place

Bethaniënklooster

Concertzaal in AmsterdamRijksmonument in Amsterdam-CentrumVoormalig klooster in Noord-Holland
Bethanienklooster amsterdam
Bethanienklooster amsterdam

Het Bethaniënklooster is een voormalig 15e-eeuws klooster op de Wallen in Amsterdam, gewijd aan Maria van Bethanië (Maria Magdalena). Het is een van de weinige overblijfselen van het middeleeuwse kloostergebied aan oudezijde, naast de Waalse Kerk (de voormalige kapel van het Sint-Paulusbroederklooster) en de Agnietenkapel. Bij zijn grootste omvang omvatte het Bethaniënkloostercomplex het gehele gebied tussen Bloedstraat, Oudezijds Achterburgwal, Oude Hoogstraat en Kloveniersburgwal. Van het klooster bestaat nu nog de noordvleugel in de Barndesteeg. Het gebouw bestaat uit twee verdiepingen die grotendeels zijn samengevoegd tot één zaal, een crypte (kelder) en een kap die studentenkamers bevat. De overwelfde crypte stamt nog grotendeels uit rond 1450. Het gebouw werd in 1970 aangewezen als rijksmonument. De straatnamen Bethaniënstraat, Bethaniëndwarsstraat en Koestraat herinneren nog aan het klooster. De naam Koestraat verwijst naar de koeien die door de nonnen werden vetgemest voor de maaltijden van de schutterijen.

Fragment uit het Wikipedia-artikel Bethaniënklooster (Licentie: CC BY-SA 3.0, Auteurs, Beeldmateriaal).

Bethaniënklooster
Koestraat, Amsterdam Centrum

Geografische coördinaten (GPS) Adres Nabijgelegen plaatsen
placeToon op kaart

Wikipedia: BethaniënkloosterLees verder op Wikipedia

Geografische coördinaten (GPS)

Breedte Lengte
N 52.372222222222 ° E 4.8983333333333 °
placeToon op kaart

Adres

Koestraat 5E
1012 BW Amsterdam, Centrum
Noord-Holland, Nederland
mapOpenen op Google Maps

Bethanienklooster amsterdam
Bethanienklooster amsterdam
Ervaringen delen

Nabijgelegen plaatsen

Kloveniersburgwal 26
Kloveniersburgwal 26

Kloveniersburgwal 26 te Amsterdam is een gebouw aan de Kloveniersburgwal in Amsterdam-Centrum. Het staat bekend als het Klein Trippenhuis, het staat namelijk schuin tegenover het Trippenhuis op huisnummer 29. Beide gebouwen zijn rijksmonument. Huisnummer 26 is één van de smalste gebouwen in Amsterdam. Het is slechts circa 2,40 meter breed. Het in breedte kleine gebouw werd neergezet omstreeks 1696 (jaartal in de gevel) naar een ontwerp van vermoedelijk Justus Vingboons, schepper van het veel grotere Trippenhuis met een breedte van 22 meter. Het ontstaan van het kleine huis is vervat in een aantal anekdotes: Een bediende (en zijn vriendin) van Hendrick Trip en Louys Trip, zagen de bouw van het grote Trippenhuis en zuchtte “hadden wij maar een huisje zo breed als de deur van het Trippenhuis”, dan zou ik al gelukkig zijn; een van de van gebroeders Trip stond toevallig achter hem en de bediende schrok terug met “het is maar een grapje”; Trip zou daarop hebben gezegd, dat hij zou kijken of er nog wat materiaal overbleef voor een pand ter breedte van een deur in zijn pand. Geschiedkundig onderzoek leverde de ontkenning van het verhaal op; er zit 34 jaar tussen de oplevering van de gebouwen (groot 1662, klein 1696); beide broers Trip waren in dat laatste jaar overigens ook al overleden (respectievelijk 1684 en 1666) Het zou ook het resultaat kunnen zijn van een weddenschap om een zo smal mogelijk gebouw neer te zetten. Ook nu weer gold de breedte van de deur van het Trippenhuis als maatstaf Een kleine wraakneming van Vingboons, die niet geheel zijn zin kreeg bij het Trippenhuis en overgebleven materiaal gebruikte om te laten wat hij er allemaal niet mee had kunnen doen; dit verhaal kon ook naar de prullenmand vanwege de jaren tussen de opleveringen Matthias Trip (zoon van Hendrick) zou een huisje hebben neergezet voor zijn minnares; echter Trip en zijn vrouw woonden in 1696 niet hier maar aan de Keizersgracht. Probleem bij dit alles is dat de geschiedenissen opgebouwd zijn uit mondelinge overlevering. Ook het jaartal kan bedrieglijk zijn, dergelijke datumstenen werden ook wel gebruikt als er een nieuwe gevel geplaatst werd. De smalte wordt toegewezen aan de plaatselijk belasting voor huizen; deze werd berekend op basis van de gevelbreedte. Dit wordt mede ingegeven omdat de achtergevel bijna zeven meter breed is; het gebouw is gelegen om Kloveniersburgwal 22-24 heen (of Kloveniersburgwal 22-24, dat jonger is, is neergezet op een nog beschikbare ruimte). De tijd kon wel vastgesteld worden aan de hand van het beeldhouwwerk in de voorgevel. Jan Gijselingh (de jonge) ontwerp en/of leverde onder meer vrouwelijke sfinxen, druiven, zonnebloemen en zandloper uit Bentheimer zandsteen. Historische Vereniging Amsterdam schat in dat het gebouwd is om een steeg dicht te bouwen; het pand kent met twaalf meter een opmerkelijke diepte. De stadsplattegrond van Balthasar Florisz. van Berckenrode laat echter tussen de Koestraat en Bethaniënstraat (waar het gebouw staat) geen steeg zien. De winkelpui is van later datum; vanaf het midden van de 19e eeuw zijn er winkels in het pand gevestigd. In 1974 vond er een grootscheepse renovatieplaats. Het gebouw is sinds 25 juni 1970 een rijksmonument; de omschrijving in het monumentenregister is summier: Pand met zeer smalle zandstenen lisenengevel onder gebeeldhouwde gebogen beëindiging (1696).

