Europe staat heeft de vorm van een halve maan; in de Halvemaansteeg was einde 19e begin 20e een slijterij, tapperij, waarbij op een raam boven de deur vermeld zou zijn Van ouds "De halve (maan)"; hetgeen versterkt wordt door de tekening van Bep Bijtelaar.

Staalmeestersbrug
Staalmeestersbrug

De Staalmeestersbrug (brug 227) is een ophaalbrug in Amsterdam-Centrum. Ze overspant de Groenburgwal en ligt in Staalstraat, die aan beide zijden van de Groenburgwal ligt. Het is naast brug 226 de enige brug over de gracht. De brug, zelf een gemeentelijk monument vanaf 1995 wordt omringd door gemeentelijke en rijksmonumenten, maar er is hier ook relatieve nieuwbouw te vinden. De brug is een toeristische attractie, echter niet altijd voor de klassieke brug zelf. Vanaf de brug is er een fraai uitzicht op de toren van de Zuiderkerk, hetgeen door diverse kunstenaars is vastgelegd. De beroemdste daaronder is zonder meer Claude Monet, die het schilderde in De Zuiderkerk, Amsterdam gezien vanaf de Groenburgwal en en-passant ook de brug meenam, Monet zou een reeks Amsterdamse schilderijen maken. Van recentere datum is de wens van stelletjes onder de toeristen zogenaamde liefdesslotjes te hangen aan de tuidraden van de brug. De constructie van de brug is echter niet bestand tegen het zware metaal dat zodoende aan de brug komt te hangen; de brug wordt daarom regelmatig ontdaan van de slotjes. Er ligt hier al eeuwen een brug. Op de kaarten van Cornelis Anthonisz. uit 1538 en 1544 staat wel al het gebied “Die Ramen” (lakenramen) aangegeven, maar bruggen ontbreken. De brug is wel te zien op de kaart van Pieter Bast uit 1599. Balthasar Florisz. van Berckenrode uit 1625 laat een ophaalbrug zien over de Groene Burch Wal en wat dan nog de noordoever van de Amstelrivier is. Het gebied ten zuiden van de Staalstraat werd later aangeplempt. Ten westen van de brug lag de Stads Steenhouwery. De moderne geschiedenis van de brug begint in 1897. Bij een ontploffing dan wel brand in het gebouw Staalstraat 12 werd de brandstichter, die samenwerkte met de gebruiker van het gebouw en zijn dienstmeid, dermate zwaar gewond, dat zijn vingers bij de deuropening werden gevonden en stukken huid bij deze brug. In 1912 moest de brug acht dagen uit dienst worden genomen voor herstelwerken. Er was geen scheepvaart mogelijk omdat de brug niet "opgehaald" kon worden. Midden jaren twintig is de brug aan vervanging toe. Er werd door burgemeester en wethouders voorgesteld de brug te vervangen door een bredere en vaste brug. De schoonheidscommissie, met werkgroep Oud-Amsterdam, kwam daartegen in verweer. Zij vond een vaste brug hier niet passen en streed voor behoud van de bestaande brug met wat vernieuwingen. Als redenen daarvoor werden aangevoerd: het prachtige uitzicht vanaf het water van de Amstel naar de Zuiderkerk (zie Monet) de gemeente verwachtte een toenemende verkeersstroom; de schoonheidscommissie ging hiertegen in met de opmerkingen dat de Staalstraat (toen al) niet meer verkeer kon verdragen; tevens dat de aanvoer vanuit de Nieuwe Doelenstraat zou ook gering blijven, want die zat ook al aan haar maximale capaciteit; bovendien de Staalstraat leidde nergens naar een doorgaande verkeersroute; ook wilde de gemeente de drukte op het Amsterdam terugbrengen, hetgeen een verbreding van bruggen en wegen er naar toe weer teniet zou doen. Het enige dat B&W daartegenin brachten was dat het stukje Groenburgwal grenzend aan de brug nauwelijks enige esthetische kwaliteiten had (eind 20e eeuw zijn bijna alle gebouwen monumenten) en dat het verkeer toch toenam. Er werd twee jaar over gedaan om uiteindelijk tot de beslissing te komen om de toenmalige brug te vervangen door een brug met hetzelfde uiterlijk, de Publieke Werken ging ermee aan de slag. Werkzaamheden begonnen op 9 juli 1928, de vaart werd acht weken gestremd voor te hoge schepen (1,80 meter boven AP). Een week later werd de brug ook voor rijverkeer gesloten. In mei 1964 is er groot onderhoud aan de brug nodig. Er kwam bijna een geheel nieuwe brug want het bruggedeelte en de balans moesten vernieuwd worden. Het leverde een stremming op van twaalf dagen, alleen voetgangers konden over een noodbrug de Groenburgwal oversteken. Zo bleef een van de (toen) weinige houten ophaalbruggen bewaard voor de stad; de andere waren de Magere brug en Walter Süskindbrug. De brug dankt zijn naam aan de nabijgelegen Saaihal, waar de staalmeesters textielstalen keurden. Een aantal van hen werd door Rembrandt van Rijn vastgelegd in zijn schilderij De staalmeesters. Dat schilderij is tevens naamgever van de Staalmeesterslaanbrug in Amsterdam Nieuw-West.

Swych Utrecht
Swych Utrecht

Swych Utrecht (ook wel geschreven als Swygh Utrecht, Svygh Utrecht, Swijgh Utrecht, Swyght Utrecht, Zwigt Utrecht of Utrecht Swijgh) was een toren in de stenen stadsmuur van Amsterdam. De toren werd in 1882 gesloopt om plaats te maken voor het huidige Doelen Hotel aan de Nieuwe Doelenstraat. Swych Utrecht werd in 1482 gebouwd, tegelijkertijd met de stadsmuur die op bevel van Maximiliaan van Oostenrijk werd aangelegd. De naam van de toren ("zwijg Utrecht") refereert aan het primaire doel van de toren en de gehele stadsmuur: het verdedigen van de stad tegen mogelijke aanvallen door troepen van de bisschoppen van Utrecht. De toren werd ergens tussen 1650 tot 1655 geschetst door Rembrandt van Rijn. Deze tekening is nu in de collectie van het Rijksmuseum. De toren diende als de oorspronkelijke Kloveniersdoelen. In 1638 werd het doelencomplex uitgebreid met een moderne nieuwe vleugel die tegen de toren aan werd gebouwd. In de grote feestzaal op de eerste verdieping van dit gebouw hing De Nachtwacht van Rembrandt, tot dit doek in 1715 naar het Stadhuis op de Dam (het huidige Koninklijk Paleis) verhuisde. Het was een groepsportret van een van de schutterscompagnieën die in de doelen bijeenkwamen. Swych Utrecht werd gesloopt om plaats te maken voor het nieuwe Doelen Hotel. De gevelsteen van dit hotel, van de hand van J.H. Teixeira de Mattos, toont de voormalige toren Swych Utrecht. Ook het koepeltorentje van het hotel is een verwijzing naar het vroegere gebouw.