Hash Marihuana & Hemp Museum
Hash Marihuana & Hemp Museum

Het Hash Marihuana & Hemp Museum is een museum in Amsterdam. Het museum is in 1987 opgericht door de ondernemer en cannabiszaadteler Ben Dronkers, samen met zijn vriend Ed Rosenthal. Sinds de opening van het museum is de collectie gegroeid tot meer dan 9000 objecten. Het museum verwelkomde in 2008 zijn twee miljoenste bezoeker. Na een renovatie van een jaar heropende het museum in april 2012 zijn deuren. In 2012 opende het museum een tweede vestiging in Barcelona, het Hash Marihuana Cáñamo & Hemp Museum. Het museum toont aan de hand van een thematische opstelling de geschiedenis en het gebruik van hash, marihuana en hennep door de eeuwen heen. Naast het recreatieve gebruik van de plant, worden ook de rol die cannabis heeft gespeeld binnen religies en het medicinale gebruik van marihuana in het verleden en in de toekomst belicht. Een apart deel van het museum (gelegen aan dezelfde gracht) is de Hemp Gallery, die is gewijd aan industriële hennep en de wijze waarop de plant vroeger werd verwerkt tot kleding, touw, papier, schildersdoek of visnetten. Ook de voedzame eigenschappen van hennepzaad en de manier waarop hennep nu als duurzame grondstof kan dienen voor de bouwsector, de auto-industrie of de kledingindustrie zijn te zien. De collectie van het museum is divers. Het museum bezit zeventiende-eeuwse schilderijen van kunstenaars als Adriaen Brouwer, David Teniers de Jonge, Hendrick Martensz. Sorgh en Adriaen van Ostade, negentiende-eeuwse medicijnflesjes met cannabis als ingrediënt, een vroege druk (1608) van het Cruydt-Boeck van Rembert Dodoens; ongeveer 1100 boeken gerelateerd aan hash, marihuana en hennep, Reefer Madness-filmaffiches, spinnewielen, weefgetouwen, werktuigen waarmee hennep werd verwerkt, prenten en foto's van rokende mensen uit diverse culturen. In een tuin wordt een aantal levende planten getoond. Het museum geeft bezoekers een brochure met daarin informatie over de tentoongestelde objecten en heeft het boek Marihuana hennep, pleidooi voor mens en plant uitgegeven. Het museum is gevestigd op de Wallen. De eigenaren van het museum beheren nog een hennepzaadwinkel naast het museum.

Bushuissluis
Bushuissluis

De Bushuissluis (brug 224) is een vaste brug in Amsterdam-Centrum. Sluis staat hier voor stenen brug; er heeft hier geen sluis gelegen. Ze overspant de Kloveniersburgwal en verbindt zo de Oude Hoogstraat met de Nieuwe Hoogstraat. Het is de noordelijkst gelegen brug over de Kloveniersburgwal voordat ze (richting noorden) onder de Nieuwmarkt duikt en daarna verder gaat als Geldersekade. De brug wordt (behalve aan de zuidwestkant) omringd door gemeentelijke en rijksmonumenten, waar van het Trippenhuis het bekendst is. Er ligt hier al eeuwen een brug. Pieter Bast tekende in zijn kaart van 1599 hier al een ophaalbrug in. De kaart van Balthasar Florisz. van Berckenrode uit 1625 laat een juistere positie van de brug zien ten opzichte van de Zuiderkerk en haar begraafplaats. De brug voert dan over de Oude Cingel en ligt tussen de Oude en Nieuwe Hoogh-straet. Die ophaalbrug moet al snel daarna vervangen zijn, kunstschilder Jan van Kessel documenteerde rond 1672 een welfbrug met vijf bogen, waarvan de vier aan de zijkant al dienden tot opslag. Hij legde de brug vast toen hij een schilderij maakte van de naamgever van de brug: het Bushuis, een wapenopslagplaats van de gemeentelijke schutterij. Die welfbrug werd rond 1802 vervangen door een brug met maar een doorvaart, getuige een bouwtekening in het bezit van Beeldbank Amsterdam. Die hoge brug werd rond 1890 weer onderwerp van gesprek, men wilde een lagere brug of indien mogelijk demping van de burgwal tussen Nieuwmarkt en de Hoogstraten. Enkele raadsleden drongen aan op een spoedige verlaging en verbreding toen eenmaal de demping van tafel was. Anderen meldden dat snelheid hier niet aan de orde was, want bouwwerkzaamheden hier waren niet mogelijk in verband met de grondige verbouwing van het Bushuis/Oost-Indische Huis. Pas in mei 1892 volgde de aanbesteding voor de benodigde materialen voor deze en drie andere bruggen en het verlagen en verbreden van brug 224. De werkzaamheden werden begeleid door de stadsingenieur. Er moesten sloopwerken aan te pas komen, die het verkeer hier danig verstoorden; voetgangers konden gebruik maken van een noodbrug. Er kwam toen een standaardmodel van een ijzeren liggerbrug. Die brug hield het net geen eeuw uit. Bij een grootscheepse aanpak van de Oude en Nieuwe Hoogstraat in de periode 1983-1985 werd ook de brug wederom vernieuwd. Het was destijds de vraag of de brug daarbij weer haar oude welfvorm kreeg of dat men koos voor het ontwerp uit 1892. Men besloot deze brug in de vorm van de brug van 1892 te laten, maar zij kreeg daarbij wel de moderne bouwmiddelen mee.

Bushuis
Bushuis

Het Bushuis was het geschutsmagazijn van de stad Amsterdam. Het is gebouwd omstreeks 1550 en afgebroken in 1890 of 1891 om plaats te maken voor het huidige neogotische gebouw. Het pakhuis had een korte gevel aan de Oude Hoogstraat en een lange zijde aan de Kloveniersburgwal. Het was het eigendom van de stad. In 1603 huurde de pas opgerichte VOC een deel van het pand voor de opslag van haar goederen. Twee jaar later kreeg ze beschikking over het geheel, en vertrok de schutterij naar de Singel. Aan de zuidzijde werden al gauw bijgebouwen rond een binnenhof neergezet. In 1604 was begonnen met de bouw van het Oost-Indisch Huis, dat in 1606 in gebruik werd genomen. Deze bebouwing is toegeschreven aan de stadsarchitect Hendrick de Keyser: zijn hand is te zien in de zandstenen banden en blokken, de ornamenten onder de ontlastingsbogen en de afsluitende balustrade op de topgevel, alles in de stijl van de Hollandse Renaissance. De Heeren XVII, het centrale college van bestuur van de zes kamers van de Compagnie, hielden hier hun halfjaarlijkse vergaderingen. De twintig bewindvoerders van de kamer Amsterdam zetelden hier permanent. De Heeren XVII kwamen bij toerbeurt zes jaren bijeen in het Oost-Indisch Huis, en vervolgens twee jaren in Middelburg. Tot de ontbinding van de VOC in 1798 was zij hier gevestigd. Daarna, tot 1808, was het de zetel van het koloniaal bestuur. Tegenwoordig is het complex Bushuis / Oost Indisch Huis een onderdeel van de Universiteit van Amsterdam, het dient nu voornamelijk als huisvesting voor de Faculteit der Geesteswetenschappen van de Universiteit van Amsterdam. Het Stads-Bushuis uit 1606 aan het Singel werd het nieuwe arsenaal, met twee grote deuren voor de kanonnen. De fraai gerestaureerde gevel is nu nummer 423.